2. Paragrafen

Dit hoofdstuk bestaat uit zeven in het BBV voorgeschreven paragrafen. De onderwerpen van de paragrafen zijn belangrijk voor het inzicht in de financiële positie van de gemeente. De informatie over deze onderwerpen is vaak versnipperd in de jaarstukken opgenomen. De paragrafen zijn daarom eigenlijk dwarsdoorsnedes van de verschillende programma’s. De paragrafen zijn om verschillende redenen opgenomen in de jaarstukken:

  • Het onderwerp heeft mogelijk een grote financiële impact.
  • Het onderwerp heeft een grote politieke betekenis.
  • Het onderwerp is van belang voor de uitvoering van de programma’s.
  • Het is noodzakelijk dat de Raad beschikt over een overzicht van deze onderwerpen voor de uitvoering van haar taken.

Wat is het verschil tussen Programma’s en Paragrafen?
De programma’s in de vorige hoofdstukken zijn direct gericht op burgers. De paragrafen indirect. De paragrafen zijn namelijk de kaders die de Raad voor het college stelt voor het beheer en de uitvoering.

Welke paragrafen zijn er?
De onderwerpen van de paragrafen zijn voorgeschreven door het BBV:

  • lokale heffingen;
  • weerstandsvermogen en risicobeheersing;
  • onderhoud kapitaalgoederen;
  • financiering;
  • bedrijfsvoering;
  • verbonden partijen;
  • grondbeleid. 

2.1 Lokale heffingen

De paragraaf Lokale heffingen geeft inzicht in de diverse gemeentelijke belastingen en de consequenties daarvan voor de inwoners van Losser. Hieronder worden in hoofdlijnen de belangrijkste ontwikkelingen benoemd voor de ontwikkelingen op lokaal fiscaal gebied voor 2016 en de belastingdruk.

Lokale heffingen hebben tot doel dat de gemeente door het verwerven van eigen middelen dekking vindt van haar uitgaven in het kader van de uitvoering van de gemeentelijke taken. De invoering, wijziging of intrekking van lokale heffingen dient door middel van een door de gemeenteraad vast te stellen verordening te geschieden. De vaststelling van de tarieven door de gemeenteraad vond plaats op 15 december 2015.

Lokale heffingen worden onderscheiden in heffingen waarvan de besteding gebonden dan wel ongebonden is. De paragraaf lokale heffingen heeft betrekking op beide. Ongebonden lokale heffingen (OZB en hondenbelasting) worden tot de algemene dekkingsmiddelen gerekend, omdat zij niet aan een inhoudelijk begrotingsprogramma zijn gerelateerd. De besteding is niet gebonden aan een bepaalde taak. Gebonden heffingen, zoals de afvalstoffen- en rioolheffing, worden verantwoord op het betreffende programma en worden niet tot de algemene dekkingsmiddelen gerekend.

1. Ontwikkelingen

1.1 Macronorm OZB

Hiermee wordt de grens bedoeld van de jaarlijkse stijging van de totale OZB-opbrengst voor alle gemeenten bij elkaar. Ter voorkoming van een onevenredige stijging van de collectieve lastendruk is een macronorm ingesteld. Het schrappen van de limitering van de OZB mag niet leiden tot een onevenredige stijging van de collectieve lastendruk. Op basis van de macronorm moet een onevenredige stijging van de collectieve lastendruk worden voorkomen en zo nodig gecorrigeerd.

De macronorm is een landelijke norm en niet een norm voor individuele gemeenten. Met de areaalontwikkeling wordt dan ook niet op individuele basis rekening gehouden. Deze wordt landelijk benaderd en wel doordat de economische groei wordt meegenomen in de macronorm.

De macronorm voor het jaar 2016 was 1,57%. De in het bestuurlijk overleg financiële verhoudingen afgesproken evaluatie van de systematiek van de macronorm is nog niet afgerond.

1.2 Bedrijfsinvesteringszone

De Experimentenwet Bl-zones (hierna BIZ) is per 1 januari 2009 in werking getreden en is een instrument op het stimuleren van het ondernemingsklimaat op bedrijventerreinen en in winkelgebieden. De wet bepaalt dat de bijdrage mag worden geheven voor activiteiten op het bevorderen van leefbaarheid, veiligheid, ruimtelijke kwaliteit of een ander mede publiek belang bij de openbare ruimte.

Inmiddels is de experimentenwet BIZ omgezet in definitieve wetgeving, die op 1 januari 2016 in werking is getreden. De BIZ maakt het mogelijk dat ondernemers gezamenlijk kunnen investeren in een veilige en aantrekkelijke bedrijfsomgeving, waarbij alle ondernemers meebetalen. Het instrument dat hiervoor wordt ingezet, is een gebiedsgerichte heffing die door de gemeente op verzoek van de ondernemers kan worden ingesteld, indien bij hen aantoonbaar voldoende draagvlak aanwezig is. Eind 2016 bleek dat er voldoende draagvlak was onder de ondernemers om de BIZ voor het centrum van Losser nog eens 5 jaar voort te zetten.

1.3 WOZ-waarde woningen openbaar

De WOZ-waarde was tot 1 oktober 2016 in beginsel niet openbaar. Het was het slechts in beperkte mate mogelijk om de WOZ-waarde van andere woningen of panden op te vragen. Dit kan wanneer de aanvrager een gerechtvaardigd belang heeft. Eind maart 2014 heeft het parlement een wet aangenomen betreffende de verruiming van de openbaarheid van de WOZ-waarde van woningen, de regeling van de landelijke voorziening WOZ bij het Kadaster en het schrappen van de zogenoemde Fierensmarge. De wetswijziging waardoor de WOZ-waarden van woningen openbaar worden, is per 1 oktober 2016 in werking getreden. De staatssecretaris heeft dit besloten en baseerde zich op het advies van de Waarderingskamer. De Waarderingskamer verwachtte dat op 1 oktober 2016 de Landelijke Voorziening WOZ (LV WOZ) voor een substantieel deel is gevuld. Hiermee is voldaan aan de belangrijkste eis voor het openbaar maken van de WOZ-waarde voor woningen. Losser is aangesloten op de LV WOZ

Al deze onderwerpen hangen met elkaar samen en dragen door die onderlinge samenhang bij aan een verbetering van het WOZ-stelsel als geheel. Zo wordt het door openbaarheid van de WOZ-waarde mogelijk om de WOZ-waarde van een woning op te vragen. Een meer transparante WOZ-waarde draagt bij aan de acceptatie van de WOZ-waarde door burgers en verbetert de kwaliteit van die WOZ-waarde. Met de realisatie van een landelijke voorziening WOZ kunnen burgers eenvoudig en laagdrempelig de WOZ-waarde opvragen bij één centraal punt. Zij kunnen dan de WOZ-waarde van hun woning vergelijken met de WOZ-waarde van zelf gekozen woningen, zonder dat dit leidt tot een grotere uitvraag en daarmee tot hogere kosten voor gemeenten. 

2.  Tariefsaanpassingen

Voor 2016 is voor de tariefstijgingen uitgegaan van een inflatiepercentage van 1,0%. Uitzondering hierop waren de afvalstoffenheffing, rioolheffing en toeristenbelasting, die allen gelijk bleven.

3. Overzicht gemeentelijke belastingopbrengsten

Overzicht opbrengsten gemeentelijke heffingen (* € 1.000) Begroot 2016  Realisatie 2016           Verschil
 Leges reisdocumenten, rijbewijzen, persoonsregistratie en burgerlijke stand  379 470 91
 Leges APV-vergunningen / bijzondere wetten 15 10 -5
 Leges omgevingsvergunning en kapvergunningen  381 311 -70
 Marktgelden 18 15 -3
 Afvalstoffenheffing 1.701 1.781 80
 Rioolheffing 2.215 2.189 -26
 Hondenbelasting 214 211 -3
 OZB eigenaren woningen 3.997 4.007 10
 OZB gebruikers niet-woningen 490 506 16
 Forensenbelasting 20 24 4
 Toeristenbelasting 210 202 -8
 BIZ-heffing 97 99 2
 Overige leges 38 54 16
 Totaal 9.775 9.879 104

Kengetallen

Hieronder staat een overzicht van de tarief ontwikkeling van de belangrijkste belastinginkomsten van de gemeente Losser.

   2014  2015  2016
 OZB-woningen  % van de waarde  % van de waarde  % van de waarde
 Eigenaar  0,1617%  0,1649%  0,1667%
 Gebruiker      
       
 OZB-niet woningen      
 Eigenaar  0,2378%  0,2393%  0,2394%
 Gebruiker  0,1859%  0,1871%  0,1872%
       
 Afvalstoffenheffing      
Vast bedrag €   87,84 €   78,84 €   78,84
- Rest 240 € 134,76 € 121,08 € 121,08
- Rest 140 €   78,60 €   70,56 €   70,56
- GFT 240 €   47,52 €   42,72 €   42,72
- GFT 140 €   27,72 €   24,84 €   24,84
- Blokcontainer €   78,60 €   70,56 €   70,56
       
Rioolheffing € 214,11 € 214,11 € 214,11
       
Hondenbelasting (1e hond) €   97,32 €   97,32 €   98,28
       
Toeristenbelasting per overnachting in/op      
Hotel €  1,43 €  1,45 €  1,45
Camping €  1,00 €  1,01 €  1,01
Groepsaccommodatie €  0,85 €  0,87 €  0,87

4. Woonlastenontwikkeling

De hoogte van de gemeentelijke woonlasten krijgt regelmatig aandacht in de media. Onder woonlasten verstaan we: onroerendezaakbelastingen, afvalstoffen- en rioolheffing. Het zijn belastingen en tarieven waarmee ieder huishouden in een gemeente jaarlijks te maken krijgt. Het Centrum voor Onderzoek van de Economie van de Lagere Overheden (COELO) publiceert jaarlijks de Atlas van lokale lasten. Men vergelijkt daarin per gemeente de woonlasten van een woning met een voor die gemeente gemiddelde waarde.

Corrigeren voor extra geld van het Rijk ter compensatie van lage belastingcapaciteit?

De COELO-atlas maakt onderscheid tussen het perspectief van de belastingbetaler en dat van de gemeente(financiën). Bij het eerste perspectief gaat het erom hoeveel een huishouden in Losser moet betalen aan belasting. In het tweede perspectief worden de woonlasten gecorrigeerd voor het feit dat gemeenten extra geld uit het gemeentefonds krijgen als ze een relatief lage waarde aan onroerende zaken hebben waarover ze belasting kan heffen.

Welke typen huishoudens?

Het COELO gaat in de belangrijkste vergelijkingen uit van meerpersoonshuishoudens. Bij gemeenten met tariefdifferentiatie tussen eenpersoons- en meerpersoonshuishoudens kan het beeld daardoor afwijken ten opzichte van gemeenten die dat niet hebben. Losser kent geen goedkoper tarief voor eenpersoonshuishoudens bij de afvalstoffenheffing of rioolheffing. Ook zijn er belangrijke verschillen, doordat er huishoudens zijn met een goedkope of dure eigen woning en huishoudens die hun woning huren. Die laatste betalen sinds 2006 geen OZB meer.

Woonlastenontwikkeling in Losser

Als gevolg van voorgaande uitgangspunten ontstonden de volgende gemeentelijke woonlasten bij een woning met een gemiddelde woningwaarde (exclusief garages en woningen in aanbouw) in 2016 van ruim € 201.000.

  2013 Coelo 2014 Coelo 2015 Coelo 2016 Coelo
OZB  eigenaar €  316,00 €  333,70 €  333,58 €  335,69
Afvalstoffenheffing €  177,96 €  194,16 €  174,24 €  174,24
Rioolheffing €  210,99 €  214,11 €  214,11 €  214,11
Totaal €  705,00 €  741,97 €  721,93 €  724,04

Uitkomsten 2016 vergelijkingen

  Bruto woonlasten Stijging in % tov 2015
  éénpersoonshuishouden meerpersoonshuishouden éénpersoons meerpersoons
  2015 2016 2015 2016    
Almelo 733 775 733 775 5,8% 5,8%
Borne 761 765 761 765 0,5% 0,5%
Dinkelland 765 775 825 855 1,3% 3,6%
Enschede 731 741 766 775 1,4% 1,2%
Haaksbergen 776 783 825 833 0,9% 0,9%
Hellendoorn 659 645 763 751 -2,1% -1,5%
Hengelo 624 651 717 747 4,3% 4,2%
Hof van Twente 759 775 808 824 2,1% 2,0%
Losser 722 724 722 724 0,3% 0,3%
Oldenzaal 630 647 690 707 2,8% 2,4%
Rijssen-Holten 604 580 658 633 -4,0% -3,8%
Tubbergen 687 698 730 779 1,7% 6,7%
Twenterand 612 627 695 724 2,4% 4,2%
Wierden 697 706 755 759 1,3% 0,5%
Overijssel 671 682 731 745 1,6% 1,9%
Nederland 645 651 716 723 0,9% 1,1%

Losser nagenoeg op landelijk gemiddelde 

Uitgaande van gemiddelde waarden van woningen en van een meerpersoonshuishouden liggen de gemiddelde woonlasten landelijk  op € 723 en in Losser op € 724. Losser zit zo dus nagenoeg op het landelijke gemiddelde aan woonlasten.

Rangordenummer

Het COELO heeft een rangorde gemaakt voor alle 396 gemeenten en deelgemeenten. Nummer 1 heeft de laagste woonlasten en nummer 396 de hoogste.

  2015 2016
Almelo 208 252
Borne 254 239
Dinkelland 344 355
Enschede 265 253
Haaksbergen 329 335
Hellendoorn 258 213
Hengelo 172 202
Hof van Twente 322 318
Losser 183 158
Oldenzaal 124 127
Rijssen-Holten 87 46
Tubbergen 202 259
Twenterand 133 159
Wierden 244 230

Uitgaande van gemiddelde waarden van woningen en van een meerpersoonshuishouden heeft de gemeente Losser rangordecijfer 158 (was in 2015 nummer 183).

Kwijtscheldingsbeleid

Huishoudens met een inkomen op minimumniveau komen in aanmerking voor kwijtschelding van de onroerendezaakbelastingen, hondenbelasting, afvalstoffenheffing en rioolheffing. Kwijtschelding wordt verleend op basis van 100% van de bijstandsnorm, waarbij tevens een vermogenstoets plaats vindt.

Afhankelijk van de inkomens- en vermogenstoets worden de woonlasten voor deze categorie geheel of gedeeltelijk kwijtgescholden.

Tabel: kwijtschelding per belasting (in €) 

  2015 werkelijk 2016 begroot 2016 werkelijk
Onroerendezaakbelasting 5.012 4.000 3.093
Afvalstoffenheffing 76.392 87.000 81.248
Rioolheffing 3.139 3.500 3.214
Hondenbelasting 0 500 404
Totaal 84.543 95.000 87.959

2.2 Weerstandsvermogen en risicobeheersing

Het weerstandsvermogen geeft een indicatie van de mate waarin de gemeente tegenvallers kan opvangen zonder dat de uitvoering van taken in gevaar komt. Het weerstandsvermogen bestaat uit de relatie tussen de beschikbare weerstandscapaciteit en de benodigde weerstandscapaciteit. Het verhoudingsgetal, beschikbare weerstandscapaciteit ten opzichte van de benodigde weerstandscapaciteit noemen we het ratio weerstandsvermogen. In de raadsvergadering van 11 juli 2016 heeft uw Raad besloten de gewenste ratio van het weerstandsvermogen naar boven bij te stellen van D naar C, waarderingsklasse 1,0-1,4. Oftewel de beschikbare weerstandscapaciteit dient minimaal 100% tot 140% van de benodigde weerstandscapaciteit te bedragen.

Relevante wetgeving en gemeentelijk beleid
De wetgeving en het gemeentelijk beleid voor het weerstandvermogen zijn vastgelegd in:

  • Het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten 2003 (art. 9, 11 en 26).
  • Financiële verordening gemeente Losser.
  • Nota weerstandsvermogen en risicomanagement 2012.
  • 28 mei 2013 Raadsbesluit gebruik stille reserve voor bepaling weerstandscapaciteit.

Het wettelijke kader van BBV (Besluit Begroten en Verantwoorden) stelt dat de paragraaf betreffende het weerstandsvermogen ten minste moet bevatten:

  1. een inventarisatie van de weerstandscapaciteit;
  2. een inventarisatie van de risico’s;
  3. het beleid omtrent de weerstandscapaciteit en de risico’s;
  4. een kengetal voor de:
    1. (a) netto schuldquote;
      (b) netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen;
    2. solvabiliteitsratio;
    3. grondexploitatie;
    4. structurele exploitatieruimte;
    5. belastingcapaciteit.

De paragraaf is conform deze opbouw.

1. Inventarisatie weerstandscapaciteit

Met weerstandscapaciteit bedoelen we alle middelen en mogelijkheden waarover de gemeente Losser beschikt om tegenvallers te bekostigen. De weerstandscapaciteit bestaat in de gemeente Losser uit de algemene risicoreserve, vrij aanwendbare reserves en een beperkt deel van de stille reserves op gronden en gebouwen.

Algemene risicoreserve                                                                                           

Zoals in hoofdstuk 4 “Balans”, de tabel Algemene Risico Reserve, laat zien is de stand van de algemene risicoreserve voor ultimo 2016 € 4.284.000In deze tabel wordt tevens een overzicht gegeven van de verwachte ontwikkeling van de algemene reserve over de periode 2017 tot en met 2020. Tevens worden ook nu weer de gelden uit de reserve 'Afboeking Grond' toegerekend aan de weerstandscapaciteit (á € 750.000). 

Stille reserves

Van een stille reserve is sprake wanneer de marktwaarde c.q. de verkoopwaarde van een activum (gronden en onroerend goed) hoger is dan de boekwaarde. Bij de vaststelling van de jaarrekening 2012 op 28 mei 2013 is besloten een beperkt deel van de stille reserves te gebruiken bij het bepalen van de aanwezige weerstandscapaciteit. Hierbij wordt enkel gekeken naar de stille reserves in de verkoopbare gronden en panden en niet naar de stille reserves in de deelnemingen. Het vaststellen van de stille reserves gebeurt zeer behoudend. Voor de stille reserves van gebouwen wordt de WOZ-waarde verminderd met de boekwaarde en van het resterende bedrag wordt 25% gebruikt als weerstandsvermogen. Voor de gronden wordt de verkoop waarde bepaald op € 5 per m2. Van deze waarde is 50% genomen om te kunnen dienen als weerstandsvermogen. 

Voor het bepalen van de omvang van de stille reserves wordt jaarlijks de waarde van de stille reserves bepaald. Er hebben zich geen wijzigingen voor gedaan sinds de vaststelling van de begroting 2017 waardoor de waarde van de stille reserves gelijk is gebleven. 

De waarde van de stille reserves voor de jaarrekening 2016 bedraagt daarom € 2.223.654.

Zoals onderstaande tabel laat zien is de beschikbare weerstandscapaciteit ultimo 2016 € 7.257.654,00 is. Dit is voor verwerking van het jaarresultaat 2016 en exclusief de begrote toevoegingen in de begroting 2017.

Tabel: Beschikbare weerstandscapaciteit ultimo 2016
Componenten:  
Algemene risicoreserve € 4.284.000,00 
Reserve afboeking grond € 750.000,00
Stille reserves, gebouwen en gronden € 2.223.654,00
   
Stand eind jaar 2016 €  7.257.654,00

2. Inventarisatie risico's

In de vastgestelde nota Weerstandsvermogen en risicomanagement is aangegeven dat het risicomanagement, net zoals de bepaling van de stille reserves, aan de P&C cyclus wordt gekoppeld. De risico's worden daardoor periodiek onder de aandacht gebracht en bijgesteld. Dit heeft voor de jaarrekening slechts geleid tot kleine wijzigingen in de geïnventariseerde risico's.

