3. Paragrafen

Dit hoofdstuk bestaat uit zeven in het BBV voorgeschreven paragrafen. De onderwerpen van de paragrafen zijn belangrijk voor het inzicht in de financiële positie van de gemeente. De informatie over deze onderwerpen is vaak versnipperd in de begroting opgenomen. De paragrafen zijn daarom eigenlijk dwarsdoorsnedes van de verschillende programma’s.

Welke paragrafen zijn er?
De onderwerpen van de paragrafen zijn voorgeschreven door het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV). Het zijn onderstaande zeven paragrafen:

  • Lokale heffingen
  • Weerstandsvermogen en risicobeheersing
  • Onderhoud kapitaalgoederen
  • Treasury
  • Bedrijfsvoering
  • Verbonden partijen
  • Grondbeleid

3.1. Lokale Heffingen

Lokale heffingen hebben tot doel dat de gemeente door het verwerven van eigen middelen dekking vindt van haar uitgaven in het kader van de uitvoering van de gemeentelijke taken. De invoering, wijziging of intrekking van lokale heffingen dient door middel van een door de gemeenteraad vast te stellen verordening te geschieden. De definitieve vaststelling van de tarieven door de gemeenteraad vindt plaats in december 2016.

De lokale heffingen bestaan uit de gemeentelijke belastingen, rechten en retributies. Deze vormen een belangrijke inkomstenbron voor de gemeente, welke vooral door de burgers dienen te worden opgebracht. Lokale belastingen worden onderscheiden in heffingen waarvan de besteding gebonden dan wel ongebonden is. Ongebonden lokale heffingen worden tot de algemene dekkingsmiddelen gerekend, omdat zij niet aan een inhoudelijk begrotingsprogramma zijn gerelateerd. De besteding is niet gebonden aan een bepaalde taak. Gebonden heffingen, zoals de afvalstoffen- en rioolheffing, worden verantwoord op het betreffende programma en worden niet tot de algemene dekkingsmiddelen gerekend.

Voor het betalen van rechten en retributies verricht de gemeente diensten. De kosten van de gemeentelijke dienstverlening worden doorberekend in de tarieven. Het beleid is er op gericht deze kosten zoveel mogelijk te beperken en daar waar mogelijk rechtvaardiger te verdelen. Hierdoor wordt een evenwichtige lastenverdeling bereikt.

Volgens het Besluit Begroting en Verantwoording dient de paragraaf betreffende de lokale heffingen tenminste te bevatten:

  1. de geraamde inkomsten;
  2. het beleid ten aanzien van de lokale heffingen;
  3. een overzicht op hoofdlijnen van de diverse heffingen, waarin inzichtelijk wordt gemaakt hoe bij de berekening van tarieven van heffingen, die hoogstens kostendekkend mogen zijn, wordt bewerkstelligd dat de geraamde baten de ter zake geraamde lasten niet overschrijden, wat de beleidsuitgangspunten zijn die ten grondslag liggen aan deze berekeningen en hoe deze uitgangspunten bij de tariefstelling worden gehanteerd;
  4. een aanduiding van de lokale lastendruk;
  5. een beschrijving van het kwijtscheldingsbeleid.

1. Overzicht inkomsten gemeentelijke heffingen

Omschrijving lokale lasten 2015 2016 2017
  Raming Realisatie Raming Raming
Afvalstoffenheffing 1.750.000 1.763.298 1.700.581 1.868.295
Begraafplaatsrechten 600 0 600 604
BIZ 97.000 114.068 97.000 97.000
Forensenbelasting 20.450 18.120 20.450 20.671
Hondenbelasting 201.000 212.754 214.000 203.171
Leges burgerzaken 354.400 417.504 379.400 412.552
Leges omgevingsvergunning 480.818 415.229 380.818 416.859
Leges overig 53.450 82.069 53.450 42.500
Marktgelden 17.500 15.086 17.500 17.500
OZB eigenaren woning 3.950.000 3.970.986 3.997.000 3.947.174
OZB gebruikers niet-woning 489.900 524.553 489.900 495.191
Rioolheffing 2.301.001 2.191.926 2.214.500 2.591.913
Toeristenbelasting 200.000 210.581 180.000 210.000
Totaal 9.916.119 9.936.173 9.745.199 10.323.430

2. Beleid ten aanzien van de lokale heffingen

Ontwikkeling tarieven

De tarieven voor de riool- en afvalstoffenheffingen worden geraamd op basis van het uitgangspunt dat zoveel mogelijk wordt gestreefd naar 100% kostendekking.

De voor 2017 geldende tarieven voor de overige belastingen en rechten stijgen met een inflatiecorrectie, uiteraard met uitzondering van die tarieven, die het rijk heeft vastgesteld, dan wel gemaximeerd. Op basis van het Centraal Economisch Plan wordt uitgegaan van 1,08%.

Duurzaamheid

Daar waar mogelijk proberen wij door tariefstellingen en vrijstellingsbepalingen een bijdrage te leveren aan de gemeentelijke duurzaamheidsdoelstellingen.

3. Overzicht op hoofdlijnen van de diverse heffingen

Gemeenten zijn beperkt in de soorten belastingen die ze mogen heffen. Deze zijn limitatief opgesomd in de wet. Naast belastingen, heft de gemeente rechten en leges voor individuele dienstverlening aan haar burgers. De tarieven van deze rechten en leges dienen zodanig vastgesteld te worden dat de geraamde opbrengsten de geraamde kosten voor het verlenen van de diensten niet overschrijden. De opbrengst van deze zogeheten gebonden heffingen dient alleen ter bestrijding van de kosten die de gemeente voor de betreffende dienstverlening maakt. De gemeentelijke kosten stijgen in 2017 gemiddeld met 0,8%.

De opbrengsten van de belastingen en overige heffingen worden in beginsel alleen aangepast aan de inflatiecorrectie. Deze bedraagt 1,08%.

De gemeente is vrij in de besteding van de opbrengst van de ongebonden heffingen (algemene belastingen). De gemeentelijke belastingen en retributies die in 2017 in Losser worden geheven zijn:

Ongebonden belastingen: Gebonden belastingen:
Forensenbelasting  Afvalstoffenheffing 
Hondenbelasting  Bijdrage Bedrijven Investering Zone 
Onroerende- zaakbelastingen  Leges en Rechten 
Toeristenbelasting Rioolheffing 

Ongebonden belastingen

Forensenbelasting

Op grond van artikel 223 van de Gemeentewet kunnen gemeenten forensenbelasting heffen. De forensenbelasting is een algemeen dekkingsmiddel. Met de forensenbelasting kunnen gemeenten de kosten van bepaalde voorzieningen ook verhalen op mensen die niet in de gemeente wonen, maar wel gebruik maken van de voorziening. De forensenbelasting wordt door Nederlandse gemeenten alleen geheven van mensen die meer dan 90 dagen een gemeubileerde woning ter beschikking houden.

Hondenbelasting

Op grond van artikel 226 van de Gemeentewet kan van de houder van een hond hondenbelasting worden geheven. De hondenbelasting is een algemene belasting. Dat houdt in dat de raad vrij is in de bepaling van de opbrengst: er hoeft geen relatie met de kosten te zijn.

De hondenbelasting bedraagt een vast bedrag per hond per jaar. Indien een hond maar een deel van het jaar gehouden wordt, is de houder van de hond hondenbelasting verschuldigd over dat deel van het jaar dat hij of zij de hond in bezit heeft.

Onroerendezaakbelastingen

Op basis van artikel 220 van de Gemeentewet kunnen gemeenten onroerendezaakbelastingen (OZB) heffen. De OZB is een algemene belasting, er is geen relatie tussen de heffing en bepaalde taken van de gemeente. De opbrengst is onderdeel van de algemene middelen.

De OZB is een tijdstipbelasting. Dit betekent dat voor het bepalen van de belastingplicht de situatie per 1 januari van het belastingjaar geldt. Veranderingen in de loop van het jaar, bijvoorbeeld de verkoop van een huis, worden meegenomen in het volgende belastingjaar.

Belastingplichtige:

  • eigenaren van woningen;
  • eigenaren van niet-woningen;
  • gebruikers van niet-woningen.

Indien iemand zowel eigenaar als gebruiker is van een niet-woning, dan betaalt hij of zij beide belastingen.

Grondslag onroerendezaakbelastingen: De grondslag voor de berekening van de OZB is de WOZ-waarde van de onroerende zaak. Deze wordt jaarlijks opnieuw bepaald. Het tarief van de OZB wordt uitgedrukt in een percentage van de WOZ-waarde. Voor iedere groep belastingplichtigen wordt een afzonderlijk tarief vastgesteld. De hoogte van het tarief leidt tot de opbrengst die met de begroting is vastgesteld. De beoogde opbrengst van de OZB per belastingplicht wordt eerst vastgesteld. Vervolgens wordt op basis van de totale WOZ-waarde van de belastingplicht het OZB-tarief berekend. De ontwikkeling van het OZB-tarief is dus naast de ontwikkeling van de OZB-opbrengst afhankelijk van de ontwikkeling van de vastgoedmarkt. Als de gemiddelde waarde op de vastgoedmarkt stijgt, leidt dit tot een neerwaartse bijstelling van het OZB-tarief. Anders zou de OZB-opbrengst evenredig meestijgen. Andersom geldt hetzelfde. Een negatieve waardeontwikkeling van de vastgoedmarkt leidt tot een verhoging van het OZB-tarief, om te voorkomen dat de OZB opbrengst daalt.

De tariefaanpassing op basis van de ontwikkeling van de vastgoedmarkt heeft voor de gemiddelde eigenaar en gebruiker geen effect op de hoogte van de OZB-heffing. Immers, een gemiddeld vastgoedobject volgt de ontwikkeling op de vastgoedmarkt.

Toeristenbelasting

Op grond van artikel 224 van de Gemeentewet kunnen gemeenten Toeristenbelasting heffen voor overnachtingen van personen binnen de gemeente die niet als ingezetene in de gemeente zijn ingeschreven. Voor zover de belasting wordt geheven van degene die gelegenheid tot verblijf biedt, is deze bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene ter zake van wiens verblijf de belasting verschuldigd wordt.

De doelstelling is hetzelfde als bij forensenbelasting, namelijk dat de kosten van bepaalde voorzieningen worden omgeslagen naar personen die er wel gebruik van maken, maar niet in de gemeente wonen. De gemeente Losser kent een drietal tarieven, te weten voor campings, hotels en groepsaccommodaties.

Het verblijf in een attractiepark of pretparken valt niet onder de toeristenbelasting. Het is voor gemeenten wel mogelijk om hier een heffing voor op te leggen. Dit kan via de vermakelijkhedenretributie.

Gebonden belastingen

Afvalstoffenheffing

De wettelijke basis voor het heffen van afvalstoffenheffing is geregeld in artikel 15.33 van de Wet Milieubeheer.

Op basis van de Wet Milieubeheer heeft de gemeente de wettelijke taak om zorg te dragen voor de inzameling van afvalstoffen die afkomstig zijn van particuliere huishoudens. De inzameling van afval wordt sinds 1996 uitgevoerd door Twente Milieu. De verwerking van met name restafval en GFT vindt plaats bij Twence. De kosten van de inzameling en verwerking van afvalstoffen wordt betaald uit de afvalstoffenheffing.

Belastingplichtigen: Inwoners zijn verplicht afvalstoffenheffing te betalen, ook als zij geen afval voor inzameling aanbieden. De heffing wordt geheven van de gebruiker van een perceel waarvoor de gemeente een wettelijke plicht tot inzameling heeft en de inzamelverplichting ook nakomt.

Grondslag: De grondslag voor de berekening van afvalstoffenheffing is niet wettelijk vastgelegd. De gemeente is in principe vrij deze grondslag zelf te bepalen. De gemeente Losser hanteert als grondslag een vast bedrag plus een opslag naar grootte en soort container.

Overzicht van de producten die geheel of gedeeltelijk in de heffing worden betrokken:
Afvalstoffenheffing Lasten product Overhead BTW Totale lasten   Heffing Overige baten Totale baten Kosten-dekking
7.3 Afval 1.549.622 77.483 336.751 1.963.856   1.868.295 266.000 2.134.295  
0.64 Belastingen overig 65.987     65.987          
6.3 Inkomens regeling 105.000     105.000          
Totaal 1.720.609 77.483 336.751 2.134.843   1.868.295 266.000 2.134.295 99,97 %

Uit bovenstaand overzicht blijkt dat veruit het grootste deel van de gemeentelijke kosten komt van het product afval € 1.549.622. De kosten zitten vooral in het daadwerkelijk inzamelen en verwerken van het bedrijfs- en huishoudelijke afval. Ook het scheiden van afval en het recyclen ervan valt hieronder. Omdat er ook bedrijfsafval op het product is opgenomen worden niet alle kosten van het product meegenomen.

Daarnaast begroten wij € 77.483 voor de overhead. Dit zijn kosten die worden gemaakt door de sturing en ondersteuning van medewerkers in brede zin. Er zijn geen uitgaven aan taken die onder het product verkeer en wegen vallen. Tot slot zijn er kosten te verwachten á € 65.987 die gemaakt zullen worden voor de heffing en invordering van de afvalstoffenheffing. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken het versturen van aanslagen aan de juiste personen. De kosten die hiervoor gemaakt worden, vallen onder het product belastingen overig.

Bijdrage Bedrijven Investering Zones

Op basis van de Wet Bedrijven investeringszones kan een Bijdrage Bedrijven Investering Zones worden opgelegd. Met deze bijdrage kunnen bedrijven in een bepaald gebied binnen de gemeente worden verplicht om voor een periode van maximaal vijf jaar een financiële bijdrage te leveren. Deze bijdrage wordt gebruikt om investeringen in het betreffende gebied ter bevordering van de leefbaarheid, de veiligheid, de ruimtelijke kwaliteit of nader publiek belang in de openbare ruimte te bekostigen. Bij de uitvoering wordt om doelmatigheidsredenen zoveel mogelijk aangesloten bij de Wet WOZ en de OZB. Voor het centrum van Losser is de procedure gestart om tot een nieuwe BIZ te komen voor de periode 2017-2021

Leges en rechten

Leges: De mogelijkheid tot het heffen van leges is geregeld in artikel 229, lid 1, b van de Gemeentewet. De gemeente levert op aanvraag van individuele burgers een uiteenlopend pakket aan diensten. Door het heffen van leges worden de kosten die hiervoor worden gemaakt in principe verhaald op de burger die de dienst afneemt. Voorbeelden zijn het verstrekken van een paspoort of het verlenen van een vergunning. Degene die de dienst aanvraagt betaalt ook de leges. De heffingsmaatstaf is zeer divers en wordt vermeld in de tarieventabel die hoort bij de legesverordening.

Kostendekkendheid: De leges zijn in de tarieventabel van de legesverordening ingedeeld in drie titels:

  • titel 1, algemene dienstverlening;
  • titel 2, dienstverlening vallend onder de fysieke leefomgeving/omgevingsvergunning;
  • titel 3, dienstverlening vallend onder Europese dienstrichtlijn.

Op grond van artikel 229b van de Gemeentewet mag de legesverordening als geheel bezien maximaal kostendekkend zijn. Niet elke post zal dus afzonderlijk op zijn kostendekkendheid worden beoordeeld. Dit laatste zou ook moeilijk realiseerbaar zijn gezien het feit dat de kosten voor de individuele diensten moeilijk zijn te bepalen. Dat neemt niet weg dat een gemeente wel een kostendekkendheid per dienst of per samenhangende groep van diensten mag nastreven, als de gemeente in dit opzicht maar een consequente lijn volgt.

Op grond van het bovenstaande is het mogelijk om kruissubsidiëring toe te passen. Onder kruissubsidiëring wordt verstaan: het hoger stellen van tarieven van leges voor sommige diensten om daarmee de tarieven voor andere diensten laag te kunnen houden. Daarnaast kan bij de tariefstelling uitdrukking worden gegeven aan het profijtbeginsel. Dat is een aparte beleidsmatige afweging. Onderlinge verschillen in - op zichzelf geoorloofde - kostendekkingspercentages tussen groepen van diensten zijn niet in strijd met de wet of met enig algemeen rechtsbeginsel.

De mogelijkheden tot kruissubsidiëring zijn door de komst van de Europese Dienstenrichtlijn (EDR) beperkter geworden. De EDR maakt kruissubsidiëring binnen een cluster van samenhangende vergunningstelsels mogelijk. Dit betreft alleen de diensten aan dienstverrichters waarop de EDR van toepassing is (titel 3 van de Legesverordening). De wetgever heeft hierin geen aanleiding gezien om artikel 229b van de Gemeentewet te wijzigen. De EDR doorkruist daarmee de wettelijke regeling van artikel 229b Gemeentewet.

Bij de introductie van de Wabo in 2010 (omgevingsvergunning, zie Titel 2 van de Legesverordening) ging de wetgever ervan uit dat kruissubsidiëring tussen het cluster omgevingsvergunning en andere in de legesverordening opgenomen dienstverleningen niet mogelijk is. De wens van de wetgever is echter niet in een wettelijke bepaling vastgelegd, zodat in principe artikel 229b van de Gemeentewet onverkort geldt. Wij gaan echter uit van maximaal 100% kostendekkendheid binnen titel 2.

Voor een aantal tarieven binnen titel 1 geldt dat deze door het rijk zijn gemaximeerd: paspoorten, rijbewijzen, kansspelen en wet bescherming persoonsgegevens.

In totaal verwachten we het komende jaar € 652.253 aan kosten te maken om deze zorgplichten na te komen. Om deze kosten transparant te maken splitsen wij eerst uit op welke producten wij deze kosten zullen maken. Vervolgens gaan wij in op de herkomst van de middelen voor het financieren van deze taken. De lasten worden niet volledig gedekt door de opbrengsten:

De werkzaamheden aan de Pubieksbalie zijn uitbesteed aan de gemeente Enschede.

Legesverordening Lasten producten
(loonkosten en kosten Enschede)
Rijksleges/afdrachten Overige kosten Overhead Totale lasten Leges Totale baten Kosten dekkend heid
1.1 Burgerlijke stand 32.157 10.000 35.510 18.239 95.906 68.100 68.100 71%
1.2 Reisdocumenten 81.121 81.250   7.861 170.232 214.000 214.000 126%
1.3 Rijbewijzen 27.040 19.000   2.620 48.660 64.500 64.500 133%
1.4 Basisregistratie 108.163 11.000   10.482 129.645 22.800 22.800 18%
1.18 Verkeer en vervoer           18.000 18.000 100%
1.19 Diversen (Vrijstellingen, APV en bijz. wetten)           25.140 25.140 100%
Totaal leges 248.481 121.250 35.510 39.202 444.443 412.552 412.552 93%
                 
Totaal Omgevingsvergunningen        
2.2 Vooroverleg, etc.                
2.3 Omgevingsvergunning                
      Bouwen 371.529   50.809 36.498 458.836 395.970 395.970 86%
      Milieu                
      Bestemming 15.625     157 15.782 15.609 15.609 99%
      Graven van grond 7.848     769 8.617 2.266 2.266 26%
      Kappen van bomen 8.770     870 9.640 1.000 1.000 100%
      Reclame           2.014 2.014 100%
Totaal Omgevingsvergunningen 403.772   50.809 38.294 492.875 416.859 416.859 85%
                 
Europese richtlijn        
3.1 Horeca                
3.2 Evenementen en markten               0%
3.3 Seksinrichtingen               0%
3.4 Splitsingsvergunning woonruimte               0%
3.5 Brandbeveiligings verordening               0%
Totaal Europese richtlijn 0   0 0 0 0 0 0%
                 
Stelpost kostendekkendheid leges           42.500 42.500  
Totaal leges 652.253 121.250 86.319 77.496 937.318 871.899 871.899 93%

Begraafrechten

Op grond van artikel 229 van de Gemeentewet wordt een vergoeding gevraagd voor het gebruik van de begraafplaatsen en voor het door de gemeente verlenen van diensten in verband met de begraafplaatsen. De heffing wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven zoals die in de verordening begraafrechten zijn opgenomen. De tarieven worden jaarlijks verhoogd met de inflatiecorrectie.