Uitgangspunten bij de beoordeling van de risico's zijn:

  • Normale bedrijfsvoering risico's worden niet bij de risico's opgenomen. 
  • Risico's van diverse afdelingen die een gelijksoortige oorzaak hebben worden samengevoegd. 
  • Verzekerde risico's worden niet meer opgenomen (denk bijvoorbeeld aan de aansprakelijkheidsverzekering). 

Gevolg van deze inventarisatie is dat het totaal van de geïnventariseerde risico's € 4.783.000 bedraagt. Het betreft hier het geschatte geldelijke gevolg van alle geïnventariseerde risico's (exclusief de risico's van het grondbedrijf).

Met behulp van een risicoscore kunnen de risico's worden geprioriteerd en wordt inzichtelijk welke risico's het meest belangrijk zijn. 

In onderstaande tabel worden de tien grootste risico's weergegeven. 

De 10 grootste risico’s jaarrekening 2016:
Nr. Onderwerp Risico Invloed
1.      Overige onvoorziene risico's.  Financiële nadelen.  24,63%
2.      Schommelingen in de conjunctuur.  Als gevolg van schommelingen in de conjunctuur kunnen zowel aan de kosten als de opbrengsten kant onvoorziene nadelige incidentele effecten optreden. 17,29%
3.      Garantstellingen Door de leningverstrekker wordt er een beroep gedaan op de garantstellingen. 11,46%
4.      Het budget WSW is ontoereikend.  Het subsidieresultaat WSW is negatief (loonkosten zijn hoger dan de rijksubsidie). 8,21%
5.      Participatiewet (inkomensdeel): rijksbijdrage is ontoereikend om bijstandsuitkeringen van te betalen. Het gemeentelijk aandeel overstijgt het maximaal (wettelijk vastgelegde) aandeel van 10%. Ontwikkeling aantal bijstandsgerechtigden is lastig te beïnvloeden en is met name afhankelijk van de economische ontwikkelingen. 7,40%
6. Voorzieningen algemeen (woningaanpassing, rolstoelen, vervoer en huishoudelijke hulp). Door open eind financiering, toename aantal aanvragen en gebruik van voorzieningen is budget mogelijk niet toereikend en moeilijk beheersbaar. 6,11%
7.      Budget Jeugd Door open eind financiering en een onvolleidg beeld van de uitgaven is het budget Jeugd mogelijk niet toereikend en moeilijk beheersbaar. 3,41%
8.      Budget Bijzondere Bijstand Door open eind financiering en een toenemend aantal aanvragen is het budget Bijzonder Bijstand mogelijk niet toereikend en moeilijk beheersbaar. 3,28%
9.      Invoering Omgevingsdienst Twente Door de invoering van de ODT loopt de gemeente het risico boventallig personeel te krijgen in verband met vernieuwde kwaliteitseisen.  2,46%
10.      Derden stellen gemeente aansprakelijk. Tijdens de uitvoer van diverse projecten loopt de gemeente het risico aansprakelijk gesteld te worden. Dit kan leiden tot financiële, politieke en/of bestuurlijke schade.  2,45%


Risico's grondbedrijf

In februari 2014 heeft de Raad een nieuwe nota Grondbeleid vastgesteld. Ten aanzien van het risicomanagement van het grondbedrijf is gekozen voor een andere werkwijze dan in de periode daarvoor. Naast projectgebonden risico’s wordt er nu door het Grondbedrijf ook gekeken naar niet projectgebonden risico’s. Ofwel ook de conjuncturele risico’s worden geïnventariseerd en gekwantificeerd. Deze risico’s zijn vaak niet beïnvloedbaar binnen de projecten en liggen op het vlak van macro-economische trends en wet- en regelgeving van hogere overheden. Te denken valt aan spreidingsrisico’s rondom gehanteerde parameters. Hiermee ontstaat er een vollediger en betrouwbaarder beeld van de risico’s binnen het grondbedrijf.

De vereiste weerstandscapaciteit voor de grondexploitaties bedraagt € 1.430.000 (t.o.v. € 1.810.000 bij de begroting 2017-2020). Deze verbetering komt vooral doordat de verbetering van de marktomstandigheden in 2016 doorzet. Het grondprijsniveau stabiliseert en de kavelverkoop zet door. Al met al verbeterd hierdoor het risicoprofiel van de grondexploitaties.

Onzekerheden eigen bijdragen WMO en ouderbijdragen Jeugdwet

Door de systematiek te kiezen van het vaststellen van de eigen bijdragen door het CAK, heeft de wetgever in feite bepaald dat de verantwoordelijkheid voor de juistheid en volledigheid van de eigen bijdragen geen gemeentelijke verantwoordelijkheid is. Dat betekent dat door de gemeenten geen zekerheden over omvang en hoogte van de eigen bijdragen kunnen worden verkregen als gevolg van het niet kunnen vaststellen van de juistheid op persoonsniveau. In de door de commissie BBV vastgestelde Kadernota Rechtmatigheid 2015 is bepaald dat gemeenten gehouden zijn deze onzekerheid in de jaarstukken te noemen. Dit ondanks het feit dat de oorzaak niet bij de gemeenten ligt. Om die reden merken wij op dat er geen zekerheid is verkregen over de omvang en hoogte van de eigen bijdragen WMO en (parallel daaraan) de Ouderbijdragen Jeugdwet. De risico's die uit deze onzekerheid voortvloeien worden bij de risico-inventarisatie voor de Programmabegroting 2018-2021, indien nodig, verder geconcretiseerd.

Overige onzekerheden

De gemeente Losser is aansprakelijk gesteld en gedagvaard door 48 eigenaren van woningen op het recreatiepark Luttermolenveld. De exacte omvang van deze claim is nog niet bekend. De gemeente heeft een verzekeringspolis die dergelijke vermogensaanspraken tot een bepaald bedrag dekt. Omdat de exacte omvang van de claim onbekend is, is niet met zekerheid te zeggen dat een eventuele claim volledig gedekt wordt door de polis. Door de onzekerheden rondom zowel de omvang van het bedrag alsmede de kans op uitbetaling is dit risico niet in de risico-inventarisatie meegenomen.

3. Ratio weerstandsvermogen en verwachte ontwikkelingen

Benodigde weerstandcapaciteit:
De geïnventariseerde risico’s zijn de basis voor de risicosimulatie welke uitgevoerd wordt om te berekenen welk bedrag er nodig is om deze risico’s in financiële zin af te dekken. Uit de gevolgde risicosimulatie volgt dat 90% zeker is dat alle risico's kunnen worden afgedekt met een bedrag van € 3.890.265. 

Beschikbare weerstandscapaciteit:
De weerstandscapaciteit bestaat in de gemeente Losser uit de algemene risicoreserve, vrij aanwendbare andere reserves en een beperkt deel van de stille reserves op gronden en gebouwen. De beschikbare weerstandscapaciteit bedraagt ultimo 2016 7.257.654.

De benodigde weerstandscapaciteit die uit de risicosimulatie voortvloeit, wordt afgezet tegen de beschikbare weerstandscapaciteit. De uitkomst van die berekening vormt het ratio weerstandsvermogen.   

De gemeente streeft hierbij een ratio weerstandsvermogen tussen de 1,0 en 1,4 na. Oftewel de beschikbare weerstandscapaciteit dient minimaal 100% tot 140% van de benodigde weerstandscapaciteit te bedragen.   

Ratio weerstandsvermogen eind 2016 (uitgangspunt 2017)  =  € 7.257.654  :  € 3.890.265  =  1,87
                                                                      
De ratio weerstandsvermogen komt, naar verwachting, eind 2016 daarmee uit op 1,87 en bevindt zich boven de door de Raad vastgestelde wenselijke bandbreedte van 1,0 - 1,4.  

Ontwikkeling in het  ratio weerstandsvermogen:
Vanaf 2011 worden er inventarisaties uitgevoerd om alle mogelijke risico’s in beeld te krijgen. Met ingang van 2012 is er periodiek een risico-inventarisatie uitgevoerd om na te gaan of het aantal risico’s en de omvang van de financiële gevolgen van de risico’s zijn gewijzigd. Daarnaast kunnen er ook maatregelen worden getroffen die de risico’s verkleinen. De tabel hieronder geeft een overzicht van de ontwikkeling van het ratio weerstandsvermogen vanaf deze eerste inventarisatie in 2011.

Ontwikkeling ratio weerstandsvermogen 31-12-2011 31-12-2012 31-12-2013 31-12-2014 31-12-2015 31-12-2016
Ratio weerstandsvermogen 1.00 0.23 0.41 0.69 1.34  1.87

In de Nota Weerstandsvermogen en risicomanagement is aangegeven dat wanneer het weerstandsvermogen nog niet voldoet alle meevallers respectievelijk het rekeningresultaat prioritair bestemd wordt om het weerstandsvermogen weer op een financieel verantwoord niveau te brengen. Hier is nu direct geen sprake van. 

Prognose ratio weerstandsvermogen 2016 en verder

Verwachte ontwikkeling weerstandscapaciteit ultimo 2016 tot en met 2020
Component  2017 2018  2019  2020
Aanwezig weerstandsvermogen € 7.564.000 € 7.896.000 € 7.842.000  € 7.744.000 
Benodigd weerstandsvermogen € 3.890.265 € 3.890.265  € 3.890.265 € 3.890.265 
Prognose ratio weerstandsvermogen  1,94 2,0 2,0   2,0

In bovenstaande tabel is de verwachte ontwikkeling ratio weerstandsvermogen weergegeven bij gelijkblijvende risico's. De weergegeven ratio's zijn berekend inclusief het jaarresultaat 2016 en alle toevoegingen aan de algemene risico reserve die zijn vastgesteld in de meerjaren begrotingen van 2013 t/m 2017.

4. Financiële kengetallen

Het BBV schrijft voor dat in de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing, in aanvulling op de ratio weerstandsvermogen, een verplichte set van vijf financiële kengetallen moet worden opgenomen. De invoering van de set van vijf kengetallen is bedoeld om de financiële positie inzichtelijker te maken.  

Kengetallen worden veel gebruikt als analyse-instrument. Kengetallen hebben als voordeel dat, bij correct gebruik, gemeenten op relevante onderdelen rationeel met elkaar vergeleken kunnen worden. Er kleven echter ook nadelen aan het gebruik van kengetallen:

  • Kengetallen hebben slechts betrekking op het verleden en geven geen zekerheid over de toekomst.
  • Kengetallen zijn veelal slechts een momentopname.
  • Kengetallen zijn vaak gebaseerd op aannames (veronderstellingen).
  Financiële kengetallen rek. 2015 Begr. 2016 Begr. 2017 rek. 2016
1A Netto schuldquote 56,0% 66,7% 60,6% 49,4%
1B Netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen 43,7% 53,1% 48,4% 39,3% 
2 Solvabiliteitsratio 21,2% 17,8% 23,4% 29,3% 
3 Grondexploitatie 8,2% 9,6% 5,2% 9,9 % 
4 Structurele exploitatieruimte 6,7% 1,1% 1,1% 9,0 % 
5 Belastingcapaciteit 101% 101% 107% 101% 

Om meer inzicht in de financiële positie te bieden, worden de kengetallen in hun onderlinge relatie beschouwd en van een adequate toelichting voorzien. De kengetallen maken daarmee inzichtelijk(er) over hoeveel (financiële) ruimte de gemeente beschikt om structurele en incidentele lasten te kunnen dekken of opvangen. Hierbij wordt in de tabel de ontwikkeling over de jaren in beeld gebracht.

Netto schuldquote
De netto schuldquote geeft inzicht in het niveau van de schuldenlast ten opzichte van de eigen middelen. Het geeft zodoende een indicatie in welke mate de rentelasten op de exploitatie drukken. Omdat er bij leningen onzekerheid kan bestaan of ze allemaal terug worden betaald, wordt bij de berekening van de netto schuldquote onderscheid gemaakt door het kengetal te berekenen zowel inclusief, als exclusief de doorgeleende gelden. Op die manier wordt duidelijk wat het aandeel van de verstrekte leningen in de exploitatie is en ook wat dat betekent voor de schuldenlast. De VNG hanteert een kritische waarde van 130%, hier bevinden zich zowel de netto schuldquote inclusief als exclusief de doorgeleende gelden met respectievelijk 49,4% en 39,3% beduidend onder. De gemeente bevindt zich hiermee in de categorie gemeenten met het laagste risico. 

Solvabiliteitsratio
De solvabiliteitsratio geeft inzicht in de mate waarin de gemeente in staat is op de langere termijn aan zijn financiële verplichtingen te voldoen. Deze ratio geeft de mate aan waarin de gemeentelijke bezittingen zijn betaald met eigen middelen. Anders gezegd: het aandeel van het eigen vermogen in het totaal vermogen. Hoe hoger de verhouding eigen vermogen ten opzichte van het totale vermogen, hoe gezonder de gemeente. Bij een hoge solvabiliteit staat er veel eigen vermogen tegenover de schulden en is de kans groot dat de schulden worden afbetaald. Dit betekent tegelijkertijd dat veel eigen vermogen (reserves) wordt aangehouden dat niet wordt besteed. De gemeente bevindt zich hiermee in de categorie gemeenten met een gemiddeld risico.

Kengetal grondexploitatie
Dit kengetal geeft weer hoe de waarde van de grondpositie (boekwaarde) zich verhoudt tot de totale (geraamde) baten. Dit kengetal alleen, heeft slechts een beperkte waarde. De relatie vraag en aanbod woningbouw of bedrijventerrein, planning et cetera spelen een hierbij tevens een cruciale rol.  De boekwaarde van de voorraden grond is van belang, omdat deze waarde moet worden terugverdiend bij de verkoop. De gemeente bevindt zich met het percentage 9,9% in de categorie gemeenten met het laagste risico.

Structurele exploitatieruimte
Dit financiële kengetal geeft aan hoe groot de structurele vrije ruimte binnen de vastgestelde begroting of financieel resultaat is. Voor de beoordeling van het structurele en reële evenwicht van de begroting, maken we onderscheid tussen structurele en incidentele lasten. Hoe hoger het percentage, hoe groter het aandeel van de structurele baten ten opzicht van de structurele lasten in het geheel aan baten. Zoals in de tabel weergegeven, is er voor de jaren 2015 tot en met 2017 sprake van een positief saldo exploitatieruimte. De gemeente bevindt zich hiermee in de categorie gemeenten met het laagste risico. 

Belastingcapaciteit
De belastingcapaciteit geeft inzicht hoe de belastingdruk in de gemeente zich verhoudt ten opzichte van het landelijke gemiddelde. De ruimte die een gemeente heeft om zijn belastingen te verhogen, wordt vaak gerelateerd aan de totale woonlasten. Onder de woonlasten worden verstaan de OZB, de rioolheffing en reinigingsheffing voor een woning met gemiddelde waarde in die gemeente. De belastingcapaciteit scoort met 101% net boven het landelijk gemiddelde. De gemeente bevindt zich hiermee in de categorie gemeenten met een gemiddeld risico. 

2.3 Onderhoud kapitaalgoederen

Samenvatting

Gemeenten beschikken over kapitaalgoederen zoals groenvoorzieningen, wegen, bruggen, riolering, water, vijvers, sport- en speelvoorzieningen en gebouwen. Deze gemeentelijke eigendommen, noodzakelijk voor een goede leefomgeving, vertegenwoordigen een grote waarde. Investeren in onderhoud en vervanging is noodzakelijk om deze kapitaalgoederen ook op lange termijn in stand te houden.

In juli 2013 is de "Nota Kapitaalgoederen Openbare Ruimte" (2014-2018) door de Raad vastgesteld. Op basis van deze overkoepelende strategische nota is en wordt gewerkt aan een inhaalslag om de gehele - integrale - beheercyclus te optimaliseren en beter te verankeren in de gemeentelijke beleidscyclus. Hiervoor is een traject van meerdere jaren opgezet waarin nieuwe beheerpakketten worden aangeschaft en geïmplementeerd, beheer- en beleidsplannen worden opgesteld en de strategie inzake vervangingsinvesteringen in de openbare ruimte, samen met de Raad, verder wordt uitgewerkt. We zijn nu ongeveer halverwege dit traject (onder de noemer "Beheer van de openbare buitenruimte op orde").

Centraal bij de beheercyclus staat de strategie om, vanuit het integraal beheer en inrichting van de openbare ruimte, bij te dragen aan de strategische doelen van de gemeente, zowel inhoudelijk als qua processen.

In 2016 lag de nadruk op de implementatie van het 2015 aangeschafte integrale beheer-pakket zodat per vakdiscipline de beheerplannen en werkplannen opgesteld kunnen gaan worden. Tegelijkertijd is gewerkt aan de implementatie van en integratie met de wettelijk verplichte BGT (Basisregistratie Grootschalige Topografie). Ten aanzien van de sectorale beleidsplannen zijn in 2016 eveneens stappen gezet; het Groenstructuurplan is in 2016 vastgesteld. Het participatieproces voor de beleidsnota Openbare Verlichting en het Hondenbeleidsplan is doorlopen en er is gewerkt aan de voorbereidingen voor het beleidsplan Afvalinzameling en de Wegenlegger. Op het gebied van vervangingsinvesteringen is de systematiek van het Integraal Meerjaren Investerings- en onderhoudsprogramma voor de openbare ruimte (MIP) verder uitgewerkt en ingebed in de P&C-cyclus. Middels het MIP wordt erop gestuurd om met investeringen in de openbare ruimte bij te dragen aan ruimtelijke ontwikkelingen en strategische gemeentelijke doelen. Ook in 2016 is, in de aanloop naar het vaststellen van de Kadernota, het MIP doorgesproken met de raads- en commissieleden.

Kaders/Doelen

Algemeen In het coalitieakkoord "Naar een nieuwe samenwerking" (2014-2018) heeft het college aangegeven dat de "Toekomstvisie gemeente Losser 2015; samen schatbewaarders van de gemeente Losser" met de daarin geformuleerde doelen een belangrijke stip aan de horizon is bij ontwikkelingen en uitvoering van projecten. Een goed ingerichte en goed onderhouden openbare ruimte, als directe woon- en werk- en leefomgeving, is van groot belang bij het bereiken van deze strategische doelen. Ten aanzien van de financiële positie van de gemeente Losser, wil het college verder blijven kijken dan een periode van vier jaar om een solide toekomst van Losser te waarborgen. Onzekere factoren die de financiële situatie beïnvloeden, waaronder het meerjaren investeringsprogramma voor de openbare ruimte, worden continue onderzocht en verder uitgewerkt. In algemene zin is het uitgangspunt om wettelijke taken op minimumniveau uit te voeren. Verder is de intentie om in de begroting een budget beschikbaar te houden voor cofinanciering voor mogelijke subsidies.

2016
Voor het beheer en onderhoud van de openbare ruimte betekent dit dat het MIP ook in 2016 verder is uitgewerkt en is geactualiseerd. De reeds gehanteerde werkwijze om beheer-budgetten mede in te zetten als cofinanciering voor integrale uitvoeringsprojecten in de openbare ruimte, is ingevuld voor bijvoorbeeld de centrumplannen in de kernen Overdinkel, Losser en De Lutte. In 2016 heeft dit beleid bovendien geleid tot verwerven van subsidies voor o.a. de Gronausestraat en Lossersestraat in De Lutte. Bovengenoemd beleid heeft inmiddels ook geleid tot het vrijmaken van investeringsruimte voor investeringen in de openbare ruimte voor de jaren 2016 t/m 2018. Het betreft zogenaamde synergiegelden bij bijvoorbeeld rioolvervangingen, waardoor integrale herinrichtingsprojecten kunnen worden uitgevoerd welke bijdragen aan gemeentelijke beleidsdoelen (bijvoorbeeld verkeersveiligheid en bereikbaarheid, recreatieve infrastructuur, investeringen in dorpscentra, c.a.).

Servicebedrijf
De meerwaarde van de inzet van medewerkers met een afstand van de arbeidsmarkt in de openbare ruimte is door het college onderkend. Daarom heeft het college in 2015 uitdrukkelijk gekozen voor maatschappelijk verantwoord ondernemerschap door per 1 januari 2016 het servicebedrijf op te richten om samen met de doelgroep werkzaamheden in de openbare ruimte uit te voeren.

Strategisch kader

In 2013 is de "Nota Kapitaalgoederen Openbare Ruimte" (2014-2018) door de Raad vastgesteld. Hierin is vastgelegd dat de openbare ruimte op een kwaliteitsniveau "B", voor de onderdelen groen, reiniging en weg- en straatmeubilair wordt onderhouden (op basis van de landelijke CROW-systematiek). Voor wegen wordt het kwaliteitsniveau "C" gehandhaafd met de ambitie om in de dorpscentra het kwaliteitsniveau "B" te bereiken. In het algemeen geldt dat op basis van langjarige gemiddelden en landelijke kengetallen blijkt dat het beschikbare budget voldoende is om een kwaliteitsniveau "C" te realiseren. Door de inzet van relatief goedkope arbeid (SW-medewerkers) is het mogelijk het door de Raad vastgestelde kwaliteitsniveau "B", voor de onderdelen groen, reiniging en weg- en straatmeubilair, te realiseren. Hiertoe is in 2016 het "Servicebedrijf Losser" (integratie van gemeentelijke buitendienst met SW-bedrijf) ingezet.

Servicebedrijf

Vanaf 1 januari 2016 is het servicebedrijf ‘Losser’ operationeel en te zien als één uitvoerende organisatie waarin SW-medewerkers, de gemeentelijke buitendienst én uitkeringsgerechtigden gaan samenwerken. De organisatie richt zich op het uitvoeren van het dagelijks beheer, reiniging en netheid van de openbare ruimte en gebouwen, maar richt zich - binnen de kaders van de wet "Markt en Overheid" - ook op het uitvoeren van werkzaamheden in het sociale domein (voor hulpbehoevenden) zoals tuinonderhoud, boodschappen doen, kleine klussen uitvoeren, etc.). Het servicebedrijf biedt daarbij aan mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt de mogelijkheid om zich te ontwikkelen of werkervaring op te doen. Hiervoor is een professionele organisatie noodzakelijk met een goede bedrijfsvoering, duidelijke werkprocessen en duidelijke aansturing.

Bij het servicebedrijf werken (op 31-12-2016) in totaal 86 medewerkers:

18 ambtenaren;
8 individueel gedetacheerde SW-medewerkers;
55 SW-medewerkers in een groepsdetachering;
3 inhuur;
2 inhuur SW-medewerkers vanuit Oldenzaal.

Doelgroepenregister

Daarnaast hebben in 2016 13 mensen uit het doelgroepenregister voor langere  of korte tijd bij het servicebedrijf gewerkt in de vorm van werkervaringsplaatsen, re-integratiemogelijkheden, stageplaatsen en dergelijke.

Financiële opzet servicebedrijf.

Alle Sw-medewerkers zijn tegen kostprijs van de St. WiL gedetacheerd bij het servicebedrijf. Omdat het werk van deze medewerkers voor 90% uit werkzaamheden in de openbare ruimte bestaat zijn deze kosten direct doorbelast naar de producten: Afval, groen en landschap, wegen, reiniging, tractie, riolering en speeltoestellen.

Het materieel van de St. WiL is in de begroting overgedragen aan het servicebedrijf.

Daarnaast is er met de St.WiL een jaarlijkse bijdrage afgesproken van € 223.000 voor kosten (zoals onderhoud materieel, werkkleding, belastingen, verzekering e.d.). Immers deze budgetten zitten bij de St. WiL en nog niet bij het servicebedrijf. Met deze opzet is het servicebedrijf op 1 januari 2016 van start gegaan.

Financieel resultaat servicebedrijf

Het servicebedrijf heeft het jaar na een kleine correctie afgesloten met een klein positief resultaat van € 1.000,-- Zie tabel hieronder.

  Begroting  Realisatie  Saldo  Overgedragen budget  Restant saldo 
Loonkosten   894.337  953.856 -59.519   56.000 -3.519
Kapitaallasten   194.590  225.417  -30.827  50.000 19.173
Energie/brandstoffen   94.349  120.808  -26.459  30.000  3.541
Belastingen/verzekeringen   41.258  86.505  -45.247  18.000  -27.247
Onderhoud   55.732  122.732  -67.000  65.000  -2.000
Werkkostenregeling   0  21.593  -21.593  25.000  3.407
Doorbelastingen   -1.820.399  -1.801.795  -18.603  0  -18.603
Overige uitgaven en inkomsten   -4.471  6.280  -10.751  -21.000  -31.751
Totaal  -544.603 -264.905   -279.999 223.000   -56.999
  Detachering teamleider groen bij st. WiL te hoog begroot 58.054
        Resultaat Servicebedrijf 1.055

Bij de overdracht van de SW-medewerkers groen naar het Servicebedrijf is er vanuit gegaan dat de teamleider groen voor 100% zou worden gedetacheerd bij de stichting WiL. In de loop van 2016 is afgesproken dat dit wordt beperkt tot één dag in de week. Deze wijziging is niet in de begroting verwerkt. 

Additionele opdrachten

Het Servicebedrijf heeft in 2016 voor ca. € 30.000 (omzet) aan additionele opdrachten uitgevoerd. Daarvoor zijn feitelijk alleen de materiaalkosten van ca. € 2.500 aan de interne opdrachtgever in rekening gebracht. Feitelijk betekent dit dat er voor ca € 27.500 niet in rekening is gebracht bij de interne opdrachtgevers. Immers de personeelskosten zijn al betaald. Normaal gesproken zouden deze opdrachten aan derden zijn gegeven. Nu heeft het servicebedrijf dit gedaan zonder een concessie te doen aan de kwaliteit van de openbare ruimte. Dit heeft geresulteerd dat de interne opdrachtgevers voor € 27.500 minder aan derden hebben hoeven uit te geven.

Uitstroom

Inmiddels hebben 4 mensen uit het doelgroepenregister van de gemeente een betrekking elders gekregen en daardoor geen uitkering meer nodig hebben. Daarnaast hebben 2 Wajongers een tijdelijk contract (jaarcontract) bij het servicebedrijf gekregen. Ook deze jongeren zijn niet meer volledig afhankelijk van een uitkering.

Kanttekening

De instroom van nieuwe mensen blijft achter.

De continuïteit op langere termijn van het servicebedrijf is kwetsbaar. De gemiddelde leeftijd van het servicebedrijf is 55 jaar en bestaat voor een groot deel uit de kwetsbare SW-doelgroep. Daarnaast is de behoefte aan vakkennis groot. In 2017 wordt een plan opgesteld, hoe de continuïteit van het servicebedrijf in de (nabije) toekomst kan worden gewaarborgd.

Strategie onderhoud kapitaalgoederen openbare ruimte

Om de ambitie van de vastgestelde onderhoudskwaliteit te behalen wordt de volgende strategie gevolgd:

Sturen op kwaliteit

De onderhoudswerkzaamheden worden gestuurd op het door de Raad vastgestelde onderhoudsniveau. Vanwege het feit dat beschikbare financiële middelen onder druk staan betekent dit dat voor alle voorzieningen in de openbare ruimte dat de levensduur zo ver mogelijk wordt opgerekt als mogelijk is binnen de afgesproken kwaliteit, om zodoende kosten te besparen. Met deze strategie worden "de grenzen" wat meer opgezocht. Daarom is het belangrijk om het verloop van de technische kwaliteit en van de onderhoudskwaliteit van de voorzieningen in de openbare ruimte intensiever te volgen.

Vervangingsinvesteringen en herinrichting openbare ruimte (via MIP)

De Nota Kapitaalgoederen betreft het onderhoud van de openbare ruimte en gaat niet in op de vervanging of herinrichting van de openbare ruimte. Daarom wordt, op basis van de vervangingsplannen die per vakdiscipline - op basis van kwaliteitsinspecties - worden opgesteld, het MIP opgesteld. Net als de vervangingsplannen wordt het MIP jaarlijks geactualiseerd. Het MIP bevat een lijst van technisch urgente projecten en een overzicht van synergie-kansen. Dit zijn projecten die door samenloop van onderhoud, vervanging en nieuw beleid, op basis van synergie, meerdere doelen kunnen bereiken. Door de integrale aanpak krijgen ook ‘derden’ kansen om aan te haken bij investeringen in de openbare ruimte (bijvoorbeeld woningbouwverenigingen, nutsbedrijven) en zijn er wellicht bijdragen mogelijk vanuit andere overheden en/of bijdragen van derden (bijvoorbeeld bij ontwikkellocaties). Op basis van het MIP worden jaarlijks, bij de kadernota, voor de meest urgente vervangingsinvesteringen en/of synergiekansen, ontbrekende financiële middelen aangevraagd. De kadernota 2016 voorzag in investeringen in de jaren 2016 t/m 2018. De Raad heeft door middel van de programmabegroting besloten over deze kredieten. Daar waar geen of onvoldoende kredieten en/of vervangingsbudgetten beschikbaar zijn gesteld, moet er worden "doorbeheerd". Dit betekent dat vanuit het onderhoudsbudget, met dagelijks onderhoud en kleine maatregelen, de omgeving veilig wordt gehouden. Dit leidt tot het doorschuiven van de deelbudgetten die al wel beschikbaar waren (bijvoorbeeld bij rioolvervangingen komt dit voor).

Relatie tussen het MIP en de meerjarenbegroting

In het MIP wordt op hoofdlijnen integraal inzichtelijk gemaakt welke (vervangings-) investeringen en projecten in de openbare ruimte de komende 4 jaar een rol gaan spelen. Het MIP is echter een dynamisch plan waarop vele externe factoren invloed hebben. Om deze reden is ervoor gekozen steeds de investeringen die de komende 2 jaar concreet worden, op te nemen in de programmabegroting. Hierbij wordt alleen voor het komende jaar daadwerkelijk besloten om kredieten en budgetten voor vervangingen en investeringen beschikbaar te stellen. In 2016 is, conform het MIP, slechts in geringe mate ‘beslag’ gelegd op aanvullende investeringsruimte binnen de programmabegroting maar is verder uitvoering gegeven aan (deels al lopende) projecten die worden gedekt door eerder beschikbaar gestelde kredieten (o.a. vGRP), subsidies en reserves (w.o. de reserve wegen). In 2016 lag de nadruk op de realisatie van het centrumplein e.o. te Overdinkel. In de kern Losser is fase I van de uitvoering van het wijkvernieuwingsproject Irisstraat – Leliestraat gerealiseerd en heeft besluitvorming plaatsgevonden over ambitieniveau voor het centrum en inrichtingsprincipes voor de Gronausestraat.

In de kern De Lutte is middels een integraal plan- en participatieproces gewerkt aan de "Kwaliteitsimpuls De Lutte". Technische aanleidingen vanuit het beheer van de openbare ruimte zijn aangegrepen om een plan te maken waarmee invulling kan worden gegeven aan de strategische beleidsdoelen van de gemeente (i.c. "vitale dorpskernen" en "verbindingen").

Burgerparticipatie inzake keuzes en prioriteitsstelling

Via het MIP worden uiteindelijk door de Raad beslissingen genomen inzake prioritering en keuzes. De strategie is dat technische noodzaak de basis is van het MIP. De eerste prioriteit volgt uit dus uit de technische noodzaak tot onderhoud en/of vervanging van een voorziening.

Het MIP wordt tevens gebruikt om transparantie te bereiken voor andere investeerders in de openbare ruimte, maar ook voor inwoners. Via het reguliere proces van dorpsraden en belangengroeperingen hebben burgers invloed op keuzes en – bij gelijke technische noodzaak – ook op prioritering. In het navolgende traject, bij het opstarten van deelprogramma’s uit het MIP, worden belangengroeperingen en inwoners intensief betrokken bij het planproces. Voorbeelden hiervan uit 2016 zijn de "Kwaliteitsimpuls De Lutte, de Gronausestraat kern Losser en de trajecten om te komen tot een beleidsplan Openbare Verlichting.

Kerncijfers

De totale vervangingswaarden van de kapitaal goederen in Losser wordt geschat op ruim 260 miljoen euro. Onderstaande tabel geeft een overzicht op hoofdlijnen van de in beheer zijnde kapitaalgoederen. Het overzicht wordt verder verfijnd zodra het integrale beheerpakket volledig is geïmplementeerd.

Kapitaalgoederen

AREAAL/HOEVEELHEDEN  Hoeveelheid Eenheid   AREAAL/ HOEVEELHEDEN Hoeveelheid Eenheid
Verharding   Groen
Elementverharding  544.104  m2   Bomen klein  546 st
Asfaltverharding  1.035.553  m2   Bomen middel  2.460 st
Beton  17.552  m2   Bomen groot  7.536 st
Halfverharding/onverhard  157.964  m2   Bloembakken  22 st
Totaal verharding  1.755.173  m2   Bosplantsoen  215.241 m2
        Bodembedekkers  22.373 m2
Kunstwerken   Wadi's  16.757 m2
Kunstwerken (bruggen)  47  st   Heesters en coniferen  83.793 m2
Steigers 4  st   Rozen  9.269 m2
Stuwen 3  st   Vaste planten en
wisselperken
1.362 m2
        Gras (intensief)  370.405 m2
Water   Gras (extensief) 24.284 m2
Duikers  17  st   Hagen  6.808 m2
Vijvers/watergangen  overgedragen naar waterschap  st   Begraafplaats  1.264 m2
Beschoeiing 220  m1   Verharding (groen)  17.749 m2
        Bermen en sloten
(buitengebied)
647.236 m2
Riolering   Waterpartijen 35.561 m2
Vrijverval riolering  151.000  m1   Totaal Groen  1.449.102 m2
Drukriolering  165.000  m1        
Randvoorzieningen  5  st   Straatmeubilair
Hoofdgemalen  24  st   Verkeersborden 3.640 st
Pompgemalen  577  st   Straatnaamborden  1.006 st
Putten, vrijvervalriolering  3.475  st   Komborden 120 st
Kolken  7.390  st   Schrikhekken  159 st
        Zuiltjes Paaltjes  888 st
Areaal vastgoed   Flespalen  2.144 st
Eigen dienst 9  st   Paddenstoelen  54 st
Maatschappelijk  55  st   Richtingaanwijzers blauw  27 st
Commercieel  48  st   Richtingaanwijzers rood  42 st
        Verwijzing groen  19 st
Afvalinzameling   Verwijzing rood  22 st
Minicontainers GFT, REST en VEC 25.381  st   Toeristische
verwijzingsborden
104 st
Restafvalcontainer ondergronds  22  st   Banken 206 st
Restafvalcontainer bovengronds 3  st   Picknickset  98 st
Glasbak ondergronds 21  st   Afvalbakken  266 st
Glasbak bovengronds 1  st   Vlaggenmasten  7 st
Textielcontainers ondergronds 6  st   Plattegrondkasten 7 st
Textielcontainers bovengronds 4  st   Welkomsborden  13 st
Kunststofverpakkingsmateriaal containers ondergronds 3  st   Spiegel  7 st
Kunststofverpakkingsmateriaal containers bovengronds 15  st   Abri  13 st
        Lichtmasten 4.313 st
        Speeltoestellen  235 st

Beleidsplannen

Op basis van de "Nota Kapitaalgoederen Openbare Ruimte" (2014-2018) is en wordt gewerkt aan een inhaalslag om de gehele, integrale, beheercyclus te optimaliseren en beter te verankeren in de gemeentelijke beleidscyclus. Hiervoor is een traject van meerdere jaren opgezet waarin nieuwe beheerpakketten worden aangeschaft en geïmplementeerd, beheer- en beleidsplannen worden opgesteld en de strategie inzake vervangingsinvesteringen in de openbare ruimte, samen met de Raad, verder wordt uitgewerkt.

In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van vastgesteld beleid en nog te formuleren beleid per vakdiscipline (stand per 31-12-2016).

Beleidsdocument Jaar van vaststelling Voorgenomen jaar van herziening Nog op te stellen  c.q. herzien bij aanleiding
Nota Kapitaalgoederen Openbare Ruimte 2013 2018  
vGRP 2013-2017 2012 2017  
Gemeentelijk Verkeer en Vervoerplan (GVVP) -   X
Verkeerscirculatieplan kern Losser 2004 Kaders vastgesteld in 2016 ("ambitie-document kwaliteitsimpuls centrum Losser"). Uitwerking in 2017  
Categoriseringsplan Wegen op basis van het Regionaal Uitvoeringsprogramma Duurzaam Veilig 1999 Opnemen in gemeentelijk mobiliteitsplan X
Groenstructuurplan 2016    X
Bomenbeleidsplan - 2017/2018  
Casco benadering Noord Oost Twente (o.a. t.b.v. landschapsbeheer) 2012 -  X
Landschapsontwikkelingsplan (LOP) 2008 -  X
Beleidsnota Wegen 2008 2017  
Beleidsplan Gladheidsbestrijding (2016 -2019) 2015 2019  
Beleidsnota Openbare Verlichting - 2017  
Beheer- en beleidsplan straatmeubilair en bewegwijzering -   X
Beleidsnota Kunstwerken - 2018  
Groenbeheer- en beleidsplan - 2017  
Beleidsnota Speelvoorzieningen 2007   X
Vastgoednota gemeente Losser 2014    X
Visie op Duurzaamheid en Duurzaam Energie Beleid 2012 2017  
Beleidsnota Huishoudelijk afvalinzameling - 2017  

Beheerplannen

Met uitzondering van het vGRP met bijbehorend kostendekkingsplan zijn er momenteel geen vastgestelde beheerplannen per vakdiscipline op basis waarvan de financiële vertaling naar de begroting heeft plaatsgevonden. Tot op heden wordt gewerkt met historisch gegroeide jaarbudgetten en ervaringscijfers. Wel heeft in 2013, in het kader van het opstellen van de Nota Kapitaalgoederen Openbare Ruimte, een toets op hoofdlijnen plaatsgevonden op basis van langjarige gemiddelden en landelijke kengetallen. Hieruit blijkt dat het beschikbare budget voldoende is om een kwaliteitsniveau "C" te realiseren. Door de inzet van relatief goedkope arbeid (SW-medewerkers) is het mogelijk het door de Raad vastgestelde kwaliteitsniveau "B", voor de onderdelen groen, reiniging en weg- en straatmeubilair, te realiseren.

Vervangingsinvesteringen
De Nota Kapitaalgoederen Openbare Ruimte gaat niet in op vervangingsinvesteringen. Structurele vervangingsinvesteringen zijn niet beschikbaar. Hiervoor wordt de beschreven strategie via het MIP gevolgd.