In totaal verwachten we het komende jaar € 11.044 aan kosten te maken om deze zorgplichten na te komen. Om deze kosten transparant te maken splitsen wij eerst uit op welke producten wij deze kosten zullen maken.

Begraafrechten Lasten producten Overhead (0.4) BTW Totale lasten Heffing Overige baten (0.8) Totale baten Kosten dekkendheid
7.5 Begraafplaatsen en crematoria 3.479     3.479 604   604  
0.2 Burgerzaken                
0.64 Belastingen en overig                
5.7 Openbaar groen en (openlucht) recreatie                
6.3 Inkomensregelingen 7.565     7.565        
8.2 Grondexploitatie                
 Totaal: 11.044     11.044 604   604 5%

Marktgelden

Op grond van artikel 229 van de Gemeentewet kan de gemeente een recht heffen voor het ter beschikking stellen van een standplaats op een deel van de openbare ruimte die gebruikt wordt voor een markt. Belastingplichtig is degene aan wie de standplaats beschikbaar is gesteld.

In totaal verwachten we het komende jaar € 11.260 aan kosten te maken om deze zorgplichten na te komen. Om deze kosten transparant te maken splitsen wij uit op welke producten wij deze kosten zullen maken.

Marktgelden Lasten taakvelden Overhead (0.4) BTW Totale lasten Heffing Overige baten (0.8) Totale baten Kosten dekkendheid
3.3 Bedrijvenloket en bedrijfsregelingen 11.260     11.260 17.500   17.500 155%
0.2 Burgerzaken                
0.64 Belastingen en overig                
0.8 Overige baten en lasten                
2.1 Verkeer en vervoer                
 Totaal: 11.260 0 0 11.260 17.500 0 17.500 155%

Rioolheffing

De wettelijke basis voor het heffen van rioolheffing ligt in artikel 228a van de Gemeentewet. In de rioolheffing worden kosten doorgerekend die verbonden zijn aan het in stand houden van het gemeentelijk rioleringsstelsel.

Met de invoering in 2008 van de Wet gemeentelijke watertaken heeft de gemeente naast de zorgplicht voor het afvoeren van huishoudelijk afvalwater en regenwater ook de zorgplicht voor het grondwater. Daarmee is ook de mogelijkheid ontstaan om de kosten die verbonden zijn aan de taken die voortvloeien uit de Wet gemeentelijke watertaken, toe te rekenen aan de rioolheffing.

De rioolheffing is een bestemmingsheffing (bestemming is watertaken), er staan geen aanwijsbare tegenprestaties tegenover. De gemeente Losser hanteert één rioolheffing voor alle watertaken.

Elke gemeente is verplicht een Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) vast te stellen. In een GRP wordt meerjarig inzicht gegeven in de kosten die gemaakt worden voor de instandhouding van het gemeentelijk rioolstelsel. Eind 2017 wordt het GRP 2017-2020 vastgesteld en bepaald dat deze jaarlijks wordt geactualiseerd.

De kosten die hiervoor worden gemaakt, worden met de rioolheffing verhaald op de eigenaren van woningen en niet-woningen en de gebruikers van objecten die meer dan 500m3 afvalwater lozen.

Verwachte kosten: In totaal verwachten we het komende jaar € 2.591.138 aan kosten te maken om deze zorgplichten na te komen. Deze kosten zijn onder te verdelen in de kosten zoals ze zijn geboekt op het product Riolering, invorderingskosten, overhead en de kosten voor straatvegen (van het prdoduct Verkeer en vervoer). 

Overizicht van de taakvelden die geheel of deels in de heffing worden betrokken:
Rioolheffing Lasten product Overhead BTW Totale lasten   Heffing Overige baten Totale baten Kostendekking
7.2 Riolering 2.064.914 174.961 182.683 2.422.558   2.591.913   2.591.913  
0.64 Belastingen overig 22.896     22.896          
2.1 Verkeer en vervoer 132.268 13.416   145.684          
Totaal 2.220.078 188.377 182.683 2.591.138   2.591.913 0 2.591.913 100 %

Uit bovenstaand overzicht blijkt dat veruit het grootste deel van de gemeentelijke kosten komt van het product riolering € 2.064.914. De kosten zitten vooral in daadwerkelijk nakomen van onze gemeentelijke watertaken op het gebied van afvalwater, hemelwater en grondwater.

Daarnaast begroten wij € 174.961 voor het product overhead. Dit zijn kosten die wij maken door de sturing en ondersteuning van medewerkers in brede zin. Naar verwachting zullen wij € 145.684 uitgeven aan taken die onder het product verkeer en wegen vallen. Zo passen we wegen en straten op zo'n manier aan dat het hemelwater bij hevige regenval enige tijd op straat kan worden geborgen en vertraagd kan afvloeien. Dit voorkomt overbelasting van het stelsel bij piekbelasting. Tot slot verwachten wij kosten € 22.896 te maken voor de heffing en invordering van de rioolheffing. Deze kosten vallen onder het product belastingen overig.

4. Woonlastenontwikkeling

De hoogte van de gemeentelijke woonlasten krijgt regelmatig aandacht in de media. Onder woonlasten verstaan we: onroerende-zaakbelastingen, afvalstoffen- en rioolheffing. Het zijn belastingen en tarieven waarmee ieder huishouden in een gemeente jaarlijks te maken krijgt.

Het Centrum voor Onderzoek van de Economie van de Lagere Overheden (COELO) publiceert jaarlijks de Atlas van lokale lasten. Men vergelijkt daarin per gemeente de woonlasten van een woning met een voor die gemeente gemiddelde waarde. De tariefsaanpassingen voor de OZB, afval- en rioolheffing leiden voor een gemiddeld gezin (met eigen woning) tot de volgende woonlastenontwikkeling voor 2017:

Woonlastenontwikkeling (in €) 2015 2016 2017
OZB eigenaar (2017: 1,08% lastenverhoging) 333,70 333,69 338,38
Afvalstoffenheffing (meerpersoons) 174,24 174,24 183,24
Rioolheffing 214,11 214,11 250,00
Totaal 722,05 724,04 771,62

5. Kwijtscheldingsmogelijkheden

De gemeente moet bij het vaststellen van kwijtschelding landelijke regels toepassen. Binnen deze mogelijkheden zijn de volgende eigen beleidskeuzes gemaakt:

  • Voor de OZB en de afvalstoffenheffing is kwijtschelding mogelijk, waardoor minima geen woonlasten betalen.
  • Voor extra containers wordt geen kwijtschelding afvalstoffenheffing verleend.
  • Bij de normkosten van bestaan wordt uitgegaan van 100% van de bijstandsnorm.
  • Ondernemers voor de privé belastingen zijn gelijkgesteld met particulieren.
  • Kosten voor kinderopvang worden in aanmerking genomen als uitgaven bij de berekening van de betalingscapaciteit.
  • Bij de normkosten van bestaan voor AOW’ers wordt uitgegaan van 100% van de netto AOW-norm.

Voor de kwijtschelding van gemeentelijke belastingen in het kader van het minimabeleid is voor 2017 uitgegaan van een totaalbedrag van € 95.000.

Hierbij gaat het om:
Afvalstoffenheffing: € 95.000
OZB:                            € 0
Rioolheffing:                  € 0 

3.2 Weerstandvermogen en risicobeheersing

Inleiding

Het weerstandsvermogen geeft een indicatie van de mate waarin de gemeente tegenvallers kan opvangen zonder dat de uitvoering van taken in gevaar komt. Het weerstandsvermogen bestaat uit de relatie tussen de beschikbare weerstandscapaciteit (de middelen en mogelijkheden waarover de gemeente beschikt of kan beschikken om niet begrote kosten te dekken) en de benodigde weerstandscapaciteit (alle risico’s waarvoor geen dekkingsmaatregelen zijn getroffen en die van materiele betekenis kunnen zijn in relatie tot de financiële positie). Het verhoudingsgetal, beschikbare weerstandscapaciteit ten opzichte van de benodigde weerstandscapaciteit noemen we het ratio weerstandsvermogen. In de raadsvergadering van 11 juli 2016 heeft uw raad besloten de gewenste ratio van het weerstandsvermogen naar boven bij te stellen van D naar C, waarderingsklasse 1,0-1,4. Oftewel de beschikbare weerstandscapaciteit dient minimaal 100% tot 140% van de benodigde weerstandscapaciteit te bedragen.

Relevante wetgeving en gemeentelijk beleid
De wetgeving en het gemeentelijk beleid voor het weerstandvermogen zijn vastgelegd in:

  • Het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten 2003 (art. 9, 11 en 26).
  • Financiële verordening gemeente Losser.
  • Nota weerstandsvermogen en risicomanagement 2012.
  • 28 mei 2013 Raadsbesluit gebruik stille reserve voor bepaling weerstandscapaciteit.

Het wettelijke kader van BBV (Besluit Begroten en Verantwoorden) stelt dat de paragraaf betreffende het weerstandsvermogen ten minste moet bevatten:

  1. een inventarisatie van de weerstandscapaciteit;
  2. een inventarisatie van de risico’s;
  3. het beleid omtrent de weerstandscapaciteit en de risico’s;
  4. een kengetal voor de:
    1. (a) netto schuldquote;
      (b) netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen;
    2. solvabiliteitsratio;
    3. grondexpoitatie;
    4. structurele exploitatieruimte;
    5. belastingcapaciteit.

De paragraaf is conform deze opbouw.

Inventarisatie van de weerstandcapaciteit
Met weerstandscapaciteit bedoelen we alle middelen en mogelijkheden waarover de gemeente beschikt om tegenvallers te bekostigen. De weerstandscapaciteit bestaat in de gemeente Losser uit de algemene risicoreserve en een beperkt deel van de stille reserves op gronden en gebouwen.

Ontwikkelingen beschikbare weerstandscapaciteit:

Algemene risicoreserve:
Zoals in hoofdstuk 4 'Toelichting financiële positie', de tabel 'Overzicht algemene risicoreserve 2015-2020', laat zien is de prognose voor de algemene reserve ultimo 2016 € 4.612.000. In deze tabel wordt een verder gespecificeerd overzicht gegeven van de verwachte ontwikkeling van de algemene reserve over de periode 2015 tot en met 2020. Daarnaast wordt voor het eerst ook de nieuwe gevormde reserve 'Afboeking grond' voor een totaal bedrag van € 750.000 meegenomen. Deze reserve is namelijk gevormd met het oog op het eventueel moeten afboeken van grondexploitaties. 

Stille reserves:
Van stille reserves is sprake als de marktwaarde cq. verkoopwaarde van een activum (gronden en onroerend goed) hoger is dan de boekwaarde. Bij de vaststelling van de jaarrekening 2012 op 28 mei 2013 is besloten een beperkt deel van de stille reserves te gebruiken bij het bepalen van de aanwezige weerstandscapaciteit. Hierbij wordt enkel gekeken naar de stille reserves in de verkoopbare gronden en panden en niet naar de stille reserves in de deelnemingen. Het vaststellen van de stille reserves gebeurd zeer behoudend. Voor de stille reserves van gebouwen wordt de WOZ-waarde verminderd met de boekwaarde en van het resterende bedrag wordt 25% gebruikt als weerstandsvermogen. Voor de gronden wordt de verkoop waarde bepaald op € 5 per m2. Van deze waarde is 50% gebomen om te kunnen dienen als weerstandsvermogen. 

Voor het bepalen van de omvang van de stille reserves wordt periodiek de waarde van de stille reserves bepaald. Dit heeft geleid tot een wijziging in het bedrag dat voor de stille reserves mee kan worden genomen voor de bepaling van de weerstandscapaciteit. Er hebben zich geen grote wijzigingen voor gedaan waardoor de waarde van de stille reserves slechts licht is gestegen. 

Zoals onderstaande tabel laat zien is de prognose voor de beschikbare weerstandscapaciteit ultimo 2016 € 7.585.654.

Verwachte ontwikkeling beschikbare weerstandscapaciteit ultimo 2016
Componenten  
Algemene risicoreserve  € 4.612.000
Reserve afboeking grond € 750.000
Stille reserves (gebouwen en gronden) € 2.223.654
Prognose stand eind jaar 2016 € 7.585.654

Inventarisatie van de risico's
In de vastgestelde nota Weerstandsvermogen en risicomanagement is aangegeven dat het risicomanagement, net zoals de bepaling van de stille reserves, aan de P&C cyclus wordt gekoppeld. De risico's worden daardoor periodiek onder de aandacht gebracht en bijgesteld. Dit heeft voor de begroting slechts geleid tot kleine wijzigingen in de geïnventariseerde risico's.

Uitgangspunten bij de beoordeling van de risico's zijn:

  • Normale bedrijfsvoeringsrisico's niet bij de risico's worden opgenomen. 
  • Risico's van diverse afdelingen di een gelijksoortige oorzaak hebben worden samengevoegd. 
  • Verzekerde risico's worden niet meer opgenomen (denk bijvoorbeeld aan de aansprakelijkheidsverzekering). 

Gevolg van deze inventarisatie is dat het totaal van de geïnventariseerde risico's € 4.725.000 bedraagt. Het betreft hier het geschatte geldelijke gevolg van alle geïnventariseerde risico's (exclusief de risico's van het grondbedrijf).

Met behulp van een risicoscore kunnen de risico's worden geprioriteerd en wordt inzichtelijk welke risico's het meest belangrijk zijn. 

In onderstaande tabel worden de tien grootse risico's weergegeven. 

De 10 grootste risico’s begroting 2016:
Nr. Onderwerp Risico Invloed
1.      Overige onvoorziene risico's.  Financiële nadelen.  24,86%
2.      Schommelingen in de conjuctuur.  Als gevolg van schommelingen in de conjunctuur kunnen zowel aan de kosten als de opbrengsten kant onvoorziene nadelige incidentele effecten optreden. 17,43%
3.      Garantstellingen Door de leningverstrekker wordt er een beroep gedaan op de garantstellingen. 12,44%
4.      Het participatiebudget is ontoereikend.  Het subsidieresultaat (participatiewet) is negatief (loonkosten zijn hoger dan de rijksubsidie). 8,32%
5.      Wet werk en bijstand: rijksbijdrage is ontoereikend om bijstandsuitkeringen van te betalen. Het gemeentelijk aandeel overstijgt het maximaal (wettelijk vastgelegde) aandeel van 10%. Ontwikkeling aantal bijstandsgerechtigden is lastig te beïnvloeden en is met name afhankelijk van de economische ontwikkelingen. 7,47%
6.      Budget Jeugd Door openeind financiering en een onvolleidg beeld van de uitgaven is het budget Jeugd mogelijk niet toereikend en moeilijk beheersbaar. 3,46%
7.      Budget Bijzondere Bijstand Door openeind financiering en een toenemend aantal aanvragen is het budget Bijzonder Bijstand mogelijk niet toereikend en moeilijk beheersbaar. 3,33%
8.      Invoering RUD Door de invoering van de RUD loopt de gemeente het risico boventallig personeel te krijgen in verband met vernieuwde kwaliteitseisen.  2,50%
9.      Voorzieningen algemeen (woningaanpassing, rolstoelen, vervoer en huishoudelijke hulp). Financieel tekort, open einde financiering. Aantal aanvragen en gebruik van voorzieningen neemt nog steeds toe. 2,50%
10.      Derden stellen gemeente aansprakelijk. Tijdens de uitvoer van diverse projecten loopt de gemeente het risico aansprakelijk gesteld te worden. Dit kan leiden tot financiële, politieke en/of bestuurlijke schade.  2,50%

Risico's grondbedrijf

In februari 2014 heeft de raad een nieuwe nota Grondbeleid vastgesteld. Ten aanzien van het risicomanagement van het grondbedrijf is gekozen voor een andere werkwijze dan in de periode daarvoor. Naast projectgebonden risico’s wordt er nu door het Grondbedrijf ook gekeken naar niet projectgebonden risico’s. Ofwel ook de conjuncturele risico’s worden geïnventariseerd en gekwantificeerd. Deze risico’s zijn vaak niet beïnvloedbaar binnen de projecten en liggen op het vlak van macro-economische trends en wet- en regelgeving van hogere overheden. Te denken valt aan spreidingsrisico’s rondom gehanteerde parameters. Hiermee ontstaat er een vollediger en betrouwbaarder beeld van de risico’s binnen het grondbedrijf.

De vereiste weerstandscapaciteit van de grondexploitaties blijft gehandhaafd ten opzichte van de jaarrekening 2015. De verbeterde marktomstandigheden en de kavelverkoop zetten gestaag door. Het risicoprofiel met betrekking tot de grondprijzen blijft neutraal. Ten aanzien van het schrappen van plancapaciteit bereiken ons tegenstrijdige berichten. Totdat hier meer duidelijkheid over is, handhaven we het uitgangspunt welke gehanteerd bij de jaarrekening 2015. Voor de begroting 2017 is de vereiste weerstandscapaciteit voor de risico's samenhangend met het grondbedrijf op € 1.810.000 vastgesteld.

Ratio weerstandsvermogen en verwachte ontwikkelingen

Benodigde weerstandcapaciteit:
De geïnventariseerde risico’s zijn de basis voor de risicosimulatie welke uitgevoerd wordt om te berekenen welk bedrag er nodig is om deze risico’s in financiële zin af te dekken. Uit de gevolgde risicosimulatie volgt dat 90% zeker is dat alle risico's kunnen worden afgedekt met een bedrag van € 4.242.368. 

Beschikbare weerstandscapaciteit:
De weerstandscapaciteit bestaat in de gemeente Losser uit de algemene risicoreserve, vrij aanwendbare andere reserves en een beperkt deel van de stille reserves op gronden en gebouwen. De beschikbare weerstandscapaciteit bedraagt ultimo 2016 € 7.585.654.

De benodigde weerstandscapaciteit die uit de risicosimulatie voortvloeit, wordt afgezet tegen de beschikbare weerstandscapaciteit. De uitkomst van die berekening vormt het ratio weerstandsvermogen.   

De gemeente streeft hierbij een ratio weerstandsvermogen tussen de 1,0 en 1,4 na. Oftewel de beschikbare weerstandscapaciteit dient minimaal 100% tot 140% van de benodigde weerstandscapaciteit te bedragen.   

Ratio weerstandsvermogen eind 2016 (uitgangspunt 2017)  =  € 7.585.654  :  € 4.242.368  =  1,78
                                                                      
De ratio weerstandsvermogen komt, naar verwachting, eind 2016 daarmee uit op 1,78 en bevindt zich boven de door de raad vastgestelde wenselijke bandbreedte van 1,0 - 1,4.  

Ontwikkeling in het  ratio weerstandsvermogen:
Vanaf 2011 worden er inventarisaties uitgevoerd om alle mogelijke risico’s in beeld te krijgen. Met ingang van 2012 is er periodiek een risico-inventarisatie uitgevoerd om na te gaan of het aantal risico’s en de omvang van de financiële gevolgen van de risico’s zijn gewijzigd. Daarnaast kunnen er ook maatregelen worden getroffen die de risico’s verkleinen. De tabel hieronder geeft een overzicht van de ontwikkeling van het ratio weerstandsvermogen vanaf deze eerste inventarisatie in 2011.

Ontwikkeling ratio weerstandsvermogen 31-12-2011 31-12-2012 31-12-2013 31-12-2014 31-12-2015 31-12-2016 (begroot)
Ratio weerstandsvermogen 1.00 0.23 0.41 0.69 1.34  1.78

In de Nota Weerstandsvermogen en risicomanagement is aangegeven dat wanneer het weerstandsvermogen nog niet voldoet alle meevallers respectievelijk het rekeningresultaat prioritair bestemd wordt om het weerstandsvermogen weer op een financieel verantwoord niveau te brengen. Hier is nu direct geen sprake van. 

Prognose ratio weerstandsvermogen 2016 en verder

Verwachte ontwikkeling weerstandscapaciteit ultimo 2016 tot en met 2020
Component  2016 2017
 2018  2019 2020
Aanwezig weerstandsvermogen 7.585.654   8.037.654  8.437.654 8.407.654  8.309.654
Benodigd weerstandsvermogen 4.242.368  4.242.368   4.242.368   4.242.368  4.242.368 
Prognose ratio weerstandsvermogen 1,78  1,89  1,99 1,98   1,96

In bovenstaande tabel is de verwachte ontwikkeling ratio weerstandsvermogen weergegeven bij gelijkblijvende risico's. De weergegeven ratio's zijn berekend inclusief het jaarresultaat 2015 en alle toevoegingen aan de algemene risico reserve die zijn vastgesteld in de meerjaren begrotingen van 2013 t/m 2016.