Inhaalslag ("Beheer van de openbare buitenruimte op orde")
Het opstellen van beheerplannen en de financiële vertaling hiervan naar de begroting maakt deel uit van de bovenvermelde inhaalslag inzake de beheercyclus. Dat geldt voor alle beheerdisciplines. Afgelopen twee jaar is hiertoe een forse stap gezet met de aanschaf van een integraal beheerpakket voor voorzieningen in de openbare ruimte (GBI). Eind 2015 is de testfase afgerond. In 2016 lag de nadruk op de implementatie van het integrale beheerpakket (inclusief het op orde brengen dat de areaalgegevens) zodat per vakdiscipline de beheerplannen en vervangingsplannen opgesteld kunnen worden. Tegelijkertijd met de implementatie vindt de integratie met de wettelijk verplichte invoering van de BGT (Basisregistratie Grootschalige Topografie) plaats.

Ontwikkelingen
Het bereiken van onderhoudsniveau "B" is mede afhankelijk van de inzet van relatief goedkope arbeid (SW-medewerkers). In 2015 is besloten om het SW-bedrijf gedeeltelijk te integreren met de gemeentelijke buitendienst en een gemeentelijk "Servicebedrijf" op te richten. Het Servicebedrijf is op 1 januari 2016 van start gegaan. De komende jaren gaat het Servicebedrijf nadrukkelijker de rol van Opdrachtnemer invullen op basis van werk-omschrijvingen en bestekken die zijn gebaseerd op de vastgestelde (en nog vast te stellen) beheer- en beleidsplannen. Ook hiervoor is het noodzakelijk dat GBI op orde is. Hiermee worden meerdere beleidsdoelstellingen ingevuld: een betere bewaking van de afgesproken beheerkwaliteit waarbij tevens kansen worden geboden aan mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Ook de SROI opgave bij grote uitvoeringsprojecten kan hiermee worden ingevuld.

Uitwerking per vakdiscipline

In het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV) is gesteld dat de paragraaf kapitaalgoederen tenminste een toelichting op de volgende onderdelen bevat.

  1. Wegen (met de daarbij onderliggende taakvelden)
  2. Riolering
  3. Water
  4. Groen
  5. Gebouwen
  6. Duurzaamheid

1. Wegen

Wegen en verhardingen
Beleid
Wegen en verhardingen maken deel uit van de Nota Kapitaalgoederen. Het onderhoudsniveau is vastgesteld op kwaliteitsniveau "C", waarbij de ambitie is uitgesproken om in de dorpscentra het kwaliteitsniveau "B" te bereiken. Naast de beeldkwaliteit speelt ook de technische kwaliteit van de constructie een belangrijke rol. In een tweejaarlijkse cyclus wordt de technische kwaliteit gemonitord conform de landelijke CROW-systematiek.

Uitvoering
De in de Nota Kapitaalgoederen vastgestelde kaders zijn 2015 verder uitgewerkt in een beleid- en beheerplan voor het onderhoud van wegen, verhardingen, (recreatieve) fietspaden, wegbermen en sloten. In 2015 heeft een interactief proces plaatsgevonden met belangengroeperingen. Daarna is de voortgang opgeschort in afwachting van het voltooien van het proces rondom de BGT.

Openbare verlichting
Beleid
Openbare verlichting maakt deel uit van de Nota Kapitaalgoederen. Het onderhoudsniveau is vastgesteld op kwaliteitsniveau "B".

Uitvoering
De in de Nota Kapitaalgoederen vastgestelde kaders zijn in 2016 verder uitgewerkt in een concept beleid- en beheerplan voor het onderhoud en vervangen van de openbare verlichting. Dit is gebeurd in een samenwerkingsverband met een aantal andere gemeenten. Belangrijk aandachtspunt in het beleid- en beheerplan zijn beleidsuitgangspunten t.a.v. wel of niet verlichten, de technologische ontwikkelingen (LED, energieverbruik) en vervangingsinvesteringen van masten, armaturen en lampen in de periode tot 2020. In 2016 heeft het participatieproces plaatsgevonden, zodat in 2017 het beleid- en beheerplan Openbare Verlichting aan uw raad kan worden aangeboden. Vooruitlopend op het vaststellen van beleidskaders ten aanzien openbare verlichting kredieten gereserveerd voor het vervangen van openbare verlichting. Deze gelden worden ingezet in samenhang met het vervangingsplan (maakt deel uit van het beheerplan) en het MIP. Eind 2013 heeft de 4 jaarlijkse remplace plaatsgevonden waarbij alle PLL lampen zijn vervangen. Dit geeft ruimte in de tijd om een aanvang te maken met de geleidelijke vervanging van een belangrijk deel van de openbare verlichting. In 2016 is gewerkt aan een bestek voor de eerste fase van de vervanging van lampen, armaturen en masten. Voor het dagelijks beheer wordt vooral gestuurd op meldingen van defecte lichtpunten, aanrijdingen etc.

Gladheidsbestrijding
Beleid
Gladheidsbestrijding maakt geen deel uit van de Nota Kapitaalgoederen, maar wordt gestuurd op basis van het gladheidsbestrijdingsplan dat met ingang van 15 december 2015 van kracht is. Hierin is het (nieuwe versoberde) gladheidsbestrijdingsbeleid vastgelegd. Strooiroutes e.d. zijn hierop gebaseerd.

Uitvoering
De jaarlijkse ervaringen uit een strooiseizoen worden steeds meegenomen in het strooiplan voor volgende seizoen.

Recreatieve fietspaden
Beleid
Recreatieve fietspaden maken deel uit van de Nota Kapitaalgoederen. Het onderhouds-niveau is vastgesteld op kwaliteitsniveau "B". Met deze voorziening wordt fors bijgedragen aan de gemeentelijke beleidsdoelen inzake recreatie en toerisme.

Uitvoering
In de periode 2011 t/m 2013 is fors geïnvesteerd in kwaliteitsverbetering van fietspaden. Dit betreft de fietspaden die deel uitmaken van het Fietsnetwerk Twente. De Regio Twente en het Routebureau Twente hebben een belangrijke rol in het onderhoud en bewegwijzering van het Fietsnetwerk. Het waarborgen van de openbaarheid en toegankelijkheid van recreatieve fietspaden blijft voortdurend een punt van aandacht. Het formele instrument hiertoe is de gemeentelijke Wegenlegger. Hiermee is de openbaarheid van de hoofdstructuur formeel vastgelegd. Naar aanleiding van het fietspadenproject 2011-2013, de implementatie van het integrale beheerpakket (GBI) en aanvullende inventarisaties in het kader van de BGT in 2016, wordt de Wegenlegger geactualiseerd. Naar verwachting kan de geactualiseerde versie in de loop van 2017 aan uw raad aangeboden. De in de Nota Kapitaalgoederen vastgestelde kaders worden verder uitgewerkt in het beleid- en beheerplan voor het onderhoud van wegen en verhardingen. Fietspaden, zowel utilitair als recreatief, maken deel uit van dit plan.

Straatmeubilair
Onder straatmeubilair wordt het geheel aan ondersteunende voorzieningen verstaan ten behoeve van de functie van de wegen. Naast banken en afvalbakken vallen hieronder ook de (toeristische) bewegwijzering en de straatnaam- en verkeersborden.

Beleid
Straatmeubilair maakt deel uit van de Nota Kapitaalgoederen. Het onderhoudsniveau is vastgesteld op kwaliteitsniveau "B".

Uitvoering
De in de Nota Kapitaalgoederen vastgestelde kaders moeten verder worden uitgewerkt in een beleid- en beheerplan. Dit maakt deel uit van de bovengenoemde "inhaalslag". Voor wat betreft het straatmeubilair is er een sterke samenhang met de taakvelden "wegen en verkeer" en "recreatie en toerisme".

Kunstwerken (bruggen, viaducten en beschoeiingen)

Beleid
In 2016 is een kwaliteitsinspectie uitgevoerd. Mede op basis hiervan is een maatregelprogramma opgesteld voor het onderhoud van de kunstwerken voor de komende vier jaren. De kunstwerken worden op het niveau basis (globaal overeenkomende met kwaliteitsniveau "C" uit de Nota Kapitaalgoederen) onderhouden. Het opstellen van een beleid- en beheerplan voor Kunstwerken (inclusief een vervangingsplan) maakt deel uit van de bovengenoemde "inhaalslag", en is voorzien na 2018.

Uitvoering
De inspecties van 2016 hebben uitgewezen dat met de huidige beschikbare middelen dit basis niveau nog net kan worden uitgevoerd. Een lager niveau betekent op termijn kapitaalsvernietiging. In 2017 worden de kunstwerken opgenomen in het nieuwe integrale beheerpakket (GBI). Aansluitend zullen aanvullende  kwaliteitsinspecties worden uitgevoerd (naar aanleiding van de in 2016 uitgevoerde algemene inspectie). Op basis hiervan wordt een meerjarig onderhoudsprogramma en een vervangingsplan opgesteld. Beiden vormen de basis voor het hierboven vermelde beleid- en beheerplan Kunstwerken.

2. Riolering

Beleid
Op 18 december 2012 is het verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan (vGRP) 2013-2016 door de raad vastgesteld. Hierin is naast de afvalwaterzorgplicht, ook de zorgplicht voor grondwater en hemelwater opgenomen. Besloten is om uit te gaan van een behoudend en sober basisscenario en om de reserve riolering in te zetten om een deel van de kosten te dekken. Op basis hiervan was de verwachting dat vanaf 2014 een geleidelijke stijging van de rioolheffing noodzakelijk is om kostendekkend te kunnen blijven.

In december 2016 is de geldigheidsduur van het vGRP met een jaar verlengd. Bij de besluitvorming hierover is tevens een toelichting gegeven op het onderzoek van het Twents Waternetwerk naar financiele aspecten van gemeentelijke watertaken. Per gemeente is met name gekeken naar investeringen. Bij de actualisatie van het vGRO komt dit onderwerp als separaat item weer terug.

Investeringen in rioolvervangingen bieden vaak kansen om ook de bovenliggende openbare ruimte opnieuw in te richten. De financiële middelen voor deze herinrichting kunnen niet ten laste van het vGRP gebracht worden. Hiervoor worden andere dekkingsmiddelen ingezet zoals onder andere het budget "Groot onderhoud Wegen", aanvullende investerings-budgetten (via ‘nieuw beleid") en wordt getracht externe bijdragen te verwerven. Het budget voor groot onderhoud aan wegen staat onder druk, waardoor dit gevolgen heeft voor de planning van het uitvoeringsprogramma van het vGRP. Om de synergiekansen niet verloren te laten gaan moet er geschoven worden in de planning waardoor investeringen in rioolvervangingen soms iets uitgesteld moeten worden.

In 2016 is verder gewerkt aan de hydraulische herberekening van de rioolstelsels in alle kernen van de gemeente Losser. Zodra de resultaten bekend zijn en de verbeterings-maatregelen doorgerekend zijn, kan het nieuwe vGRP II worden opgesteld, inclusief bijbehorend kostendekkingsplan. Streven is om eind 2017 het vGRP II aan uw Raad aan te bieden.

Uitvoering
In de planperiode wordt invulling gegeven aan het maatregelenprogramma zoals dat in het vGRP is vastgelegd. De investeringen in riolering worden integraal benaderd zodat zo veel mogelijk synergie en maatschappelijke winst wordt behaald. Het MIP is hiervoor het document om te sturen in een integrale planning voor investeringen in de openbare ruimte. In 2016 lag de nadruk op:

  • Start rioolvervanging wijkvernieuwingsproject Irisstraat – Leliestraat te Losser
  • Kwaliteitsinspecties
  • Rioolvervangingen in combinatie met de realisatie van het centrumplein Overdinkel en omliggende woonstraten, inclusief de aanleg van een zogenaamde "blauwe ader"
  • Ontwerp van rioolvervanging in delen van de Gronausestraat te Losser;
  • Vervolg project vervanging en renovatie rioolgemalen buitengebied (clustergewijs);
  • Afronding hydraulische herberekening kern De Lutte.
  • Hydraulische herberekening van alle rioolstelsels binnen de gemeente Losser, inclusief simulatie van klimaatontwikkelingen (extreme neerslagsituaties).

3. Water

Beleid
Het gemeentelijk beleid op gebied van water is vastgelegd in het vigerende Gemeentelijk Waterplan. Het uitvoeringsprogramma is door het ontbreken van financiële middelen tot op heden slechts gedeeltelijk gerealiseerd. Met ingang van 2013 is het vGRP van kracht waarin ook de nieuwe watertaken zijn opgenomen. De activiteiten uit het Gemeentelijk Waterplan die vallen onder de nieuwe watertaken zijn opgenomen in het vGRP. Vanuit "Brussel" speelt de Kaderrichtlijn Water (KRW). Vertaling naar de Regio vindt plaats middels stroomgebiedbeheersplannen (SGBP). De taken voor de gemeenten liggen vooralsnog voornamelijk op het gebied van de ruimtelijke ordening. Mede in het kader van de KRW is in 2016 gewerkt aan gebiedsprocessen rondom de herinrichting van de Dinkel. Hoewel het waterschap Vechtstromen hierin een leidende rol heeft, is de gemeente nadrukkelijk betrokken bij dit proces. Het Nationaal Bestuursakkoord Water gaat steeds nadrukkelijker een rol spelen. Samenwerking in de afvalwaterketen, de verbetering van doelmatigheid, etc. zijn ontwikkelingen die steeds nadrukkelijker een rol gaan spelen. Deze landelijke ontwikkeling wordt vertaald naar de regio’s. In Twente heeft dit geresulteerd in "Waterwinst 2.0". Middels deze intentieverklaring spreken de 14 Twentse gemeenten, samen het waterschap, de bereidheid uit om samen te werken in de (afval)waterketen teneinde te kunnen komen tot een structurele kostenbesparing in de keten. Daarnaast zijn kennis en kwetsbaarheid speerpunten in "Waterwinst 2.0".

Uitvoering
De komende jaren wordt middels de systematiek van "werkplaatsen" verder gewerkt aan de concrete invulling van "Waterwinst 2.0". Losser neemt hierin actief deel. De bovengenoemde hydraulische herberekening is breder opgepakt dan alleen de rioolstelsels van de kernen binnen de gemeente Losser. Besloten is om dit samen met het waterschap Vechtstromen op te pakken en de riolering en afvalwaterzuivering te beschouwen als ware het één geheel. In 2017 zal het zogenaamde afvalwaterketenplan worden opgeleverd. Een andere, voor Losser belangrijke, werkplaats is die van de "Financiële aspecten van de gemeentelijk watertaken". Deze werkplaats, onder voorzitterschap van Losser, heeft in 2016 haar eindrapport opgeleverd. Hierin zijn de resultaten van een onderzoek naar mogelijke besparingen door een andere financieringsmethodiek vastgelegd. Deze rapportage wordt betrokken bij de opstellen van het nieuwe vGRP (2017).

4. Groen en Landschap

Beleid
Openbaar groen maakt deel uit van de Nota Kapitaalgoederen. Het onderhoudsniveau is vastgesteld op kwaliteitsniveau "B". Op basis van langjarige gemiddelden en landelijke kengetallen blijkt dat het beschikbare budget voldoende om een onderhoudsniveau "C" te realiseren. Door de inzet van relatief goedkope arbeid door SW-medewerkers is het mogelijk het door de Raad vastgestelde niveau "B" te realiseren.

Uitvoering
De in de Nota Kapitaalgoederen vastgestelde kaders worden verder uitgewerkt in beleid- en beheerplannen voor het onderhoud van openbaar groen. Zo is in 2016 het Groenstructuur-plan vastgesteld door uw Raad. Verder is in 2016 verder gewerkt aan de implementatie van het nieuwe integrale beheerpakken en de koppeling met de BGT. Daarna kan het groenbeleid en -beheerplan opgesteld worden. Naar verwachting kan dit vanaf 2017 ingepland worden. De inzet van SW-medewerkers via het nieuwe "Servicebedrijf Losser" blijft een belangrijk aandachtspunt omdat het behalen van het vereiste onderhoudsniveau hiervan mede afhankelijk is. In 2016 is ook gewerkt aan de implementatie van het Servicebedrijf.

5. Gebouwen/Vastgoed / MOP

Beleid
De Vastgoedlijst eigendom gemeente Losser vormt de basis voor keuzes in het aanhouden dan wel afstoten van locaties. Daarbij spelen budgettaire redenen maar ook de wens om de mogelijkheden van privatisering nader te bekijken, een rol. Daarnaast is met ingang van 1 juli 2014 de Wet Markt en Overheid van kracht geworden. Hierin zijn gedragsregels voor overheden opgesteld om concurrentievervalsing tegen te gaan. Voor vastgoed geldt dat ten minste een kostprijs dekkende huur wordt doorberekend, tenzij men daar gemotiveerd van af wil wijken. Dit laatste zal voor het maatschappelijk vastgoed het geval zijn, terwijl voor commerciële partijen de marktconforme huurprijs blijft gelden. In de Vastgoednota gemeente Losser is dit nader uitgewerkt en vastgelegd.

Uitvoering
Begin 2016 is het voormalige VVV kantoor gesloopt, ten behoeve van het project Gronausestraat. Met ingang van 2016 wordt het schaftgebouw op het sportpark in Overdinkel niet meer verhuurd aan stichting WIL, maar is deze in de eigen dienst van het nieuwe Servicebedrijf geplaatst. Daarmee is het totale areaal aan vastgoed geslonken met één object en is het andere object verplaatst van de portefeuille maatschappelijk naar de eigen dienst.

De vastgoedportefeuille van de gemeente Losser bestaat nu uit 112 objecten. De totale WOZ-waarde bedraagt M€48 met een boekwaarde van M€24 (peildatum 1-1-2016). 48 gebouwen worden door de gemeente Losser onderhouden. Dit is inclusief de schoolgebouwen, welke met ingang van 2015 zelf verantwoordelijk zijn voor het buitenonderhoud, met uitzondering van constructiefouten (zoals asbest). Aanvankelijk was er in 2015 een budget van € 770.000 beschikbaar. Hierop is in de jaargang 2015 bezuinigd voor een bedrag van € 60.000 invulling kader gemeentelijke gebouwen en € 278.000 vanuit de genoemde overdracht naar de schoolbesturen. Het resterende budget met ingang van 2016 bedraagt dan nog € 432.000 (onderwijs: € 33.000 en overig: € 399.000).

De uitwerking van de consequenties van een kostprijs dekkend huurtarief voor het maatschappelijk vastgoed zijn in 2016 als ‘verborgen subsidies’ in beeld gebracht. De keuze is gemaakt om deze ‘verborgen subsidies’ in stand te laten in verband met het ‘maatschappelijk rendement’.

De Vastgoednota gemeente Losser heeft ook gevolgen voor de mate van onderhoud van de verschillende panden en daarmee het benodigd budget voor het MOP in de toekomst. Het benodigd budget voor het MOP is daarom medio 2016 opnieuw geïnventariseerd en geïnspecteerd. Er is gebruik gemaakt van een landelijk geaccepteerde methodiek in conditiemeting (Rgd-BOEI richtlijn Rijksgebouwendienst). De resultaten en budgettaire consequenties worden begin 2017 aan de Raad voorgelegd. In 2017 worden er keuzes gemaakt ten aanzien van het aanhouden dan wel afstoten en op voorhand slopen van panden. De panden die worden behouden moeten op een redelijk niveau worden onderhouden om kapitaalvernietiging tegen te gaan. Voor een redelijk niveau van onderhoud wordt voor deze panden tenminste een conditiescore van 3 conform de Rgd-BOEI aangeraden.