4. Financiële kengetallen

Het BBV schrijft voor dat in de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing, in aanvulling op de ratio weerstandsvermogen, een verplichte set van vijf financiële kengetallen moet worden opgenomen. De invoering van de set van vijf kengetallen is bedoeld om de financiële positie inzichtelijker te maken.  

Kengetallen worden veel gebruikt als analyse-instrument. Kengetallen hebben als voordeel dat, bij correct gebruik, gemeenten op relevante onderdelen rationeel met elkaar vergeleken kunnen worden. Er kleven ook nadelen aan het gebruik van kengetallen:

  • Kengetallen hebben slechts betrekking op het verleden en geven geen zekerheid over de toekomst.
  • Kengetallen zijn veelal slechts een momentopname.
  • Kengetallen zijn vaak gebaseerd op aannames (veronderstellingen).
  Financiële kengetallen rek. 2015 Begr. 2016 Begr. 2017 Raming 2018 Raming 2019 Raming 2020
1A Netto schuldquote  56,0% 66,7% 60,6%  70,3% 76,0%  74,1%
1B Netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen  43,7% 53,1% 48,4%  59,8% 65,8%  65,0%
2 Solvabiliteitsratio  21,2% 17.8% 23,4%  21,3% 21,0% 20,8%
3 Grondexploitatie  8,2% 9,6% 5,2%  0,6%  -0,4%  -1,7%
4 Structurele exploitatieruimte  6,7% 1,1% 1,1%  1,0%  0,4%  0,1%
5 Belastingcapaciteit  101% 101%  107% n.n.b.  n.n.b. n.n.b.

Om meer inzicht in de financiële positie te bieden, worden de kengetallen in hun onderlinge relatie beschouwd en van een adequate toelichting voorzien. De kengetallen maken daarmee inzichtelijk(er) over hoeveel (financiële) ruimte de gemeente beschikt om structurele en incidentele lasten te kunnen dekken of opvangen. Hierbij wordt in de tabel de ontwikkeling over de jaren in beeld gebracht.

Netto schuldquote
De netto schuldquote geeft inzicht in het niveau van de schuldenlast ten opzichte van de eigen middelen. Het geeft zodoende een indicatie in welke mate de rentelasten op de exploitatie drukken. Omdat er bij leningen onzekerheid kan bestaan of ze allemaal terug worden betaald, wordt bij de berekening van de netto schuldquote onderscheid gemaakt door het kengetal te berekenen zowel inclusief, als exclusief de doorgeleende gelden. Op die manier wordt duidelijk wat het aandeel van de verstrekte leningen in de exploitatie is en ook wat dat betekent voor de schuldenlast. De VNG hanteert een kritische waarde 130%, hier bevinden zowel de netto schuldquote inclusief als exclusief de doorgeleende gelden met respectievelijk 60,6% en 48,4% beduidend onder. De gemeente bevindt zich hiermee in de categorie gemeenten met het laagste risico. 

Solvabiliteitsratio
De solvabiliteitsratio geeft inzicht in de mate waarin de gemeente in staat is op de langere termijn aan zijn financiële verplichtingen te voldoen. Dit ratio geeft de mate aan waarin de gemeentelijke bezittingen zijn betaald met eigen middelen. Anders gezegd: het aandeel van het eigen vermogen in het totaal vermogen. Hoe hoger de verhouding eigen vermogen ten opzichte van het totale vermogen, hoe gezonder de gemeente. In bovenstaande tabel zijn de voormalige reserves Riool en reiniging opgenomen als voorziening conform wijziging BBV en daarmee uit het eigen vermogen verdwenen. De gemeente bevindt zich hiermee in de categorie gemeenten met een gemiddeld risico. 

Kengetal grondexploitatie
Dit kengetal geeft weer hoe de waarde van de grondpositie (boekwaarde) zich verhoudt tot de totale (geraamde) baten. Dit kengetal alleen, heeft slechts een beperkte waarde. De relatie vraag en aanbod woningbouw of bedrijventerrein, planning etcetera spelen een hierbij tevens een cruciale rol.  De boekwaarde van de voorraden grond is van belang, omdat deze waarde moet worden terugverdiend bij de verkoop. Het kengetal wordt negatief omdat de boekwaarde op de balans van de grondpositie in de jaren 2019 en 2020 negatief is. Dit houdt in dat de verwachting is dat er winst gemaakt wordt. De gemeente bevindt zich hiermee in de categorie gemeenten met het laagste risico. 

Structurele exploitatieruimte
Dit financiële kengetal geeft aan hoe groot de structurele vrije ruimte binnen de vastgestelde begroting is. Zoals in de tabel weergegeven, is er voor de jaren 2015 tot en met 2020 sprake van een positief saldo exploitatieruimte. De gemeente bevindt zich hiermee in de categorie gemeenten met het laagste risico. 

Belastingcapaciteit
De belastingcapaciteit geeft inzicht hoe de belastingdruk in de gemeente zich verhoudt ten opzichte van het landelijke gemiddelde. De ruimte die een gemeente heeft om zijn belastingen te verhogen, wordt vaak gerelateerd aan de totale woonlasten. Onder de woonlasten worden verstaan de OZB, de rioolheffing en reinigingsheffing voor een woning met gemiddelde waarde in die gemeente. De belastingcapaciteit scoort met 107% boven het landelijk gemiddelde. De gemeente bevindt zich hiermee in de categorie gemeenten met het hoogste risico.

 

3.3 Onderhoud kapitaalgoederen

Samenvatting

Gemeenten beschikken over kapitaalgoederen zoals groenvoorzieningen, wegen, bruggen, riolering, water, vijvers, sport- en speelvoorzieningen, gebouwen, c.a. Deze gemeentelijke eigendommen, noodzakelijk voor een goede leefomgeving, vertegenwoordigen een grote waarde. Investeren in onderhoud en vervanging is noodzakelijk om deze kapitaalgoederen ook op lange termijn in stand te houden.

In juli 2013 is de “Nota Kapitaalgoederen Openbare Ruimte” (2014-2018) door de raad is vastgesteld. Op basis van deze overkoepelende strategische nota is en wordt gewerkt om de gehele - integrale - beheercyclus te optimaliseren en te verankeren in de gemeentelijke beleidscyclus. Hiervoor is een traject van meerdere jaren opgezet waarin nieuwe beheerpakketten worden aangeschaft, geïmplementeerd en operationeel gemaakt, beheer- en beleidsplannen worden opgesteld en de strategie inzake vervangingsinvesteringen in de openbare ruimte, samen met de raad, verder wordt uitgewerkt.

Centraal bij de beheercyclus staat de strategie om, vanuit het integraal beheer en inrichting van de openbare ruimte, mede drager te zijn in het bereiken van de strategische doelen van de gemeente, zowel inhoudelijk als qua processen.

In 2017 ligt de nadruk op de verdere implementatie en operationeel maken van het aangeschafte integrale beheerpakket zodat per vakdiscipline de beheerplannen opgesteld kunnen worden. Tegelijkertijd vindt implementatie en integratie van de BGT (Basisregistratie Grootschalige Topografie) plaats. Verder zal in 2017 het Groenbeheerplan worden opgesteld en worden de"beleidsnota Wegen en het vGRP aan de Raad aangeboden.

Op gebied van afvalinzameling heeft de raad in december 2013 ingestemd met de gezamenlijke ambitie "Afvalloos Twente in 2030". Ook Losser werkt stapsgewijs aan deze ambitie. Zo is in 2015 een proef met “droge grondstoffen” uitgevoerd en geëvalueerd. Dit heeft geleid tot de invoering van een verpakkingencontainer voor geheel Losser in 2016. In 2017 zal beleid vastgesteld kunnen worden op welke wijze Losser verder werkt aan het bereiken van de ambitie.

Ten aanzien van de vervangingsinvesteringen is de systematiek van het Integraal Meerjaren Investerings- en onderhoudsprogramma voor de openbare ruimte (MIP) verder uitgewerkt en ingebed in de P&C-cyclus. Middels het MIP wordt erop gestuurd om met investeringen in de openbare ruimte bij te dragen aan ruimtelijke ontwikkelingen en het bereiken van strategische gemeentelijke doelen.

Kaders/Doelen

Algemeen
In het coalitieakkoord “Naar een nieuwe samenwerking” (2014-2018) heeft het college aangegeven dat de “Toekomstvisie gemeente Losser 2025; samen schatbewaarders van de gemeente Losser met de daarin geformuleerde doelen een belangrijke stip aan de horizon is bij ontwikkelingen en uitvoering van projecten. Een goed ingerichte en goed onderhouden openbare ruimte, als directe woon- en werk- en leefomgeving, is van groot belang bij het bereiken van deze strategische doelen.

Ten aanzien van de financiële positie van de gemeente Losser, wil het college verder kijken dan de komende vier jaar om een solide toekomst van Losser te waarborgen. Onzekere factoren die de financiële situatie beïnvloeden, waaronder het meerjaren investerings-programma voor de openbare ruimte, zullen de komende periode worden onderzocht en verder worden uitgewerkt.

In algemene zin is het uitgangspunt om wettelijke taken op minimumniveau uit te voeren. Verder is de intentie om in de begroting een budget beschikbaar te houden voor cofinanciering voor mogelijke subsidies.

Voor het beheer en onderhoud van de openbare ruimte betekent dit dat het MIP verder wordt uitgewerkt en dat de reeds gehanteerde werkwijze om beheerbudgetten mede in te zetten als cofinanciering voor integrale uitvoeringsprojecten in de openbare ruimte, wordt voortgezet.  

Dit beleid heeft middels de programmabegroting 2016-2019 geleid tot het vrijmaken van investeringsruimte voor investeringen in de openbare ruimte voor de jaren 2016 t/m 2018. Dit betreft ontbrekende financiering bij integrale herinrichtingsprojecten welke bijdragen aan  gemeentelijke beleidsdoelen zoals verkeersveiligheid en bereikbaarheid, recreatieve infrastructuur, investeringen in vitale dorpscentra, etc.
Voor 2019 is deze investeringsruimte nog niet beschikbaar. In de Kadernota 2017-2020 zijn de ontbrekende vervangingsinvesteringen opgenomen in de tabel met "niet-verwerkte knelpunten en beleidswensen". 