6. Duurzaamheid

Beleid
Duurzaamheid is een breed begrip en hier wordt op vele vlakken (inkoop, diensten, projecten, openbare ruimte) invulling aan gegeven. Een concrete ambitie met doelstelling is in september 2012 door de Raad in zijn Visie op Duurzaamheid en Duurzaam Energie Beleid vastgesteld. Hierin is de ambitie voor de gemeente Losser uitgesproken om 20% CO2-reductie en 20% duurzame energie in 2020 (ten opzichte van 1990) te realiseren. Omdat hierin geen extra financiële middelen worden ingezet, anders dan de verstrekte subsidies van provincie en rijk, zal de rol van de gemeente beperkt blijven tot een stimulerende en faciliterende rol.

Uitvoering
In het Uitvoeringsprogramma wordt met name gericht op de bebouwde omgeving, particuliere woningen. Dit betreft in de gemeente Losser ook de grootste groep voor wat betreft het energieverbruik en levert daarmee de meeste winst op. Het Energieloket "Doe Groen. Dat Scheelt" met website en telefonisch loket heeft een vervolg gekregen door de nieuwe subsidie van de provincie volgens de Overijsselse Aanpak 2.1. De uitvoering hiervan gebeurt net als voorheen in samenwerking met de gemeente Enschede. Aanvankelijk was het de bedoeling om het Energieloket van de gemeente Enschede en Losser in 2016 onder te brengen bij een marktpartij. Uitgangspunt van de provincie was namelijk dat de markt dit in 2016 zou overnemen. Door de nieuwe subsidie van Overijsselse Aanpak 2.1 wordt hier meer tijd voor geboden tot uiterlijk 2020.

Aanvullend daarop is met ingang van 2016 invulling gegeven aan de Landelijke VNG-ondersteuning voor energiebesparing bij particuliere woningen. In Regio Twente verband is gekozen voor extra communicatie op gebied van energiebesparing en –opwekking, middels de campagne "Duurzaam Thuis Twente". Deze stichting is begin 2016 van start gegaan met het opleiden van vrijwilligers uit alle Twentse gemeenten tot "wooncoaches". Ook in Losser zijn de komende jaren een drietal wooncoaches actief, die in ieder geval maandelijks aanwezig zijn bij de drie bibliotheken/kulturhusen.

Daarnaast is samenwerking gezocht met de NOT-gemeenten op gebied van grootschalige duurzame energieopwekking binnen het Nationaal Landschap NOT omdat de opgave van 20% duurzame energie aanzienlijk is en niet ophoudt bij de gemeentegrenzen. Het gaat daarbij nog om een verkenning van de opgave en mogelijke invulling daarvan middels verschillende vormen van opwekking zoals geothermie (diepe aardwarmte), warmte/koude-opslag (WKO), gebruik restwarmte, windenergie, zonne-energie en biomassa. De bedoeling is om een maatschappelijk brede discussie op deze onderwerpen aan te zwengelen. De richting op dit onderwerp lijkt namelijk geen kwestie van kiezen voor één duurzame vorm van energieopwekking, maar een totaal die elkaar kunnen aanvullen en vervangen op dagen met minder wind- of zonkracht.

Voor de samenwerking met de NOT-gemeenten, Stichting Duurzaam Oldenzaal en Energieke Regio NOT is een redelijk bedrag aan zogenoemd ‘handgeld’ wenselijk. De NOT-gemeenten hebben tot op heden kosteloos mee kunnen profiteren van de acties en campagnes die Stichting Duurzaam Oldenzaal heeft georganiseerd. Er zijn bijeenkomsten georganiseerd door de Energieke Regio NOT voor bedrijven, winkels, onderwijs en sportverenigingen in NOT. Ook de samenwerking van de NOT-gemeenten op gebied van grootschalige duurzame energieopwekking brengt advieskosten met zich mee. Deze advieskosten zullen dan verdeeld worden over de 4 NOT-gemeenten wat een synergie voordeel oplevert. Omdat de subsidie voor het energieloket alleen bedoeld is voor de particuliere woningmarkt kunnen deze kosten daar niet uit gedekt worden.

In 2016 is geen budget voorhanden geweest voor de samenwerking NOT-gemeenten, Stichting Duurzaam Oldenzaal en Energieke Regio NOT. Dit is wel wenselijk en daarom is bij de behandeling van Programmabegroting 2017 e.v. een amendement aangenomen voor een structureel budget van € 12.000,-- voor de periode 2017-2020.

Kwaliteit onderhoud

Op basis van de Nota Kapitaalgoederen Openbare Ruimte" (2014-2018) is door de Raad vastgesteld dat de openbare ruimte op een kwaliteitsniveau "B", voor de onderdelen groen, reiniging en weg- en straatmeubilair wordt onderhouden (op basis van de landelijke CROW-systematiek). Voor wegen wordt het kwaliteitsniveau "C" gehandhaafd met de ambitie om in de dorpscentra het kwaliteitsniveau "B" te bereiken.

Toetsing op hoofdlijnen op basis van langjarige gemiddelden en landelijke kengetallen leert dat het beschikbare beheerbudget voor klein en groot onderhoud voldoende is om een kwaliteitsniveau "C" te realiseren. Door de inzet van relatief goedkope arbeid (SW-medewerkers) is het mogelijk het door de raad vastgestelde kwaliteitsniveau "B", voor de onderdelen groen, reiniging en weg- en straatmeubilair, te realiseren. In het collegeakkoord is vastgelegd dat taken minimaal op het wettelijk minimum worden uitgevoerd. In de (nog op te stellen) beheerplannen per vakdiscipline is/wordt uitgewerkt op welke wijze invulling gegeven wordt aan het wettelijk minimum niveau en welke structurele gelden hiervoor benodigd zijn.

Sturen op onderhoudskwaliteit
De onderhoudswerkzaamheden worden gestuurd op het door de raad vastgestelde onderhoudsniveau. Vanwege het feit dat beschikbare financiële middelen onder druk staan betekent dit dat voor alle voorzieningen in de openbare ruimte dat de levensduur zo ver mogelijk wordt opgerekt als mogelijk is binnen de afgesproken kwaliteit, om zodoende kosten te besparen. Met deze strategie worden "de grenzen" wat meer opgezocht. Daarom is het belangrijk om het verloop van de technische kwaliteit en van de onderhoudskwaliteit van de voorzieningen in de openbare ruimte te volgen. Dit proces wordt de komende jaren verder uitgewerkt en geïmplementeerd. De frequentie van kwaliteitsinspecties en schouwrondes wordt geïntensiveerd. De metingen van technische kwaliteit en de analyse van de ontwikkeling van de onderhoudskwaliteit worden gecombineerd met beschikbare gegevens van burgertevredenheid (klachten en meldingen), verkeersongevallencijfers en gegevens over schadeclaims in het kader van aansprakelijkheid van de gemeente in haar brede rol van ‘wegbeheerder’. Op deze wijze willen we inzicht geven in de ontwikkeling van de kwaliteit en beleving van de openbare ruimte.

Gemeten onderhoudskwaliteit
In de jaren 2013 -2016 hebben schouwrondes plaatsgevonden om de onderhoudskwaliteit te meten en te toetsen aan het vastgestelde beleid. Algehele conclusie is dat de gemiddelde onderhoudskwaliteit die gerealiseerd wordt voldoet aan het gestelde onderhoudsniveau "B". Wel is er een tendens dat de "marge" geleidelijk terug loopt. Aandachtspunt vormt het onderhoudsniveau van de wegen en verhardingen. Hier ligt het onderhoudsniveau lager. In 2014 - 2016 is het percentage wegen met onderhoudsniveau D overigens gedaald (tgv investeringen via het MIP). In de beleidsnota Wegen (2017) wordt hierop nader ingegaan.   

2.4 Financiering

Doelstellingen treasurybeleid

De Wet Financiering Decentrale Overheden (Wet fido) geeft de kaders aan waarbinnen decentrale overheden de treasuryactiviteiten moeten uitvoeren. Het doel hiervan is de bevordering van een gezonde financiering, het bijdragen aan het behouden van de goede kredietwaardigheid en handhaving van de positie van decentrale overheden op de kapitaalmarkt.

 Op 24 maart 2015 is het Treasurystatuut 2015 vastgesteld door de Raad. Hierin is het beleidskader voor Losser inzake treasury opgenomen. In het Treasurystatuut zijn onder meer de verdeling van taken en bevoegdheden vastgelegd. Ook is de verantwoordingsrelatie inzake het treasurybeleid tussen de gemeente Enschede en gemeente Losser vastgelegd. De regels voor het schatkistbankieren zijn nieuw toegevoegd.

 De doelstellingen zijn o.a.:

  • Het tegengaan van ongewenste financiële risico’s, zoals renterisico’s, kredietrisico’s, liquiditeitenrisico’s en koersrisico’s.
  • Het minimaliseren van de rentekosten van de uitstaande leningen, binnen de randvoorwaarden van de wettelijke normen uit de Wet fido zijnde de renterisiconorm en de kasgeldlimiet.

Renterisicobeheer

Onder financiële risico’s worden zowel renterisico’s (van vaste en vlottende schuld) als kredietrisico’s, liquiditeitenrisico’s en koersrisico’s verstaan. De Wet fido geeft een aantal verplichte elementen aan die het risico beperken. Een belangrijke eis uit de Wet fido is dat de uitvoering van de treasuryfunctie uitsluitend de publieke taak dient en dat het beheer prudent (verstandig) dient te zijn.

De gemeente Losser heeft in 2016 geen uitzettingen gedaan. Zij bezit uitsluitend een aantal aandelenpakketten in het kader van de publieke taak. Informatie over deze bedrijven is opgenomen in de paragraaf verbonden partijen. Door de wetswijziging van de Wet fido in 2009 is ook het verstrekken van geldleningen aan gemeentepersoneel niet meer toegestaan. De portefeuille met personeelshypotheken wordt derhalve afgebouwd.

Daarnaast wordt zeer terughoudend omgegaan met het verstrekken van leningen. Per eind 2016 zijn nog slechts twee leningen verstrekt vanuit de deelnemingen in Vitens en Enexis. De risico’s vanuit deze leningen zijn nihil.

Ook met garanties wordt terughoudend omgegaan. De uitstaande garanties op geldleningen stammen allen uit de jaren 90. Bij deze garanties zijn geen zekerheden c.q. onderpand verkregen. De risico’s die voortvloeien hieruit zijn opgenomen in het weerstandsvermogen. Daarnaast neemt Losser een achtervangpositie bij het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) voor verstrekte leningen aan corporaties. De risico’s hiervan zijn ook ingeschat op nihil aangezien er momenteel geen aanwijzingen zijn dat het WSW niet aan haar garantieverplichtingen zal voldoen en de gemeente zal aanspreken op haar achtervangpositie.

Omslagrente

Bij de toerekening van rente door middel van kapitaallasten wordt uitgegaan van een gemiddelde rekenrente, ook wel de omslagrente genoemd. In de begroting 2016 is de omslagrente op 4,5% gesteld, bij wijze van voorcalculatie. Wanneer de daadwerkelijke betaalde gemiddelde rentepercentage lager is dan de omslagrente, ontstaat een rentevoordeel dat tot uiting komt in een inkomenspost op functie 914 (programma Algemene Dekkingsmiddelen en Onvoorzien).

Vanaf 1 januari 2016 gelden voor de rentetoerekening aan de grondexploitaties nieuwe BBV-regels. Daardoor wordt aan de grondexploitaties een rente toegerekend op basis van de daadwerkelijke rentelasten van de langlopende en kortlopende schulden. Hierbij wordt ook nog rekening gehouden met de verhouding eigen en vreemd vermogen van de gemeente op de balans. Uiteindelijk moet de daadwerkelijke rente worden verrekend. In de begroting was rekening gehouden met een percentage van 3% over 2016. Op basis van de werkelijke rente is dit 2,71% geworden. Het verschil à € 20.000 is verwerkt in het renteresultaat.

De gemiddelde rente van de opgenomen leningenportefeuille is in 2016 niet gewijzigd en bedraagt 4,09% net als per begin 2016. In 2016 zijn namelijk geen nieuwe leningen aangetrokken.

Renteresultaat

Het resultaat in 2016 is zo’n € 65.000 hoger dan begroot. In de berap 2016 was nog rekening gehouden met een voordeel van € 125.000 vanwege de aanhoudend lage marktrente waardoor de rentelasten op de kortlopende schuld aanzienlijk lager dan verwacht. Ook was het niet nodig om nieuwe langlopende leningen aan te trekken terwijl dit wel was verwacht. Daarnaast is door de aflossing van de lening van Enexis per eind 2016 een hogere rentebate ontstaan. Als vergoeding voor de vervroegde aflossing is door Enexis 3 extra jaren aan rente à  € 12.250 vergoed.   

Het verschil tussen het renteresultaat in deze jaarrekening en de berap ontstaat door lager dan verwachte rente-inkomsten uit de personeelshypotheken. Deze zijn gedaald door de vele aflossingen die zijn gedaan op deze hypotheken.

Renterisiconorm

In de Wet fido is bepaald dat de gemeente binnen de renterisiconorm moet blijven. Het uitgangspunt van de renterisiconorm is het beheersen van de renterisico’s op de langlopende schulden (schulden met een looptijd van één jaar of langer). Dit gebeurt door het aanbrengen van spreiding in de looptijden van de leningen. Hiermee wordt voorkomen dat een groot deel van de leningen tegelijk opnieuw moet worden afgesloten, met het risico van snel oplopende rentelasten.

De renterisiconorm beoogt in de kern dat de jaarlijkse aflossingen en renteherzieningen totaal niet meer dan 20% van de totale begroting van baten en lasten mogen bedragen. Uit de onderstaande tabel blijkt dat de gemeente Losser in 2016 de norm niet heeft overschreden:

Berekening renterisiconorm (x € 1.000)  Begroting 2016 Jaarrekening 2016
Begrotingstotaal (1) 52.354 52.354
Vastgesteld percentage (2) 20% 20%
Renterisiconorm (1) x (2) = (3) 10.471 10.471
Aflossingen (4) 2.780 2.780
Ruimte onder renterisiconorm (3) - (4) 7.691 7.691

Kasgeldlimiet

Voor het beperken van de renterisico’s is in de Wet fido ook een norm voor de kortlopende schulden opgenomen, de kasgeldlimiet. De kasgeldlimiet is het bedrag dat de gemeente als gemiddelde netto vlottende schuld (vlottende schulden minus vlottende middelen) maximaal mag hebben.

De kasgeldlimiet bedroeg in 2016:

(x € 1.000) 1e kwartaal 2e kwartaal 3e kwartaal 4e kwartaal
Omvang begroting per 1 januari 2016 - grondslag 52.354 52.354 52.354 52.354
         
Toegestane kasgeldlimiet:        
- in % van de grondslag 8,5% 8,5% 8,5% 8,5%
- omvang kasgeldlimiet 4.450 4.450 4.450 4.450
         
Toets kasgeldlimiet:        
Gemiddelde overschot vlottende middelen        
Gemiddeld opgenomen vlottende schuld 5.897 4.586 3.507 3.287
Toegestane kasgeldlimiet 4.450 4.450 4.450 4.450
Overschrijding kasgeldlimiet 1.446 136    
Ruimte onder kasgeldlimiet      943 1.163

De limiet is in het 1e en 2e kwartaal overschreden. Hiermee is de negatieve stand van de korte rente optimaal benut en is binnen de gestelde normen uit de wet fido gebleven.  Binnen de regels is namelijk toegestaan om 2 kwartalen achtereen over de limiet heen te gaan. In het 3e en 4e kwartaal van 2016 is wel binnen de limiet gebleven. Het was niet nodig om hiervoor langlopende leningen aan te trekken.

Schatkistbankieren

De gemeente is verplicht om overtollige middelen, boven het drempelbedrag, onder te brengen bij het ministerie van financiën via het zogenaamde schatkistbankieren. Eventuele overtollige middelen mogen niet worden belegd bij andere partijen. Onder voorwaarden mogen wel leningen worden verstrekt aan andere decentrale overheden.

Het drempelbedrag bedroeg € 430.000 in 2016. Uit de onderstaande tabel blijkt dat de gemeente in 2016 regelmatig een positief banksaldo had waarmee het drempelbedrag meermaals is overschreden.

(Bedragen x € 1.000) 1e kwartaal 2e kwartaal 3e kwartaal 4e kwartaal
Buiten schatkist aangehouden bedragen 254 400 614 896
Toegestane drempelbedrag 393 393 393 393
Ruimte onder het drempelbedrag 139 0 0 0
Overschrijding drempelbedrag 0 8 221 503

De overtollige middelen boven het drempelbedragen dienen automatisch afgeroomd te worden naar de schatkist. Deze afroming verliep echter ook in 2016, zelfs na aanpassing door de BNG Bank, niet correct. Het betreft hier een technische kwestie buiten de schuld van de gemeente om. Eind 2016 heeft de bank wederom zaken aangepast waarbij zich in 2017 naar verwachting geen overschrijdingen meer zullen voordoen. Overigens staan op overschrijdingen vanuit de wetgeving geen sancties.  

Beleidsvoornemens treasuryfunctie

In 2016  heeft de treasuryfunctie zich bezig gehouden met:

  • Het voortdurend verbeteren van de (meerjaren)liquiditeitsplanningen van Losser. In de komende jaren moet verder worden gewerkt aan het vergroten van het inzicht in de investeringen van belang.
  • In 2016 is een eerste aanzet gedaan tot de invoering van de gewijzigde BBV-regels voor rente. De nieuwe regels voor het grondbedrijf zijn al ingevoerd vanaf 2016. De overige regels gelden vanaf de begroting 2018. Voor de begroting 2017 is echter we al een deel van de gewijzigde berekeningen doorgevoerd. Vooral een correcte geprognotiseerde balans is belangrijk om tot de juiste renteopstelling te komen.

Limieten 2016

In de treasuryparagraaf dienen conform artikel 16, lid 3 van de Financiële verordening jaarlijks de limieten voor het opnemen van kredieten in rekening-courant, het uitzetten van tijdelijk overtollige geldmiddelen en het aantrekken van langlopende geldleningen te worden vastgesteld. De Raad stelt hiermee de grenzen vast waarbinnen het college in 2016 kon financieren of beleggen.

De limieten voor 2016 zijn vastgesteld in de programmabegroting 2016-2019:

  • Limiet opnemen krediet in rekening-courant bedraagt 110% van de kasgeldlimiet (4,5 miljoen euro voor 2016). De limiet bedroeg 4,9 miljoen euro. Deze limiet geeft aan hoeveel maximaal kortlopend gefinancierd kan worden.
  • Limiet aantrekken langlopende leningen is vastgesteld op 10 miljoen euro voor het jaar 2016. Hiermee kan de ingeschatte 5 miljoen euro voor 2016 aan langlopende leningen worden aangetrokken en is het mogelijk om eventueel vroegtijdig financieringen af te sluiten voor de komende jaren, indien de renteontwikkeling hiertoe aanleiding geeft.
  • Limiet voor uitzetten tijdelijk overtollige middelen bedraagt 0,4 miljoen euro voor het jaar 2016 en is daarmee gelijk aan het drempelbedrag van het schatkistbankieren. Het doen van uitzettingen is immers slechts toegestaan tot dit bedrag.