In de doelenboom van het programma Natuur en Ruimte  is bovenstaande verder uitgewerkt.

Strategisch kader
In de “Nota Kapitaalgoederen Openbare Ruimte” (2014-2018)  is vastgelegd dat de openbare ruimte op een kwaliteitsniveau “B”, voor de onderdelen groen, reiniging en weg- en straatmeubilair wordt onderhouden (op basis van de landelijke CROW-systematiek). Voor wegen wordt het kwaliteitsniveau “C” gehandhaafd met de ambitie om in de dorpscentra het kwaliteitsniveau “B” te bereiken.

In het algemeen geldt dat op basis van langjarige gemiddelden en landelijke kengetallen blijkt dat het beschikbare budget voldoende is om een kwaliteitsniveau “C” te realiseren. Door de inzet van relatief goedkope arbeid (SW-medewerkers) is het mogelijk het door de raad vastgestelde kwaliteitsniveau “B”, voor de onderdelen groen, reiniging en weg- en straatmeubilair, te realiseren. Hiertoe wordt vanaf 2016 het “Servicebedrijf Losser” (integratie van de gemeentelijke buitendienst met het voormalig SW-bedrijf) ingezet.

Servicebedrijf
Met ingang van 1 januari 2016 is het Servicebedrijf ‘Losser’ operationeel. Het Servicebedrijf is uitvoerende organisatie waarin SW-medewerkers, de ambtenaren van de buitendienst en uitkeringsgerechtigden vallend onder de participatiewet samenwerken. De organisatie richt zich op het uitvoeren van het dagelijks beheer, het uitvoeren (herstel)werkzaamheden en het reiniging van de openbare ruimte en gebouwen, maar richt zich ook op het uitvoeren van werkzaamheden in het sociale domein (voor hulpbehoevenden) zoals tuinonderhoud, boodschappen doen, kleine klussen uitvoeren, etc.).

In 2017 staat in het teken van het doorontwikkelen van het Servicebedrijf. De bedrijfsvoering zal verder worden geoptimaliseerd. Daarnaast zal, het uitvoeren van werkzaamheden binnen het sociale domein, verder worden uitgebouwd. Extra aandacht zal worden besteed om binnen het service bedrijf meer mensen vanuit de participatiewet (tijdelijk) binnen het servicebedrijf aan het werk te krijgen zodat zij zich kansrijker kunnen maken voor een plaatst op de arbeidsmarkt. Het gaat hier om werkervaringsplaatsen, re-integratiemogelijkheden en stageplaatsen.

Strategie
Om de ambitie van de vastgestelde onderhoudskwaliteit te behalen wordt de volgende strategie gevolgd:

Sturen op kwaliteit
De onderhoudswerkzaamheden worden gestuurd op het door de raad vastgestelde onderhoudsniveau. Vanwege het feit dat beschikbare financiële middelen onder druk staan betekent dit dat voor alle voorzieningen in de openbare ruimte dat de levensduur zo ver mogelijk wordt opgerekt als mogelijk is binnen de afgesproken kwaliteit, om zodoende kosten te besparen. Met deze strategie worden “de grenzen”  wat meer opgezocht. Daarom is het belangrijk om het verloop van de technische kwaliteit en van de onderhoudskwaliteit van de voorzieningen in de openbare ruimte intensiever te volgen (middels kwaliteitsinspecties en schouwrondes).

Vervangingsinvesteringen en herinrichting openbare ruimte (via MIP)
De Nota Kapitaalgoederen heeft betrekking op het (dagelijks) onderhoud van de openbare ruimte en gaat niet in op de vervanging of herinrichting van de openbare ruimte. Hierin voorziet het MIP (integraal meerjarig investerings-programma voor de openbare ruimte).

De basis van het MIP wordt gevormd door de vervangingsplannen die per beheerdiscipline (op basis van periodieke kwaliteitsinspecties)  worden opgesteld.Het MIP bevat een lijst van technisch urgente projecten gecombineerd met synergie-kansen. Dit zijn projecten die door samenloop van onderhoud, vervanging en nieuw beleid, op basis van synergie, meerdere doelen kunnen bereiken. Door de integrale aanpak krijgen ook ‘derden’ kansen om aan te haken bij investeringen in de openbare ruimte (bijvoorbeeld de woningbouwvereniging, nutsbedrijven) en zijn er wellicht bijdragen mogelijk vanuit andere overheden en/of bijdragen van derden (bijvoorbeeld bij ontwikkellocaties). Op basis van het MIP worden jaarlijks, bij de kadernota, voor de meest urgente vervangings-investeringen en/of synergiekansen, ontbrekende financiële middelen aangevraagd. De programmabegroting 2016-2019 voorziet in investeringen in de jaren 2016 t/m 2018. In de kadernota 2017-2020 zijn voor de jaarschijf 2017 in beperkte mate extra middelen vrijgemaakt om vervangings-investeringen in het centrum van Losser als vliegwiel te laten fungeren om het proces van integrale centrumontwikkeling kern Losser aan te jagen. 
 
De raad besluit middels kadernota en programmabegroting over deze kredieten. Indien geen of onvoldoende kredieten en/of vervangingsbudgetten beschikbaar worden gesteld, moet er worden “doorbeheerd”. Dit betekent dat vanuit het onderhoudsbudget, met dagelijks onderhoud en kleine maatregelen, de omgeving veilig wordt gehouden. Dit kan leiden tot het doorschuiven van de deelbudgetten die al wel beschikbaar waren (bijvoorbeeld bij rioolvervangingen kan dit voorkomen).

Relatie tussen het MIP en de meerjarenbegroting
In het MIP wordt op hoofdlijnen integraal inzichtelijk gemaakt welke (vervangings-) investeringen en projecten in de openbare ruimte de komende 4 jaar een rol gaan spelen. Het MIP is echter een dynamisch plan waarop vele externe factoren invloed hebben. Om deze reden is ervoor gekozen steeds de investeringen die de komende 2 jaar concreet worden, op te nemen in de programmabegroting. Hierbij wordt alleen voor het komende jaar daadwerkelijk besloten om kredieten en budgetten voor vervangingen en investeringen beschikbaar te stellen.

In 2017 wordt, conform het MIP, slechts in geringe mate ‘beslag’ gelegd op aanvullende investeringsruimte binnen de programmabegroting maar wordt verder uitvoering gegeven aan (deels al lopende) projecten die worden gefinancierd uit reeds eerder beschikbaar gestelde kredieten (o.a. vGRP), subsidies en reserves (w.o. de reserve wegen).

De nadruk ligt in 2017 in Overdinkel op de voltooiing van het centrumplein. In de kern Losser wordt in 2017 verder uitvoering gegeven aan de uitvoering van het wijkvernieuwingsproject Irisstraat – Leliestraat, het verder uitwerken van het "Parapluplan centrum Losser" op basis van het kaderstellend document "Ambitie centrum Losser", het starten van deelprojecten in het centrum,zoals De Brink en de Brinkstraat, het opstellen van een inrichtingsvisie en de uitwerking van het ontwerp voor de Gronausestraat (in samenhang met VCP en parapluplan) waarbij de planning erop gericht is om begin 2017 te starten met de daadwerkelijke uitvoering van het zuidelijk deel van de Gronausestraat. In de kern De Lutte ligt de nadruk op het (in een integraal planproces) opstellen en vaststellen van een op uitvoering gerichte overkoepelende inrichtingsvisie voor de kern De Lutte. Deze visie vormt de basis voor de uitwerking van deelprojecten waaronder de herinrichting van de Dorpstraat, de Lossersestraat en (delen van) de Essenweg en het centrum. De prioriteit van de uitvoering van deelprojecten, waarbij de planning erop gericht is om nog in 2017 te starten, wordt ingegeven door met name technische argumenten (vervangingsinvesteringen).

Burgerparticipatie inzake keuzes en prioriteitsstelling en proces
Via het MIP worden uiteindelijk door de Raad beslissingen genomen inzake prioritering en keuzes t.a.v. aanvullende financiële middelen. De strategie is dat technische noodzaak (vervangingsinvesteringen) de basis is van het MIP. De eerste prioriteit volgt dus uit de technische noodzaak tot onderhoud en/of vervanging van een voorziening.

Het MIP wordt tevens gebruikt om transparantie te bereiken voor andere investeerders in de openbare ruimte, maar ook voor burgers. Via het reguliere proces van dorpsraden en belangengroeperingen hebben burgers - bij gelijke technische noodzaak - invloed op keuzes. Zodra een project vanuit het MIP is geinitieerd wordt een planproces opgestart waabij burgers worden meegenomen. De wijze waarop het planproces wordt ingericht is afhankelijk van de aard en omvang van het project.

Kerncijfers

De totale vervangingswaarden van de kapitaal goederen in Losser wordt geschat op ruim € 260 miljoen. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de in beheer zijnde kapitaalgoederen.  Deze areaalgegevens zijn echter nog grotendeels gebaseerd op de informatie uit de “oude” beheerpakketten. Zodra het nieuwe integrale beheerpakket volledig is geïmplementeerd en gevuld met actuele areaalgegevens, werkpakketten (proces is in gang gezet, maar is mede afhankelijk van de voortgang van de BGT), c.a.  kan continue een actueel overzicht worden gegeven.

De prioriteit van de BGT lag bij het verzamelen en aanleveren van de wettelijke basisinformatie. De informatie die benodigd is voor de beheerpakketten gaat echter verder. De verwachting is dat in 2017 een grote stap gezet kan worden in het verder operationeel maken van de beheerpakketten waarbij de areaalgegevens worden aangeleverd vanuit de BGT.

AREAAL/HOEVEELHEDEN  Hoeveelheid Eenheid AREAAL/HOEVEELHEDEN Hoeveelheid Eenheid
Verharding Groen
Elementverharding  544.104 m2 Bomen klein  546 st.
Asfaltverharding 1.035.553 m2 Bomen middel 2.460 st.
Beton  17.552 m2 Bomen groot 7.536 st.
Halfverharding/onverhard  157.964 m2 Bloembakken 22 st.
Totaal verharding  1.755.173 m2 Bosplantsoen 215.241 m2
      Bodembedekkers 22.373 m2
Kunstwerken Wadi's 16.757 m2
Kunstwerken (bruggen)  41 st. Heesters en coniferen 83.793  m2 
Steigers  4 st. Rozen 9.269 m2 
Stuwen 3 st. Vaste planten en wisselperken 1.362  m2 
      Gras (instensief) 370.405 m2 
Water Gras (extensief) 24.284 m2
Duikers  17 st.  Hagen 6.808 m2 
Vijvers/watergangen (overgedragen naar waterschap) st.  Begraafplaats 1.264  m2 
Beschoeiing  220 m1 Verhardingen (groen) 17.749  m2 
      Bermen en sloten (buitengebied) 647.236  m2 
Riolering Waterpartijen 32.561 m2
Vrijverval riolering  151.000 m1  Totaal groen 1.452.282  m2 
Drukriolering  165.000 m1      
Randvoorzieningen  5 st. Straatmeubilair   
Hoofdgemalen  24 st.  Verkeersborden 3.640  st. 
Pompgemalen  577 st. Straatnaamborden  1.006 st. 
Putten, vrijvervalriolering  3.375 st. Komborden  120 st. 
Kolken  7.390 st. Schrikhekken  159 st. 
      Zuiltjes/ Paaltjes  888  st. 
Areaal vastgoed Flespalen 2.144 st. 
Eigendienst 9 st. Paddestoelen  54  st. 
Maatschappelijk  55 st. Richtingaanwijzers blauw  27 st. 
Commercieel 48 st. Richtingaanwijzers rood  42 st. 
      Verwijzing groen  19  st. 
Afvalinzameling Verwijzing rood 22 st. 
Minicontainers GFT en REST  25.381 st. Toeristische verwijzingsborden  104  st. 
Restafvalcontainers ondergronds 22 st.  Banken 206  st. 
Restafvalcontainers bovengronds 3 st. Picknickset  98  st. 
Glasbak ondergronds 21 st. Afvalbakken  266  st. 
Glasbak bovengronds 1 st. Vlaggenmasten  7 st. 
Textielcontainers ondergronds 6 st. Plattegrondkasten  st. 
Textielcontainers bovengronds  4 st.  Welkomsborden 13  st. 
Kunststofverpakkingsmateriaal containers ondergronds 3 st. Spiegel  st. 
Kunststofverpakkingsmateriaal containers bovengronds  15 st.  Abri 13  st. 
      Lichtmasten 4.313 st. 
      Speeltoestellen 235 st. 

Beleidsplannen

Op basis van de “Nota Kapitaalgoederen Openbare Ruimte” (2014-2018) is en wordt er gewerkt om de gehele, integrale, beheercyclus te optimaliseren en te verankeren in de gemeentelijke beleidscyclus. Hiervoor is een traject van meerdere jaren opgezet waarin nieuwe beheerpakketten worden aangeschaft en geïmplementeerd, beheer- en beleidsplannen worden opgesteld en de strategie inzake vervangingsinvesteringen in de openbare ruimte, samen met de raad, verder wordt uitgewerkt.

In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van vastgesteld beleid en nog te formuleren beleid per vakdiscipline.

Beleidsdocument Jaar van vaststelling Voorgenomen jaar van herziening Nog op te stellen
Nota Kapitaalgoederen Openbare Ruimte 2013 2018  
vGRP 2013-2016/2017 (één jaar verlengd) 2012 2017  
Gemeentelijk mobiliteitsplan - 2017/ 2018   
Verkeerscirculatieplan kern Losser 2004 2017  
Categoriseringsplan Wegen op basis van het Regionaal Uitvoeringsprogramma Duurzaam Veilig 1999 Opnemen in gemeentelijk mobiliteitsplan  
Wegenlegger 2010 2016/ 2017  
Provinciaal mobiliteitsplan (koersdocument) 2012-2016 2016/ 2017  
Groenstructuurplan 2016    
Bomenbeleidsplan - 2017/ 2018  
Casco benadering Noord Oost Twente (o.a. ten behoeve van landschapsbeheer) 2012 -  
Landschapsontwikkelingsplan (LOP) 2008 -  
Beleidsnota Wegen 2008 2017  
Beleidsplan Gladheidsbestrijding Losser 2016-2019 2015 2019  
Beleidsnota Openbare Verlichting - 2017  
Beheer- en beleidsplan straatmeubilair en bewegwijzering -   X
Beleidsnota Kunstwerken (incl. vervangingsplan) 2018  
Groenbeheer- en beleidplan - 2017   
Beleidsnota Speelvoorzieningen 2007   X
Gemeentelijke gebouwen   2016  
Beleidsnota Huishoudelijk afvalinzameling - 2017  

Centraal bij de beheercyclus staat de strategie om, vanuit het integraal beheer en inrichting van de openbare ruimte, mede drager te zijn in het bereiken van de strategische doelen van de gemeente, zowel inhoudelijk als qua processen. Bij het opstellen van de beleidsnota’s per vakdiscipline wordt uitgewerkt op welke wijze daaraan invulling wordt gegeven.

Beheerplannen
Met uitzondering van het vGRP met bijbehorend kostendekkingsplan zijn er momenteel geen vastgestelde beheerplannen per vakdiscipline op basis waarvan de financiële vertaling naar de begroting heeft plaatsgevonden. Tot op heden wordt gewerkt met historisch gegroeide jaarbudgetten en ervaringscijfers. 

Wel heeft in 2013, in het kader van het opstellen van de Nota Kapitaalgoederen Openbare Ruimte, een toets op hoofdlijnen plaatsgevonden op basis van langjarige gemiddelden en landelijke kengetallen. Hieruit blijkt dat het beschikbare budget voldoende is om een kwaliteitsniveau “C” te realiseren. Door de inzet van relatief goedkope arbeid (SW-medewerkers) is het mogelijk het door de raad vastgestelde kwaliteitsniveau “B”, voor de onderdelen groen, reiniging en weg- en straatmeubilair, te realiseren.

Vervangingsinvesteringen
De Nota Kapitaalgoederen Openbare Ruimte gaat niet in op vervangingsinvesteringen. Structurele vervangingsinvesteringen zijn niet beschikbaar. Hiervoor wordt de beschreven strategie via het MIP gevolgd.

Inhaalslag
Het opstellen van beheerplannen en de financiële vertaling hiervan naar de begroting maakt deel uit van de bovenvermelde inhaalslag inzake de beheercyclus. Dat geldt voor alle beheerdisciplines.

In 2017 wordt verder gewerkt aan de inhaalslag zodat per vakdiscipline de beheerplannen (inclusief vervangingsplannen) opgesteld kunnen worden. Het streven is erop gericht om in 2017 de beheerplannen voor groen, wegen en openbare verlichting op te stellen.

Ontwikkelingen
Het bereiken van onderhoudsniveau “B” is mede afhankelijk van de inzet van relatief goedkope arbeid (SW-medewerkers). In 2015 is besloten om het SW-bedrijf gedeeltelijk te integreren met de gemeentelijke buitendienst en een gemeentelijk “Servicebedrijf” op te richten. Het servicebedrijf is op 1 januari 2016 van start gegaan en gaat, binnen de kaders van de wet Markt en Overheid, steeds nadrukkelijker de rol van “Opdrachtnemer” invullen op basis van werkomschrijvingen en bestekken die zijn gebaseerd op de vastgestelde (en nog vast te stellen) beheer- en beleidsplannen. Hiermee worden meerdere beleidsdoelstellingen ingevuld: een betere bewaking van de afgesproken beheerkwaliteit waarbij tevens kansen worden geboden aan mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt.

Uitwerking per vakdiscipline

Wegen
Wegen en verhardingen 
Beleid: Wegen en verhardingen maken deel uit van de Nota Kapitaalgoederen.

Uitvoering: De in de Nota Kapitaalgoederen vastgestelde kaders worden verder uitgewerkt in een beleid- en beheerplan voor het onderhoud van wegen, verhardingen, (recreatieve) fietspaden, wegbermen en sloten. In 2015 heeft een interactief proces plaatsgevonden met belangengroeperingen. Naast het inzichtelijk maken van de beleidsvrijheid op gebied van wegen, is de technische kwaliteit van (het onderhoud van) wegen een belangrijk onderdeel van de beleidsnota Wegen. In 2016 is met name gewerkt aan kwaliteitsinspecties, afstemming met de wegenlegger en de integratie van het beheerpakket met de BGT. In 2017 wordt het beleid- en beheerplan Wegen aan uw raad aangeboden.

Openbare verlichting  
Beleid: Openbare verlichting maakt deel uit van de Nota Kapitaalgoederen.

Uitvoering: Op basis van de kaders uit de Nota Kapitaalgoederen is in 2016 gewerkt aan het vervangingsplan, het beheerplan en het concept-beleidsplan voor de openbare verlichting. Dit is gebeurd in een samenwerkingsverband met een aantal andere gemeenten. In 2017 wordt het beleidsplan openbare verlichting voorgelegd aan de raad.

Belangrijk aandachtspunt  in het beleid- en beheerplan zijn beleidsuitgangspunten ten aanzien van wel of niet verlichten, de technologische ontwikkelingen (LED, energieverbruik) en vervangings-investeringen van masten, armaturen en lampen in de periode tot 2020.  Inmiddels zijn in de programmabegrotingen 2015 en 2017 bedragen gereserveerd voor het vervangen van openbare verlichting. De gelden worden ingezet in samenhang met het vervangingsplan (maakt deel uit van het beheerplan) en het MIP.

Eind 2013 heeft de 4 jaarlijkse remplace plaatsgevonden waarbij alle PLL lampen zijn vervangen. Dit geeft ruimte in de tijd om een aanvang te maken met de geleidelijke vervanging van een belangrijk deel van de openbare verlichting.
Voor het dagelijks beheer wordt vooral gestuurd op meldingen van defecte lichtpunten, aanrijdingen etc.