Uit de onderstaande tabel blijkt dat de limiet voor  netto-vlottende schuld in het 1e kwartaal van 2016 is overschreden (zie hiervoor de passage kasgeldlimiet). Dit is echter gedaan om maximaal gebruik te maken van de negatieve rentestanden voor kasgeldleningen. Zo is voorkomen dat in 2016 langlopende leningen moesten worden aangetrokken. De overige limieten zijn niet overschreden:

Netto-vlottende schuld (x 1.000 euro) 1e kwartaal 2e kwartaal 3e kwartaal 4e kwartaal
Limiet - conform financieringsparagraaf Programmabegroting 2016-2019 4.900 4.900 4.900 4.900
Gemiddeld opgenomen vlottende schuld in kwartaal 5.897 4.769 3.472 3.457
Gemiddeld overschot vlottende middelen ~ ~ ~ ~
Overschrijding limiet: ja/nee *) ja nee nee nee
Vaste schuld (x 1.000 euro) 1e kwartaal 2e kwartaal 3e kwartaal 4e kwartaal
Limiet - conform financieringsparagraaf Programmabegroting 2016-2019 10.000 10.000 10.000 10.000
Opgenomen vaste schuld in kwartaal 0 0 0 0
Cumulatief opgenomen vaste schuld in jaar 0 0 0 0
Overschrijding limiet: ja/nee *) nee nee nee nee
Uitzettingen (x 1.000 euro) 1e kwartaal 2e kwartaal 3e kwartaal 4e kwartaal
Limiet - conform financieringsparagraaf Programmabegroting 2016-2019 400 400 400 400
Totale omvang uitzettingen in kwartaal 0 0 0 0
Overschrijding limiet: ja/nee *) nee nee nee nee

2.5 Bedrijfsvoering

Losser Flexibel en Verbonden

De gemeente is onderdeel van de netwerkmaatschappij. We hebben te maken met maatschappelijke ontwikkelingen en uitdagingen (krimp, decentralisaties, vorming van (sociale)netwerk en veranderende rol overheid) waar Losser een passende reactie op moet hebben. Daarom werken we onder de vlag Losser Flexibel en Verbonden (LFV) toe naar een manier van samenwerken waarbij gericht (samen)werken in verantwoordelijkheid centraal staat. Om deze resultaten te bereiken krijgen medewerkers de ruimte in het waar, wanneer, met wie en hoe zij (samen)werken. Belangrijk uitgangspunt is wel dat medewerkers verbonden blijven met de organisatie.

 Losser Flexibel en Verbonden’ vraagt een verandering op de volgende gebieden:

  1. Fysieke omgeving (kantoor, werkplekken en ontmoetingsplekken.
  2. ICT omgeving (digitaal en mobiel werken).
  3. Mentale omgeving (human resource aspecten). 

1. Fysieke omgeving (kantoor, werkplekken en ontmoetingsplekken)

In het kader van het project Losser Flexibel en Verbonden is het ontwerp gereed gemaakt voor de herhuisvesting van de ambtelijke organisatie en het bestuur. Dit ontwerp is geïntegreerd in het totaalplan van de verbouw van het gemeentehuis tot Kulturhus. In 2017 zal de wijziging van de fysieke omgeving feitelijk zijn beslag krijgen.

2. ICT omgeving (digitaal en mobiel werken)

Naast het fysieke deel is ook de ICT component belangrijk om te faciliteren dat medewerkers plaats- en tijdonafhankelijk kunnen werken. Er is een begin gemaakt met het digitaliseren van de analoge dossiers. Daarnaast heeft een inventarisatie van bestaande en nieuwe werkprocessen plaatsgevonden en deze zullen ook zoveel mogelijk worden gedigitaliseerd om tot een meer efficiënte werkwijze te komen. Om zoveel mogelijk plaats onafhankelijk te kunnen werken wordt ook geïnvesteerd in de aanschaf van nieuwe hardware. Er is geïnventariseerd welke hardware medewerkers hiervoor nodig hebben.

3. Mentale omgeving (human resource aspecten).

Expeditie Losser staat voor de ontdekkingsreis naar onze houding en gedrag in de schatkamer van Twente. Volledigheidshalve wordt verwezen naar datgene wat in de aanbiedingsbrief van deze jaarrekening hierover is verwoord.

Samenwerking Enschede-Losser

In de samenwerking tussen Enschede en Losser op grond van de Centrumregeling hebben zich in 2016 geen bijzonderheden voorgedaan. De dvo-bijdrage aan Enschede bedroeg in 2016 € 4.048.847.

Communicatie

Voor informatie over communicatie wordt verwezen naar hoofdstuk 1.4 Bestuurs en Dienstverlening.

Informatievoorziening algemeen

Met de overgang naar een nieuwe website kunnen verdere stappen worden gezet rond de digitale dienstverlening. De interne organisatie is bezig met het verder digitaliseren van bedrijfsprocessen, waardoor tevens  meer zogenaamde e-formulieren op de website beschikbaar komen. Het fundament van de digitale overheid bestaat uit meerdere bouwstenen. In 2016 zijn opnieuw bouwstenen gerealiseerd. Het gaat daarbij vooral om aansluitingen op het stelsel van basisregistraties.

Een organisatie kan niet werken zonder een veilige, stabiele en moderne ICT-ondersteuning. Die is in 2016 dan ook geleverd. Het IT Bedrijf heeft de nieuwe IT-basisvoorziening geïmplementeerd. Hiermee hebben we een sneller en stabieler netwerk, moderne software en meer mogelijkheden gekregen om 24 uur per dag onze IT te gebruiken.

Ontwikkelingen

Beleidsmatig is Enschede betrokken in verschillende landelijke samenwerkingen. Dit biedt voordelen in de functionele samenwerking. De strategische afstemming met Losser wordt strakker georganiseerd om optimaal te profiteren. De pilot TwenteCloud is van start gegaan. TwenteCloud moet uiteindelijk een digitaal platform worden dat samenwerking ondersteund. Het aanbod aan projecten waarin de informatievoorziening een belangrijke rol speelt neemt toe. Dit geldt zowel voor externe- als interne projecten. In 2016 is een zogenaamde digitale Roadmap Losser gemaakt als instrument om sturing te geven aan de ontwikkelingen.

Om de organisatieontwikkeling Losser Flexibel en Verbonden tot een succes te maken, is een optimale digitale ondersteuning van bestuur en organisatie nodig. In 2016 is een begin gemaakt met het scannen van dossiers en het verder digitaliseren van de bedrijfsprocessen.

Wettelijke ontwikkelingen  met betrekking tot de Basisregistratie Personen en uitbreiding van digitale dienstverlening hebben directe gevolgen voor Losser. Gevolgen op het gebied van techniek, organisatie en financiën. In dit kader is eind 2016 een impactanalyse uitgevoerd en zijn mogelijke scenario’s opgesteld. De verwachting is dat begin 2017 besluitvorming plaats vindt en er tevens duidelijkheid komt over wel/geen Dimpact.

Documentaire Informatie Voorziening (DIV)

In 2016 is de archiefbewerking onder supervisie van het Stads Archief Enschede uitgevoerd en afgerond.  In het kader van het IBT-toezicht op het taakveld archief is er in november 2016 door de gemeentelijke archiefinspecteur een follow-up van de in 2013 opgestelde en in 2014 door het college van B&W vastgestelde rapportage ‘Horizontale Verantwoording Archiefbeheer’ opgesteld. Deze follow-up dient als horizontale verantwoording tussen college B&W en Raad en schetst een beeld van de stand van zaken met betrekking tot het gemeentelijk archief- en informatiebeheer en laat zien in welke mate de gemeente voldoet aan de vereisten van de Archiefwet 1995.

In 2016 is gewerkt aan de doorontwikkeling van het zaakgericht werken en worden er steeds meer gemeentelijke processen gedigitaliseerd.

Basisregistraties

Eind 2016 is Losser aangesloten op de landelijke Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT). Het is nu zaak om de koppeling te leggen met de interne bedrijfsprocessen die gebruik maken van de BGT. Hierbij denken aan het beheer van de groenobjecten en van de wegen.

Digitale veiligheid

Digitale veiligheid is steeds meer een aandachtspunt geworden van bestuur en management. In de zomer van 2016 heeft de Visitatiecommissie Informatieveiligheid van de VNG in Enschede vastgesteld dat dit van alle medewerkers continu aandacht verdient. Daarvoor zijn bewustwordingsgesprekken gehouden, die ook in Losser een vervolg krijgen. Er is gewerkt aan het gestructureerd doorvoeren van de Baseline Informatieveiligheid Gemeenten (BIG), waaronder het inrichten van de werkwijze rondom de zogenaamde datalekken. State of the Art soft- en hardware is verkregen om zoveel mogelijk denkbare risico’s te verkleinen. Ingehuurde hackers hebben de robuustheid van de computeromgeving getest.

In het Overleg Privacy en Beveiliging wordt maandelijks met betrokkenen uit de gemeentelijke domeinen afgestemd over aanpak en het continu verhogen van de professionaliteit. Losser is ook vertegenwoordigd in dit overleg.

Beveiliging en verantwoording van Suwinet

Bij de uitvoering van de Participatiewet wordt gebruik gemaakt van het Suwinet. In het Suwinet staan gegevens over werk en inkomen van burgers. Om de privacy van deze gegevens te waarborgen is het op basis van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (SUWI) verplicht een beveiligingsplan te hebben. Sinds 2008 heeft de gemeente Losser een dergelijk beveiligingsplan, dat jaarlijks wordt geactualiseerd.

In het beveiligingsplan wordt het beleid van de gemeente weergegeven over hoe de medewerkers met het gebruik van Suwinet moeten omgaan en welke gemeentelijke maatregelen zijn getroffen die een zorgvuldig gebruik van persoonsgegevens moeten garanderen. Het beveiligingsplan is gebaseerd op een zevental essentiële normen die gelden in de Baseline Informatiebeveiliging Nederlandse Gemeenten.

Gemeente Losser voldoet bij de beveiliging van het Suwinet aan deze zeven normen. Steekproefsgewijs onderzoek van het ministerie van SZW heeft dit in 2016 nog eens aangetoond.

Vennootschapsbelastingplicht (Vpb)

Met ingang van 1 januari 2016 is de gemeente vennootschapsbelastingplichtig voor haar overheidsondernemingen. De vennootschapsbelastingrisico’s zijn inmiddels in beeld gebracht. Daarbij is uitgegaan van de begroting 2016. Per activiteit of cluster van activiteiten is beoordeeld of in fiscaalrechtelijke zin een onderneming wordt gedreven. Op basis van het uitgevoerde onderzoek, lijkt voor de 'Algemene dienst' geen sprake te zijn van een vennootschapsbelastingplichtige activiteit. Uit de analyse blijkt dat voor de grondexploitaties sprake is van Vpb-plicht.  Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar de paragraaf Grondbeleid.

Generatiepact

In het GO is overeenstemming op hoofdlijnen bereikt over een regeling Generatiepact, waarmee de bestaande ‘seniorenregeling’ kan komen te vervallen. De verwachting is dat in 2017 in het GO ook akkoord zal zijn bereikt over de definitieve tekst van de regeling en de daadwerkelijke afschaffing van de oude regeling. De oude regeling bood aan medewerkers van 60 jaar en ouder de mogelijkheid om fors minder uren per week minder te werken met gelijkblijvend salaris en gelijkblijvende pensioenopbouw. Deze regeling gaf geen financiële ruimte om de weggevallen uren te herbezetten, met een toegenomen werklast voor de overige medewerkers tot gevolg. De nieuwe regeling biedt medewerkers van 60 jaar en ouder de mogelijkheid om minder te gaan werken tegen een lager salaris en met ongewijzigde pensioenopbouw, terwijl middelen vrijkomen om jongere medewerkers aan te nemen.

 IKB

De invoering van het IKB (Individueel Keuze Budget) bij gemeenten werd verwacht per 1 januari 2016. De invoering is echter evenals bij overige gemeenten uitgesteld tot 1 januari 2017. Door de invoering van het IKB is er een eenmalig negatief financieel effect in 2016 als gevolg van een verschuiving van het  uitbetalingsmoment van het vakantiegeld. Met dit effect was reeds rekening gehouden in de begroting 2016.

Twentse School

De gemeente Losser is deelnemer aan het samenwerkingsverband Twentse Kracht. Onderdeel van Twentse Kracht is de Twentse School. De gemeente Losser levert hieraan ook een financiële bijdragen. In 2016 is een stijgende trend te zien in de deelname van Losserse medewerkers aan de opleidingsactiviteiten van de Twentse School. Hiermee halen we steeds meer voordeel uit onze deelname aan Twentse Kracht.

Traineeship Twentse Kracht

In 2016 heeft Losser voor het eerst deelgenomen aan het Traineeschip Twentse Kracht. In dit traineeship is een groep van 12 academisch geschoolde jonge talenten actief. Twee van deze Twentse Trainees hebben sindsdien met succes een opdracht in Losser vervuld. Voor Losser betekent dit dat we in beeld zijn bij een groep jonge talenten, dat we van hun talenten gebruik maken en dat we bijdragen aan een goed Twents werkgeversimago.

Nieuwe aanbestedingswet

Op 1 juli 2016 is de gewijzigde Aanbestedingswet 2012 van kracht geworden. Hiermee geeft Nederland invulling aan de nieuwe Europese aanbestedingsrichtlijnen. De gemeente Losser maakt gebruik maken van Negometrix zodat voldaan wordt aan de verplichting om een aanbesteding digitaal te laten verlopen. Tevens ondersteunt Negometrix de organisatie om beter invulling te geven aan de motiveringsverplichting (bij onderhandse aanbestedingen).

Paragraaf verbonden partijen

Beleid verbonden partijen

Het beleid met betrekking tot verbonden partijen is neergelegd in de Nota verbonden partijen, die vanaf 2012 dienst doet als kader. Het is de bedoeling om deze nota in 2017 te actualiseren. Een gemeente kan grotendeels zelf bepalen hoe een bepaalde taak wordt uitgevoerd. De gemeente kan er bijvoorbeeld voor kiezen de uitvoering zelf ter hand te nemen of deze uitvoering juist te regelen via een gemeenschappelijke regeling met een aantal regiogemeenten of anderszins buiten de gemeentelijke organisatie te laten verrichten. Soms zijn er ook andere oplossingen mogelijk, zoals het verstrekken van een subsidie aan een private stichting. Verbonden partijen voeren een gemeentelijk taak uit. Het neerleggen van deze taak bij een verbonden partij levert dan financiële of bestuurlijke voordelen op

Wijzigingen en actualiteiten verbonden partijen

Gemeenschappelijke regeling Twentebedrijf
Begin 2016 hebben de colleges van de veertien Twentse gemeenten en het dagelijks bestuur van de Regio Twente besloten tot het aangaan van de gemeenschappelijke regeling Twentebedrijf. De regeling Twentebedrijf is een bedrijfsvoeringsregeling, die het mogelijk maakt voor meerdere gemeenten bedrijfsvoeringstaken uit te voeren. Het Twentebedrijf functioneert nog niet.

Wijziging regelingen door wijziging Wet gemeenschappelijke regelingen
De gemeenschappelijke regelingen zijn aangepast aan de gewijzigde Wet gemeenschappelijke regelingen. Voor de regeling OLCT en Stadsbank Oost-Nederland betekende dit een wijziging naar een collegeregeling. De overige regeling zijn waar nodig tekstueel aangepast.

Wijziging regeling Regio Twente
De regeling Regio Twente is per 1 januari 2016 aangepast als gevolg van het afschaffen de Wgr+-status. De regeling is van een gemengde regeling gewijzigd in een collegeregeling. Daarnaast zijn de door de gemeente overgedragen taken gewijzigd, in die zin dat de wettelijke overdracht van taken op grond van de Wgr+ niet meer van toepassing is.

Verkoop aandelen Enexis
Het college heeft besloten tot verkoop van een deel van de aandelen van Enexis. De mogelijkheid tot verkoop ontstond door de aflossing van de zogenaamde EDON-lening. De mogelijkheid werd geboden om die lening door Enexis is aandelen te laten aflossen. Om dat mogelijk te maken, heeft Enexis bij de overige aandeelhouders aandelen ingekocht, waaronder bij de gemeente Losser. Over de details van de transactie is de Raad in een raadsinformatiebrief ingelicht.

Stichting WiL
Het financiële resultaat van de stichting wordt in belangrijke mate bepaald door het negatieve subsidieresultaat. Door het sterker krimpende landelijke macrobudget voor de WSW in combinatie met de afnemende rijksbijdrage per Standaard Eenheid is het subsidieresultaat (het verschil tussen de loonkosten en de daarop verstrekte rijkssubsidie) voor Losser opgelopen tot  -€ 1.093.061. Dat tekort zal in de komende jaren gaan toenemen. Vooralsnog kan dat tekort nog voor ongeveer de helft worden gecompenseerd door een positief operationeel resultaat (i.e. het resultaat van de gewone bedrijfsvoering). 

 Beheer verbonden partijen

In de Nota verbonden partijen is verder ingegaan op de rol van uw Raad met betrekking tot verbonden partijen. Daardoor kan de Raad invulling geven aan de toezichthoudende rol.  De gemeente houdt de uiteindelijke verantwoordelijkheid voor het realiseren van de beoogde doelstellingen. Kernvragen zijn of de doelstellingen van de verbonden partijen nog steeds overeenstemmen met die van de gemeente en of de doelstellingen van de gemeente via de verbonden partijen gerealiseerd worden. Het tweede belang betreft het budgettaire beslag en de financiële risico’s die de gemeente met de verbonden partijen kan lopen en de daaruit voortvloeiende budgettaire gevolgen. De gemeente moet steeds de afweging maken, welke aanpak de beste garantie biedt dat de taak wordt uitgevoerd op een manier zoals de gemeente dat voor ogen staat. De gemeente moet ook afwegen op welke manier de gemeente voldoende inhoudelijk en financieel toezicht heeft binnen de uitvoering van een taak.

Lijst met verbonden partijen

In de onderstaande lijst staan de verbonden partijen van de Gemeente Losser met de conform de gewijzigde BBV verplichte informatie. Verdere algemene informatie per verbonden partij is te vinden in de programmabegroting 2017.

  Bestuurlijk belang Financieel belang Eigen vermogen begin 2016 Eigen vermogen eind 2016 Vreemd vermogen begin 2016 Vreemd vermogen eind 2016 Jaarresultaat 2016
Regio Twente (Enschede) Alle betrokken gemeenten zijn vanaf 1 januari 2016 met één lid vanuit het college vertegenwoordigd in het algemeen bestuur. Dit lid heeft ook een plaatsvervanger. De gemeente Losser wordt vertegenwoordigd door burgemeester Sijbom, terwijl wethouder Van Rees plaatsvervangend lid is. De gemeenteraad is bij de Regio Twente betrokken via de zogenaamde Twenteraad. In de begroting van de Regio Twente wordt het geraamde bedrag van de gemeente opgenomen en in de jaarrekening van de Regio Twente wordt het werkelijk verschuldigde bedrag van de gemeente vastgesteld. De bijdrage is afhankelijk van het aantal inwoners. De bijdrage in 2016 bedraagt ongeveer € 975.000. € 5,2 miljoen € 3,7 miljoen € 14,3 miljoen € 12,9 miljoen € 534.000
Stadsbank Oost Nederland (Enschede) Elke gemeente wordt in het algemeen bestuur vertegenwoordigd door een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen vertegenwoordiger. Het dagelijks bestuur bestaat uit 8 leden, waarin in ieder geval zitting hebben de AB-leden uit de gemeenten Almelo, Hengelo en Enschede. De voorzitter wordt door het AB uit zijn midden aangewezen. De gemeente Losser wordt in het Algemeen bestuur vertegenwoordigd door wethouder Hassink. Wethouder Wildschut is plaatsvervanger. Elk lid heeft in de vergadering van het algemeen bestuur één stem. De gemeente Losser is afnemer van producten schuldhulpverlening van de gemeenschappelijke regeling voor een bedrag van ca. € 140.000.  € 1,89 miljoen €1,698 miljoen € 16,9 miljoen € 18 miljoen -/- € 5.700 
Crematoria Twente (Enschede) OLCT is een collegeregeling. Er is een algemeen bestuur waarin alle betrokken gemeenten met elk een lid - benoemd door het college van een deelnemende gemeente uit zijn midden. Het dagelijks bestuur bestaat uit vijf leden, die door het AB uit zijn midden worden benoemd met dien verstande dat drie van de vijf zetels worden ingenomen door leden van de deelnemende gemeenten, waarvan het inwoneraantal op 1 januari van het jaar waarin de keuze plaats vindt, minder is dan 40.000. De gemeente Losser wordt in het algemeen bestuur vertegenwoordigd door wethouder Van Rees. Wethouder Hassink is plaatsvervanger. Wethouder Van Rees is tevens lid van het dagelijks bestuur. Crematoria Twente / Oost Nederland B.V. keert jaarlijks dividend uit aan OLCT, die het dividend aan de deelnemende gemeenten uitkeert naar rato van het aantal crematies van ingezetenen. Voor het jaar 2016 is er geen winstuitkering uitgekeerd. € 1,602 miljoen € 1,59 miljoen € 7.000 € 13.000 € 72 
Veiligheidsregio Twente (Enschede) De Veiligheidsregio Twente is een rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam, bestaande uit een algemeen bestuur, waarin elke gemeente is vertegenwoordigd door de burgemeester en een dagelijks bestuur bestaande uit vijf leden. Besluitvorming in het algemeen bestuur vindt plaats bij gewone meerderheid. Echter bij de vaststelling van de begroting en rekening beschikt het lid over het aantal stemmen dat wordt bepaald door het aantal inwoners. De burgemeester wordt in het algemeen bestuur vervangen door de loco-burgemeester. De aangesloten gemeenten betalen voor 2016 hun verplichte bijdrage naar verhouding van de bevolkingscijfers op 1 januari van het jaar waarop ze betrekking heeft. Voor 2017 wordt deze systematiek aangepast.  € 603.000 € 73.000  € 52,3 miljoen  € 57,5 miljoen € 0 
Twentebedrijf (Enschede) Het Twentebedrijf heeft de vorm van een bedrijfsvoeringsregeling. De gemeente Losser wordt in het bestuur vertegenwoordigd door wethouder Van Rees. Zijn plaatsvervanger in het bestuur is wethouder Hassink. In de begroting van het Twentebedrijf wordt het geraamde bedrag van de gemeente opgenomen en in de jaarrekening van het Twentebedrijf wordt het werkelijk verschuldigde bedrag van de gemeente vastgesteld.   n.b. n.b. n.b. n.b.  n.b. 
Gemeentelijk Belastingkantoor Twente Wethouder Hassink maakt deel uit van het algemeen bestuur. Zijn plaatsvervanger is wethouder Wildschut. De stemverhouding in het algemeen bestuur is verdeeld naar rato van het aantal deelnemers. Iedere deelnemer met meer dan 100.000 inwoners heeft drie stemmen, met meer dan 50.000 inwoners twee stemmen en met minder dan 50.000 inwoners één stem. De gemeentelijke bijdrage wordt bepaald aan de hand van tariefdifferentiatie. Bij tariefdifferentiatie worden tarieven per verdeelsleutel vastgesteld en de deelnemende gemeente betaalt naar rato voor het aantal "verdeelsleutels" dat is afgenomen. Verschuivingen in aantallen of wijzigingen in het tarief van een verdeelsleutel ten opzichte van voorgaand jaar kunnen er in resulteren dat de onderlinge verhoudingen tussen gemeentelijke bijdragen veranderen.    € 777.000 € 865.000 € 3,77 miljoen € 5,05 miljoen  € 88.000 
Vennootschappen en corporaties  
Bank Nederlandse Gemeenten (Den Haag) Het aandeel van de gemeente Losser bedraagt 0,03%.  De gemeente bezit 17.550 aandelen à € 2,50. De dividendopbrengst over 2016 bedroeg € 28.782. € 4.163 miljoen  € 4.486
 miljoen 
€ 145.317 miljoen € 149.483
 miljoen
 € 369
miljoen 
Enexis Holding N.V. (Den Bosch) Het aandeel van de gemeente Losser bedraagt 0,02%. Dit percentage wijzigt in 2017. De Gemeente Losser bezit 32.331 aandelen, waar jaarlijks dividend over wordt uitgekeerd. Het dividend over 2016 was € 12.500. € 3.607
miljoen
 € 3.704
miljoen
 € 2.591
miljoen
 € 2.608
miljoen
 € 207
miljoen
Vitens (Zwolle) Het aandeel van de gemeente Losser bedraagt 0,7%. De gemeente Losser bezit 25.480 gewone aandelen à € 1 nominaal, waarop jaarlijks dividend wordt uitgekeerd. Voor 2016 is door Vitens € 3,36 per aandeel aan dividend uitbetaald. € 471,7 miljoen  € 489,1 miljoen  € 1.242,7 miljoen  € 1.249,2 miljoen  € 39,5 miljoen 
Twente Milieu (Enschede) De gemeente heeft een zeggenschap heeft van 5,3%  in NV Twente Milieu. De directeuren en commissarissen worden benoemd, geschorst en ontslagen door de algemene vergadering van aandeelhouders.   De gemeente Losser bezit 5,3% van de aandelen. Twente Milieu keert geen dividend uit. Bij een positief jaarresultaat en een solvabiliteit van 25% wordt het dividend verrekend in de kostprijs van het product of de geleverde dienst.  € 8,5 miljoen  € 9 miljoen  € 12,3 miljoen  € 14,6 miljoen   € 499.000
 Twence (Hengelo) Losser heeft 3,48 % van de gewone aandelen van Twence. Vanwege de sterk inhoudelijke inbreng wordt de gemeente Losser in de Algemene vergadering van aandeelhouders vertegenwoordigd door de vakinhoudelijke wethouder.   Losser heeft 29.607 aandelen à € 1 in bezit. Er wordt een dividenduitkering en een borgstellingsprovisie ontvangen.    €123,1 miljoen  € 126,1 miljoen  € 140,1 miljoen  € 115,7 miljorn  € 12,1 miljoen 
Wadinko (Zwolle) Het aandeel van de gemeente Losser in de onderneming bedraagt 2,3% De gemeente Losser bezit 55 aandelen van de in totaal 2.389 aandelen.  Voor de periode 2013-2017 is het beleid om € 500 per aandeel uit te keren. € 65 miljoen  € 65 miljoen  € 1,5 miljoen  € 1,4 miljoen  € 1,5 miljoen
Publiek Belang Electriciteitsproductie ('s-Hertogenbosch) Het aandeel van de gemeente Losser bedraagt 0,02% Losser bezit 0,02% van de waarde. € 1,6 miljoen  € 1,6 miljoen € 118.000 € 45.000 € 65.000 
Verkoop Vennootschap ('s-Hertogenbosch) Het aandeel van de gemeente Losser bedraagt 0,02%. Losser bezit 0,02% van de waarde. € 84,4 miljoen € 1,4 miljoen € 30,1 miljoen € 2.000 -/- € 430.000 
CBL-Vennootschap ('s-Hertogenbosch) Het aandeel van de gemeente Losser bedraagt 0,02%.  Losser bezit 0,02% van de waarde. $ 9,5 miljoen  $ 830.000 $ 445.000 $ 155.000 -/- $ 270.000
CSV Amsterdam ('s-Hertogenbosch) Het aandeel van de gemeente Losser bedraagt 0,02%. Losser bezit 0,02% van de waarde. -/- € 42.000 € 3,2 miljoen € 50.000 € 162.000 € 3,3 miljoen 
Vordering op Enexis ('s-Hertogenbosch) Het aandeel van de gemeente Losser bedraagt 0,02%. 0,02% van de waarde. De lening is opgedeeld in 4 deelleningen met verschillende looptijden (met looptijden van 3. 5, 7 en 10 jaar). De eerste lening is in 2012 volledig afgelost , de tweede lening is in 2013 afgelost. In 2016 is de derde lening afgelost.  € 850 miljoen € 350 miljoen € 12,2 miljoen € 6,3 miljoen -/- € 16.900
Stichtingen en verenigingen  
Stichting WIL (Losser) De stichting kent een raad van bestuur en een raad van toezicht. De raad van bestuur is belast met het besturen van de stichting. De raad van toezicht stelt het aantal bestuurders vast. De bestuurder(s) worden benoemd door de raad van toezicht. De raad van toezicht wordt benoemd door het college van Losser. Leden zijn de leden van het college van Losser.  De stichting voert in opdracht van de gemeente Losser de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) uit. Voor de uitvoering van de Wsw ontvangt de gemeente jaarlijks een subsidie van het Rijk. Daarnaast draagt de gemeente jaarlijks uit eigen middelen bij in het exploitatietekort. De gemeentelijke bijdrage in 2016 is € 634.000. € 0   € 0    € 959.044 € 643.154 € 0 
Overige verbonden partijen (bestuursovereenkomst)  
Regionale uitvoeringsdienst (Almelo) Het bestuur van de Regionale Uitvoeringsdienst bestaat uit vijftien leden zijnde de vertegenwoordigers van de deelnemende colleges. Het bestuurslid wordt aangewezen door het college. Voor de gemeente Losser is dit burgemeester Sijbom. Plaatsvervanger is wethouder Van Rees. De gemeente Losser heeft voor 2016 een bijdrage betaald van € .   n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.

2.7 Grondbeleid

Inleiding

In het kader van het Besluit Begroting en Verantwoording 2004 (BBV 2004) dient de gemeente in haar begroting en jaarrekening een afzonderlijke paragraaf op te nemen op het gebied van het grondbeleid. Deze paragraaf schetst de kaders en uitgangspunten van het grondbeleid van de gemeente Losser. Doelstelling van deze paragraaf is het geven van inzicht in de huidige en toekomstige ontwikkelingen en financiële situatie van het grondbedrijf, bestaande uit de lopende grondexploitaties (grexen). De term grondexploitaties staat synoniem voor bouwgronden in exploitatie (Bie).

Doel en uitgangspunten grondbeleid

De Nota grondbeleid is in 2014 geactualiseerd. Het kunnen leveren van maatwerk in de uitgifte en het jaarlijks taxeren van de grondprijzen zijn onderdeel van het nieuwe grondbeleid. Het blijkt dat kopers deze opstelling waarderen. Begin 2015 is bij het vaststellen van de grondprijzen daar nog aan toegevoegd dat een kavel in omvang kan worden aangepast (maximaal 15%) zonder dat de grondprijs opnieuw moet worden getaxeerd. Hiermee kan snel worden ingespeeld op vragen van kopers. In 2016 is het uitgiftebeleid verder geactualiseerd met als doel de kavelverkoop verder te stimuleren. De uitgiftemethodiek is aangepast en daarnaast zijn er stimuleringsmaatregelen ingevoerd. Tezamen met het aantrekken van de woningmarkt werpen voorgenoemde maatregelen hun vruchten af. Er zijn in 2016 zesentwintig kavels verkocht, vier groenstroken en verder vijf opties uitgegeven. Daarnaast zijn er dertien kavels verkocht, welke notarieel in 2017 worden geleverd. Formeel rekenen we deze kavels toe aan boekjaar 2017.

Na de jaarlijkse grondprijstaxatie heeft het College de grondprijzen voor 2017 vastgesteld. De grondprijzen in Losser zijn verhoogd en in Overdinkel verlaagd. Het grondprijsniveau in de Lutte blijft gehandhaafd.

Woningbouwprogrammering

Als kader voor de lokale woonvisie van Losser is eind 2014 een Twentse woonvisie opgesteld, waarin de gezamenlijke uitgangspunten van de vereniging Woon (de gezamenlijke corporaties), de Twentse gemeenten en de provincie zijn vermeld. Aan de hand van die woonvisie zijn gedurende 2015 tussen provincie en gemeenten woonafspraken ontwikkeld die op 29 januari 2016 gezamenlijk zijn ondertekend. Deze uitgangspunten vormen de basis voor een nieuwe gemeentelijke woonvisie. De Losserse woonvisie is in 2016 door de Raad vastgesteld. Op basis van de woonvisie mag de gemeente Losser voor de periode 2015 tot en met 2024 de woningvoorraad met 662 woningen uitbreiden. Naar aanleiding van Primos 2016 zijn er nieuwe woonafspraken gemaakt met de provincie. De gemeente Losser mag voor de periode 2017 tot en met 2026 de woningvoorraad met maximaal 710 woningen uitbreiden. Uiteindelijk dient aan de hand van dit woningcontingent vastgesteld te worden of er al dan niet sprake is van overcapaciteit. Kijkend naar de plancapaciteit dan passen momenteel de huidige plannen binnen dit contingent. Dat betekent dat de gemeentelijke uitbreidingsplannen momenteel doorgang kunnen vinden. Om te voorkomen dat in de toekomst de plancapaciteit alsnog de behoefte gaat overschrijden, voeren we deze toets periodiek uit. Als de prognoses wijzigen dan kan dit in de toekomst tot andere uitkomsten leiden.

Ontwikkelingen

De commissie BBV heeft de regels met ingang van 1 januari 2016 voor grondbedrijven gewijzigd. Aanleiding hiervoor waren de vele afboekingen die gemeenten de afgelopen jaren hebben moeten doen. Ook worden gemeenten vanaf 1 januari 2016 verplicht vennootschapsbelasting (Vpb) te betalen. Hieronder beschrijven we kort wat de voornaamste wijzigingen en gevolgen zijn voor het grondbedrijf. De maatregelen kunnen omvangrijke gevolgen hebben voor gemeenten. Ingeval van de gemeente Losser leiden de wijzigingen tot een boekhoudkundige verbetering van het resultaat van de lopende grondexploitaties van circa € 1.450.000. Hieronder lichten we de individuele financiële effecten toe. Bij de toelichting op de afzonderlijke grondexploitaties geven we aan in welke mate de nieuwe BBV regels van invloed zijn op de resultaten.

Fondsafdracht

De systematiek voor de fondsafdrachten wijzigt zodanig dat het vanaf 2016 niet meer is toegestaan om tussentijds toevoegingen te doen aan een voorziening voor bovenwijkse voorzieningen. Sparen kan alleen achteraf plaatsvinden via resultaatsbestemming. Hiertoe dient een afzonderlijke reserve ingesteld te worden. Bestaande voorzieningen per ultimo 2015 mogen worden gehandhaafd en kunnen volgens planning worden afgewikkeld. Het schrappen van de jaarlijkse fondsafdrachten leidt tot een administratieve verbetering van circa € 610.000 van de lopende grondexploitaties. Per saldo zal het effect nihil zijn wanneer de jaarlijkse dotatie wijzigt in een dotatie ineens achteraf na afsluiting van de winstgevende grondexploitatie.

Rentetoerekening

De rentetoerekening aan grondexploitaties moet worden gebaseerd op de daadwerkelijk te betalen rente over het vreemd vermogen gecorrigeerd voor de verhouding vreemd vermogen/totaal vermogen. Dit leidt tot een lager rentepercentage ten opzichte van de oude systematiek. Gezien het feit dat de grondexploitaties winstgevend zijn, levert de gewijzigde rentetoerekening minder rentevoordeel op, oftewel een nadeel van circa € 280.000. Voor de algemene dienst is dit een treasury voordeel.

Disconteringsvoet

Voor verliesgevende grondexploitaties wordt deze voor alle gemeenten gelijk gesteld aan het maximale meerjarig streefpercentage van de Europese Centrale Bank voor de inflatie binnen de Eurozone en komt op 2% per jaar. Bij winstgevende grondexploitaties, ingeval van de gemeente Losser, kan de effectieve rente gecorrigeerd voor vreemd vermogen/totaal vermogen als disconteringsvoet worden gehanteerd. Aanpassing van de discontovoet leidt tot een verbetering van het resultaat tot een bedrag van circa € 1.120.000, omdat vergeleken met de oude systematiek de eindwaarde met een lager rentepercentage contant gemaakt wordt. Het begrip 'contant maken' wordt verder op in deze paragraaf onder het kopje Actuele vermogenspositie grondexploitatie nader toegelicht. Dit effect heeft overigens geen nadelige invloed op de algemene dienst, omdat de verbetering ten gunste komt van het geraamde resultaat van de grexen. 

Activering kosten conform kostensoortenlijst Besluit ruimtelijk ordening (Bro)

Het verplicht aansluiten op de kostenverhaalsmogelijkheden zoals benoemd in het Bro heeft geen financieel effect.

Verschuiving van Niegg naar MVA

De afschaffing van de categorie Niegg (niet in exploitatie genomen gronden) betekent een verschuiving van de gronden naar de MVA (materiele vaste activa) als 'strategische gronden' op de balans. Hierdoor ontstaat er een beperking van de ruimte in de waarderingsmogelijkheden en de rente- en kostentoerekening. Deze gronden maken daarom geen onderdeel meer uit van de toelichting van de paragraaf grondbeleid. Hierdoor ontstaat er een beperking van de ruimte in de waarderingsmogelijkheden en de rente- en kostentoerekening. Wanneer de grondvoorraad op de balans verschuift naar de MVA, dan komen de eventuele lasten of baten van die betreffende gronden ten gunste/laste van de algemene dienst.  Zie voor details hieronder de toelichting op het jaarresultaat grondexploitaties 2016.

Maximale looptijd grexen tien jaar

De maximale looptijd voor grexen is bepaald op tien jaar, tenzij beheersmaatregelen worden genomen conform BBV. Hier kan alleen gemotiveerd van worden afgeweken. Een eventuele verkorting van looptijden van grexen naar maximaal tien jaar heeft geen effect, aangezien de looptijden korter dan wel maximaal tien jaar bedragen.

Vennootschapsbelasting (Vpb)

De uitleg en toepassing van de Vpb wet zijn nog niet definitief uitgekristalliseerd. De Belastingdienst werkt met de koepelorganisaties (VNG/VvG/IPO) samen. Hiervoor hebben ze de Samenwerking Vennootschapsbelasting Lokale Overheden (SVLO) opgericht. Doel is om gemeentelijke grondbedrijven te ondersteunen bij het implementatietraject van de Vpb plicht. Vanuit fiscaal perspectief bestaan de volgende aandachtsgebieden:

  • Fiscale risico’s en fiscale strategie.
  • Inbedding fiscaal proces en verantwoordelijkheden in de organisatie.
  • Juiste en volledige vastlegging met primair het oog op de jaarlijkse aangifte en het opstellen van de fiscale openingsbalans.

Eind 2015 heeft het SVLO de Handreiking vennootschapsbelasting en gemeentelijk grondbedrijf gepubliceerd. De handreiking geeft gemeentelijke grondbedrijven het kader waarbinnen zij hun fiscale positie kunnen vaststellen. Om te bepalen in hoeverre het grondbedrijf Vpb plichtig is dienen eerst de activiteiten afgebakend te worden welke fiscaal tot het grondbedrijf behoren. Dit zijn conform de handreiking de bouwgronden in exploitatie ofwel de actieve grondexploitaties.

Op basis van onze analyse is onderzocht of het grondbedrijf Losser Vpb plichtig zal worden. Uit deze analyse blijkt dat daar sprake van is. Vervolgens hebben wij een inschatting gemaakt van de fiscale winst en hebben wij een concept fiscale openingsbalans per 1 januari 2016 opgesteld. Met de huidige inzichten bedraagt de indicatie van de totale Vpb last op peildatum 1 januari 2016 circa € 300.000. Afhankelijk van de werkelijke realisatie dient de Vpb verspreid over de looptijd van de grondexploitaties (10 jaar) jaarlijks afgedragen te worden; naar schatting € 30.000 per jaar. Dit betreft voor alle duidelijkheid een voorlopige indicatie. Er dient met de belastingdienst overeenstemming bereikt te worden over de gehanteerde uitgangspunten. Er bestaan nog veel onzekerheden in de landelijke discussie die impact kunnen hebben op de uitkomst. Na afstemming met de belastingdienst kan de fiscale openingsbalans met peildatum 1 januari 2016 definitief vastgesteld worden. Overigens zal een eventuele Vpb last een resultante op gemeenteniveau zijn van de Vpb over de diverse ondernemingsactiviteiten binnen de gemeente.

Jaarresultaat grondexploitaties 2016

In onderstaande tabel is het jaarresultaat weergegeven van de grondexploitatie in 2016. 

Jaarresultaat Grondexploitatie 2016 in hoofdlijnen (bedragen in €)    
Omschrijving Begroting Mutaties  Resultaat Nadelig/ Voordelig
In exploitatie 0 3.000   Voordeel
Totaal resultaat  0 3.000 3.000 Voordeel

De mutaties betreffen het saldo van de niet geboekte winstneming 2015 voor de Lutte Noord (€ 25.538 voordeel), waarvan conform afspraak de helft is toegevoegd aan de reserve grondbedrijf en de andere helft aan de algemene reserve en de verrekening van het verlies 2014/2015 op de Lomanskamp (€ 22.562 nadeel). In totaal  is dit een bedrag van € 2.977 (afgerond (€ 3.000) dat verrekend wordt op het product Grondbedrijf van programma Natuur en Ruimte en € 22.562 - € 25.538 x 50% = € 9.793 (afgerond € 10.000) is onttrokken aan de reserve grondexploitatie inzake verrekening resultaten 2014/2015.

Naar aanleiding van de aanscherping van de BBV regelgeving zijn de gronden van de toekomstige exploitaties reeds in 2014 afgewaardeerd naar de waarde op basis van de huidige bestemming. De toename van de boekwaarden worden jaarlijks als verlies genomen zodat de waarde niet de waarde van de huidige bestemming overstijgt.

In het nieuwe Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) is voorgeschreven dat gemeenten voor gronden die men in exploitatie wil nemen een reëel en stellig voornemen moet bestaan dat deze in de nabije toekomst zullen worden bebouwd. Deze verwachting moet zijn gebaseerd op een raadsbesluit, waarin inhoud wordt gegeven aan ambitie en planperiode. Omdat dit (nog) niet van toepassing is op de toekomstige exploitaties, restpercelen en ruilgronden moeten deze gronden op de balans als materiële vaste activa en niet meer als voorraden worden verantwoord. De exploitatielasten en -baten maken daardoor ook geen onderdeel meer uit van de grondexploitatie, maar zijn nu onderdeel van het product gemeentelijke eigendommen.

Verloop reserve grondexploitatie

Verloop reserve grondexploitatie Bestemming resultaten Storting o.b.v. grondverkopen Totaal
Saldo per 1-1-2016, cf jaarverslag 2015     159.840
Verrekening resultaten 2014/2015 (via 980) -9.793   -9.793
Saldo per 31-12-2016 -9.793 0 150.047

Zoals hierboven bij fondsafdracht is aangegeven is het niet meer toegestaan om tussentijds toevoegingen te doen voor bovenwijkse voorzieningen. Sparen kan alleen achteraf plaatsvinden via resultaatsbestemming.

Actuele vermogenspositie grondexploitatie

De financiële uitkomsten over 2016 van de grondexploitatie worden in deze paragraaf verantwoord. Jaarlijks worden de uitkomsten van de grondexploitatie afgezet tegen de kostprijsopzetten en worden verschillen die zich voordoen ten opzichte van de kostprijsopzet tot het jaarresultaat gerekend. De uitgaven en inkomsten worden verwerkt in de boekwaarde zodat deze overeenkomt met het bedrag van de kapitaalsuitgaven aan het einde van het dienstjaar. Jaarlijks wordt de exploitatie herzien met als vertrekpunt de boekwaarde.

De vermogenspositie van de grondexploitatie bestaat uit twee componenten, te weten:

  • het geïnvesteerde vermogen van de complexen per 31-12-2016 (boekwaarde);
  • de prognoses van de complexen (exploitatieopzetten).

Het laatste onderdeel is belangrijk bij de beoordeling van de resultaatontwikkeling in de komende jaren en bij de beoordeling van de actuele vermogenspositie van de grondexploitatie. De resultaten zijn per einde looptijd (eindwaarde) van de afzonderlijke grondexploitaties vermeld en per peildatum 1-1-2017 (contante waarde). De contante waarde is de actuele waarde van de eindwaarde. Ter bepaling van de contante waarde wordt de eindwaarde met een bepaald rentepercentage (discontoringsvoet) gekoppeld aan de tijdsperiode als het ware teruggerekend naar het heden. Dit principe wordt ook wel 'contant maken' genoemd. De gehanteerde parameters zijn in de Nota van Uitgangspunten vastgesteld door het college. Voor de volledigheid vermelden we ze in onderstaande tabel.

  2017 2018 2019 2020<
Kosten 0% 3% 3% 2%
Opbrengsten 0% 1% 2% 2%
Rente 2,29% 2,28% 2,33% 2,39%

 In exploitatie genomen plannen (bedragen in €'s)

Complex  Boekwaarde 31-12-2016  Prognose eindresultaat  Einddatum prognose  Resultaat per 1-1-2017* 
Saller -142.000 8.563.000 31-12-2024 7.107.000
Lutte Zuid -48.000 470.000 31-12-2017 459.000
Luttermolenveld 1.003.000 75.000 31-12-2021 67.000
Geurmeij 2.070.000 521.000 31-12-2026 412.000
't Zijland  -1.735.000 135.000 31-12-2019 126.000
Totaal  1.148.000 9.764.000   8.171.000

* Contante waarde op basis van een disconteringsvoet van 2,0%

De Saller

Het complex bestaat uit een gerealiseerd deel (1e fase) en een deel dat in ontwikkeling is (2e fase). De 2e fase bestaat uit drie delen (2A, 2B en 2C). Gelijktijdig met het bestemmingsplan voor de 2e fase is de exploitatieopzet in 2010 door de Raad vastgesteld. In 2015 is het bouwrijp maken van fase 2A en 2B afgerond. De aanbestedings-, synergie en rentevoordelen die hierbij zijn behaald, zijn reeds gecommuniceerd. Conform planning is in 2015 gestart met het gefaseerd woonrijp maken van fase 2B.

Het woonrijp maken van fase 2B is afgestemd op de bouw van de woningen. In dat kader is er in 2016 een deel van de bijbehorende woonrijp werkzaamheden verricht. Er zijn in 2016 vier kavels verkocht en geleverd. Daarnaast zijn er nog zeven kavels en vier groenstroken in 2016 verkocht welke in 2017 notarieel geleverd worden. Formeel rekenen we deze kavels toe aan het boekjaar 2017. Ondanks dat de particuliere kavelverkoop hiermee conform prognose verloopt, is de uigifteprognose voor 2016 niet gehaald. Dit heeft te maken met de opstelling van onze contractpartner ten aanzien van de kavelafname in fase 2B. Na een betrekkelijk lange procedure heeft de Rechtbank begin 2015 uitspraak gedaan. De gemeente is in het gelijk gesteld en onze contractspartner is veroordeeld tot afname van verschuldigde kavels in fase 2A en betaling van de koopsom. De betaling heeft in 2015 plaatsgevonden. Hiertegen is hoger beroep ingesteld door onze contractpartner. De verwachting was dat in 2016 uitspraak werd gedaan, ware het niet dat met instemming van de gemeente onze contractpartner de Rechtbank verzocht heeft de zitting aan te houden. Voor de levering van kavels in fase 2B is namelijk op basis van het contract nader overleg tussen partijen vereist. Partijen naderen minnelijke overeenstemming over fase 2B. Eén van de voorwaarde hierbij is dat onze contractpartner haar beroep betreffende fase 2A intrekt. Verdere afspraken hebben onder meer betrekking op een gefaseerde afname, aanpassing van het programma en ruil in de bouwclaim tussen fase 2B en 2C. Dit heeft tot een additionele verkoop geleid van achttien kavels in boekjaar 2016. Vooruitlopend op de formalisering van de aanvullende afspraken zijn de aanpassingen reeds verwerkt in de grondexploitatie. De planning is om in 2017 te starten met de uitwerking van het bestemmingsplan voor fase 2C. Waarna aansluitend het bouwrijp maken van deze fase gestart kan worden. Deze planning blijft overigens onzeker, omdat hierover nog overleg wordt gevoerd met onze contractpartner. Ondanks het vertrouwen in het bereiken van een minnelijke oplossing kan een moeizaam vervolgproces niet worden uitgesloten. Verder is het grondprijsniveau voor 2017 verhoogd en de looptijd tenslotte met een jaar verlengd.

De boekwaarde is opgelopen door de woonrijp werkzaamheden van fase 2B, rente, begeleidings- en beheerskosten. Anderzijds is de boekwaarde aanzienlijk verminderd door de grondopbrengsten. Ultimo 2016 bedraagt de boekwaarde € 142.000 negatief. Na herziening van de grondexploitatie bedraagt ultimo 2024 het geraamde eindresultaat € 8.563.000 positief. Omgerekend naar peildatum 1-1-2017 (contante waarde) bedraagt het resultaat € 7.107.000 positief. Wat hierbij opvalt, is een aanzienlijke verbetering ten opzichte van het resultaat van vorig jaar. Dit is voornamelijk een administratieve verbetering ten gevolge van de gewijzigde boekhoudkundige systematiek. Met ingang van 2016 heeft de commissie BBV de regels voor grondbedrijven gewijzigd. Hierbij leidt het schrappen van toekomstige fondsafdrachten en een gewijzigde rentesystematiek tot een aanzienlijke verbetering van het resultaat. Circa 75% van de verbetering kan hieraan worden toegeschreven.

Lutte Zuid

Dit complex is in 2004 in exploitatie genomen. Het bevat de realisatie van een bedrijventerrein en een woningbouwgedeelte. Alle kavels op het bedrijventerrein zijn ultimo 2007 verkocht en van dit deelplan is tevens het woonrijp maken afgerond. In boekjaar 2009 en 2010 zijn winsten gerealiseerd van € 350.000 en € 170.000. Het bouwrijp en woonrijp maken is nagenoeg gereed. De nog uit te voeren werkzaamheden zijn minimaal. Het positieve is dat van de vier beschikbare kavels er in 2016 één verkocht is en twee zijn er in optie uitgegeven. De verkochte kavel wordt in 2017 notarieel geleverd en formeel wordt deze daarom aan boekjaar 2017 toegerekend. Het grondprijsniveau blijft gehandhaafd. De prognose dat de grondexploitatie afgesloten kan worden, schuiven we met één jaar door. Omdat de boekwaarde negatief is, heeft vertraging geen negatief effect op het resultaat.

De boekwaarde ultimo 2016 bedraagt € 48.000 negatief. Na herziening bedraagt het eindresultaat ultimo 2017 € 470.000 positief. Omgerekend naar peildatum 1-1-2017 bedraagt het resultaat € 459.000 positief. Deze verbetering kan volledig worden toegeschreven aan het schrappen van toekomstige fondsafdrachten en een gewijzigde rentesystematiek als gevolg van de gewijzigde BBV regelgeving.

Luttermolenveld 

Het bestemmingsplan Luttermolenveld is in februari 2009 in werking getreden en vanaf januari 2010 is het plan onherroepelijk. Eind 2010 heeft de gemeente conform de overeenkomst van februari 2006 circa 11.000 m² bouwrijpe grond afgenomen van de projectontwikkelaar. Waarna het complex in 2011 in exploitatie is genomen. Ter verbetering van de ontsluiting heeft de gemeente in 2016 overeenstemming bereikt over de verwerving van een perceel. Verder is in 2016 gestart met de bouwrijp werkzaamheden van de insteekweg en nabijgelegen sloot ter verbetering van de verkaveling. Hiervoor is het bestemmingsplan gewijzigd. Daarnaast is er sprake van een tegenvaller. Het plangebied heeft te maken met wateroverlast. Er is daarom een IT-riool aangelegd ter verbetering van de ontwatering. In 2017 verwachten we te starten met de bijbehorende woonrijpwerkzaamheden.

Er zijn in 2016 vier kavels verkocht en geleverd en drie in optie genomen. Daarnaast zijn nog vijf kavels in 2016 verkocht welke in 2017 notarieel geleverd worden. Formeel rekenen we deze kavels toe aan het boekjaar 2017. Hiermee verloopt de verkoop boven verwachting. Het leveren van maatwerk kavels biedt gegadigden de flexibiliteit tot op zekere hoogte te schuiven met perceelgrenzen dan wel kavels samen te voegen. Dit speelt momenteel bij de in optie genomen kavels. Hierdoor is het programma in zijn totaliteit van éénendertig naar achtentwintig kavels aangepast. Ondanks dat het grondprijsnivo van 2016 gehandhaafd is in 2017, leidt de herverkaveling in zijn totaliteit tot lagere grondopbrengsten. Niettemin sluit het aanbod beter aan bij de marktvraag. Dat vertaalt zich weer in het animo en het feit dat de verkopen boven verwachting verlopen. Om deze reden hebben we de looptijd met één jaar verkort.

De boekwaarde is opgelopen door bouwrijp werkzaamheden, rente, begeleidings- en beheerskosten, anderzijds is de boekwaarde afgenomen door de gerealiseerde grondopbrengsten. Ultimo 2016 bedraagt de boekwaarde € 1.003.000. Na herziening van de grondexploitatie bedraagt het geraamde eindresultaat ultimo 2021 € 75.000 positief. Omgerekend naar peildatum 1-1-2017 bedraagt het resultaat € 67.000 positief. Ondanks bovengenoemde tegenvallers is het resultaat verbeterd ten opzichte van het resultaat van vorig jaar. Dit komt enerzijds door een verkorting van de looptijd, welke tot een rentevoordeel leidt. Daarnaast is er grotendeels sprake van een boekhoudkundige verbetering. Door de gewijzigde BBV regelgeving omtrent de te hanteren renteparameter in dit geval, ontstaat er een rentevoordeel ten opzichte van de oude systematiek.

Geurmeij

In Overdinkel zijn plannen ontwikkeld om aan de Weverstraat en Pastoor van Laakstraat woningbouw te realiseren. Mede vanwege de lopende processen tussen woningcorporaties, Twentse gemeenten en provincie, over de vorming van een regionale woonvisie met daaropvolgend de actualisatie van de gemeentelijke woonvisie, is de planvoorbereiding bevroren totdat definitieve besluitvorming heeft plaatsgevonden. Hierop anticiperend is een gefaseerde aanleg voorzien in vier fasen. In de eerste fase zijn momenteel veertien kavels gepland. De voorbereidingen van de bouwrijp werkzaamheden van de eerste zeven kavels, gelegen aan de Pastoor van Laakstraat, zijn in 2016 gestart.

Bij de voorbereidingen is een tegenvaller geconstateerd. Bij de oorspronkelijke kostenramingen is de reconstructie van de Pastoor van Laakstraat grotendeels niet meegenomen. Dit is wel noodzakelijk voor een goede aansluiting op het plangebied en de inrichting van dit deel van de Pastoor van Laakstraat als 30 kilometer weg. De werkzaamheden worden in 2017 gestart en naar verwachting afgerond. De knip in fasen is zodanig dat er ruimtelijk gezien per fase een afgerond geheel wordt gevormd. In het kader van de opgave voor het terugdringen van de plancapaciteit komen fase twee tot en met vier nog steeds voor realisering in aanmerking, uiteraard afhankelijk van de toekomstige behoefte. Verder is in 2015 de termijn voor het indienen van planschadeclaims verstreken. De laatste planschadeclaims zijn in 2016 gehonoreerd. Er loopt nog één beroepsprocedure tegen het collegebesluit tot planschadevergoeding. Uitspraak is naar verwachting begin 2017. Al met al verwachten we een lichte overschrijding ten opzichte van de ramingen, welke gebaseerd zijn op het planschade taxatierapport. De grondprijzen voor 2017 zijn na taxatie verlaagd.

Na verwerking van de planschade, voorbereiding, rente en beheerskosten is de boekwaarde ultimo 2016 toegenomen tot € 2.070.000 positief. Na herziening van de grondexploitatie bedraagt het eindresultaat ultimo 2026 € 521.000 positief. Omgerekend naar ultimo 2016 bedraagt het resultaat € 412.000 positief. Ondanks de hierboven genoemde tegenvallers is het resultaat verbeterd ten opzichte van het resultaat van vorig jaar. Dit is wederom een administratieve verbetering. Deze kan volledig worden toegeschreven aan de gewijzigde rentesystematiek ten gevolge van de nieuwe BBV regels. De te hanteren renteparameter leidt er namelijk toe dat er meer rentevoordeel behaald wordt dan in de oude systematiek.

’t Zijland

In 2008 is er een overeenkomst gesloten tussen de gemeente Losser en Domijn. Als gevolg van de markomstandigheden en gewijzigde regelgeving kon Domijn het oorspronkelijk programma niet realiseren. De gemeente en Domijn hebben daarom heronderhandeld over een aangepaste overeenkomst. Eind 2013 is deze overeenkomst ondertekend. Uitgangspunt van de gewijzigde overeenkomst vormen de financiële afspraken zoals deze in 2008 zijn vastgelegd. Over de meerkosten archeologie zijn aanvullende afspraken gemaakt. Op basis van de nieuwe overeenkomst is in 2013 krediet bij de Raad aangevraagd waarbij de grondexploitatie ’t Zijland formeel geopend is. In 2015 is begonnen met de bouwrijp werkzaamheden rondom de negentien grondgebonden woningen in de eerste fase. Medio 2016 is Dura Vermeer gestart met de bouw van deze woningen. Daarnaast is Domijn in 2016 gestart met de bouw van één van de twee appartementencomplexen in fase twee. Ten behoeve van de bouw van de opstallen zijn er in 2016 kleine bouw en woonrijp werkzaamheden verricht. Medio 2017 verwachten we dat de opstallen gereedkomen. De bouw en woonrijp werkzaamheden zijn qua planning hierop afgestemd. De looptijd is met een jaar verlengd. Vanwege de negatieve boekwaarde levert dit overigens een rentevoordeel op. Ondanks een bijdrage van Domijn in de meerkosten zijn bij de afronding van het archeologisch onderzoek de kosten overschreden. Daartegenover is er sprake van een grotere meevaller. Domijn heeft een extra vergoeding betaald voor het in gebruik nemen van acht extra parkeerplaatsen.

Al met al is de boekwaarde licht afgenomen omdat de renteopbrengsten samen met de incidentele opbrengsten in 2016 hoger waren dan bovengenoemde kosten. Ultimo 2016 bedraagt de boekwaarde € 1.735.000 negatief. Na herziening bedraagt het geraamde eindresultaat ultimo 2019 € 135.000 positief. Omgerekend naar peildatum 1-1-2017 bedraagt het resultaat € 126.000 positief. Ondanks de in 2016 gerealiseerde meevaller is er sprake van een verslechtering ten opzichte van het resultaat van vorig jaar. Dit betreft een boekhoudkundige verslechtering. Deze kan volledig worden toegeschreven aan de gewijzigde rentesystematiek ten gevolge van de nieuwe BBV regels. De te hanteren renteparameter leidt er namelijk toe dat er minder rentevoordeel behaald wordt dan in de oude systematiek.