Gladheidsbestrijding
Beleid: Gladheidsbestrijding maakt geen deel uit van de Nota Kapitaalgoederen, maar wordt gestuurd op basis van het (op 15 december 2015 vaststelde) “Beleidsplan gladheidsbestrijding Losser, 2016–2019”.  

Uitvoering: Op basis van het bovengenoemde beleidsplan vindt de gladheidsbestrijding plaats. Jaarlijks vindt een evaluatie plaats van de uitgevoerde gladheidsbestrijding. Leerpunten worden meegenomen in het volgende strooiseizoen.

Recreatieve fietspaden
Beleid: Recreatieve fietspaden maken deel uit van de Nota Kapitaalgoederen. Met deze voorziening wordt fors bijgedragen aan de gemeentelijke beleidsdoelen inzake recreatie en toerisme en verbindingen.

Uitvoering: In de periode 2011 t/m 2013 is fors geïnvesteerd in kwaliteitsverbetering van fietspaden. Dit betreft de fietspaden die deel uitmaken van het Fietsnetwerk Twente. Dat maakt dat vooralsnog de aandacht vooral op dagelijks onderhoud is gericht en minder op vervanging en/of reconstructie. Het waarborgen van openbaarheid en toegankelijkheid van recreatieve fietspaden blijft voortdurend een punt van aandacht. Het formele instrument hiertoe is de gemeentelijke “Legger der Wegen” (de Wegenlegger). In 2010 is de Wegenlegger door uw raad vastgesteld waarmee de openbaarheid van de hoofdstructuur formeel is vastgelegd.

Naar aanleiding van het fietspadenproject 2011-2013,  de implementatie van het integrale beheerpakket  en de voorbereidingen voor de actualisatie van de beleidsnota wegen, is de Legger der Wegen geactualiseerd. Deze kan in 2017 aan de raad worden aangeboden. De in de Nota Kapitaalgoederen vastgestelde kaders worden verder uitgewerkt in het beleid- en beheerplan voor het onderhoud van wegen en verhardingen. Fietspaden, zowel utilitair als recreatief, maken deel uit van dit plan.

Straatmeubilair
Onder straatmeubilair wordt het geheel aan ondersteunende voorzieningen verstaan ten behoeve van de functie van de wegen. Naast banken en afvalbakken vallen hieronder ook de (toeristische) bewegwijzering en de straatnaam- en verkeersborden.

Beleid: Straatmeubilair maakt deel uit van de Nota Kapitaalgoederen.

Uitvoering: Straatmeubilair maakt deel uit van de bovengenoemde “inhaalslag”. Het opstellen van het beleid- en beheerplan voor straatmeubilair is nog niet gepland. Voor wat betreft het straatmeubilair is er een sterke samenhang met de taakvelden “wegen en verkeer” en recreatie en toerisme.

Civieltechnische kunstwerken (bruggen, viaducten, beschoeiingen)
Beleid: De kunstwerken worden momenteel op het niveau basis (globaal overeenkomende met kwaliteitsniveau “C”).

Het opstellen van een beleid- en beheerplan (inclusief een lange termijn vervangingsplan) voor Kunstwerken maakt deel uit van de bovengenoemde “inhaalslag” en is voorzien in 2018.

In 2016  zijn twee parallelle sporen uitgezet: er heeft een kwaliteitsinspectie plaatsgevonden op basis waarvan het maatregelenpakket met onderhoudsmaatregelen voor 2017 en 2018 wordt samengesteld (de vorige inspectie dateerde van 2011). In de periode 2016-2018 wordt gewerkt aan het verzamelen van technische data, het vullen van het beheersysteem, het afstemmen met de BGT en het opstellen van een meerjarig vervangingsplan en beleidsplan.

Uitvoering: De inspectie van 2011 heeft uitgewezen dat met de huidige beschikbare middelen het genoemde basis onderhoudsniveau nèt kan worden uitgevoerd. Het beschikbare budget voorziet niet in vervanging van kunstwerken.

Riolering 
BeleidOp 18 december 2012 is het vernieuwd Gemeentelijk Rioleringsplan (vGRP) 2013-2016 door de raad vastgesteld. In december 2016 wordt dit vGRP met een jaar verlengd.  In dit verbrede GRP is naast de afvalwaterzorgplicht, ook de zorgplicht voor grondwater en hemelwater opgenomen. Besloten is om uit te gaan van een behoudend en sober basisscenario en om de reserve riolering in te zetten om een deel van de kosten te dekken.

Investeringen in rioolvervangingen bieden vaak kansen om ook de bovenliggende openbare ruimte opnieuw in te richten. De financiële middelen voor deze herinrichting kunnen niet ten laste van het vGRP gebracht worden. Hiervoor worden andere dekkingsmiddelen ingezet zoals onder andere het budget “Groot onderhoud Wegen”, aanvullende investeringsbudgetten (via ‘nieuw beleid”) en wordt getracht externe bijdragen te verwerven.

Het budget voor groot onderhoud aan wegen staat onder druk, waardoor dit gevolgen heeft voor de planning van het uitvoeringsprogramma van het vGRP. Om de synergiekansen niet verloren te laten gaan moet er geschoven worden in de planning waardoor investeringen in rioolvervangingen soms iets uitgesteld worden.

In 2016 is een hydraulische herberekening van de rioolstelsels in alle woonkernen uitgevoerd. De resultaten van deze berekeningen en de verbeteringsmaatregelen vormen belangrijke input voor het  nieuwe vGRP II, inclusief bijbehorend kostendekkingsplan. Het streven is erop gericht om in de loop van 2017 het vGRP II aan uw raad aan te bieden.

Uitvoering: In de planperiode wordt invulling gegeven aan het maatregelenprogramma zoals dat in het vGRP is vastgelegd. De investeringen in riolering worden integraal benaderd zodat zo veel mogelijk synergie en maatschappelijke winst wordt behaald. Het MIP is hiervoor het document om te sturen in een integrale planning voor investeringen in de openbare ruimte. Omdat zo veel mogelijk synergie met de andere taken in de openbare ruimte wordt nagestreefd, kan het voorkomen dat er geschoven moet worden in het uitvoeringsprogramma en ook in de planning daarvan. Dit heeft tot gevolg dat de prognose uit het kostendekkingsplan bijgesteld moet worden.

In 2017 ligt de nadruk op:

  • Vervolg rioolvervanging wijkvernieuwingsproject Irisstraat – Leliestraat te Losser.
  • Planvoorbereiding/uitvoering rioolvervanging in de delen van de Gronausestraat en centrum Losser (o.a. Brinkstraat).
  • Rioolvervangingen in combinatie met de realisatie van het centrumplein Overdinkel en omliggende woonstraten, inclusief de aanleg van een zogenaamde “blauwe ader”.
  • Planvoorbereiding / start uitvoering rioolvervangingen c.a. in de kern De Lutte; Dorpstraat, Essenweg en Lossersestraat.
  • Vervolg project vervanging en renovatie rioolgemalen buitengebied (clustergewijs).
  • Actualiseren vGRP.

Water
Beleid: Het gemeentelijk beleid op gebied van water is vastgelegd in het vigerende Gemeentelijk Waterplan. Het uitvoeringsprogramma is door het ontbreken van financiële middelen tot op heden slechts gedeeltelijk gerealiseerd. Met ingang van 2013 is het verbrede GRP van kracht waarin ook de nieuwe watertaken zijn opgenomen. De activiteiten uit het Gemeentelijk Waterplan die vallen onder de nieuwe watertaken zijn opgenomen in het vGRP.

Vanuit “Brussel” speelt de Kaderrichtlijn Water (KRW). Vertaling naar de Regio vindt plaats middels stroomgebiedbeheersplannen (SGBP). De taken voor de gemeenten liggen vooralsnog voornamelijk op het gebied van de ruimtelijke ordening.

Het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) gaat steeds nadrukkelijker een rol spelen. Samenwerking in de afvalwaterketen, verbetering van doelmatigheid, etc. zijn ontwikkelingen die steeds nadrukkelijker een rol gaan spelen. Deze landelijke ontwikkeling wordt vertaald naar de regio’s. In Twente heeft dit geresulteerd in “Waterwinst 2.0”. Middels deze intentieverklaring spreken de 14 Twentse gemeenten, samen het waterschap, de bereidheid uit om samen te werken in de (afval)waterketen teneinde te kunnen komen tot een structurele kostenbesparing in de keten. Daarnaast zijn kennis en kwetsbaarheid speerpunten in “Waterwinst 2.0”.  In 2017 wordt het NBW geactualiseerd.

Uitvoering: De komende jaren wordt middels de systematiek van “werkplaatsen” verder gewerkt aan de concrete invulling van “Waterwinst 2.0”. Losser neemt hierin actief deel. De bovengenoemde hydraulische herberekening is breder opgepakt dan alleen de rioolstelsels van de kernen binnen de gemeente Losser. Besloten is om dit samen met het waterschap Vechtstromen op te pakken en de riolering en afvalwaterzuivering te beschouwen als ware het één geheel. In 2016 is  het zogenaamde afvalwaterketenplan worden opgeleverd.

Groen en Landschap
Beleid: openbaar groen maakt deel uit van de Nota Kapitaalgoederen.

Uitvoering: In 2016 is het Groenstructuurplan ("Groene ambitie") vastgesteld door de raad. Dit plan geeft mede input voor het op te stellen groenbeleid- en beheerplan. Het groenbeheer maakt eveneens deel uit van de genoemde inhaalslag. Hier is inmiddels fors aan gewerkt maar het operationeel maken van de beheerpakketten, inclusief geactualiseerde areaalgegevens, opstellen werkpakketten e.d. vergt nogal wat doorlooptijd.  Zodra dat gereed is kan het groenbeleid en -beheerplan opgesteld worden. Naar verwachting kan dit vanaf 2017 opgepakt worden.

De inzet van SW-medewerkers via het nieuwe “Servicebedrijf Losser” blijft een belangrijk aandachtspunt omdat het behalen van het vereiste onderhoudsniveau hiervan mede afhankelijk is. Ook in 2017 ligt de focus vol op de optimalisatie van het Servicebedrijf.

Sinds maart 2016 is het o.a. voor gemeenten bij wet verboden om chemische onkruidbestrijding toe te passen op verhardingen. Alternatieve methoden zijn duurder. Daarom zijn middels de Kadernota 2017-2020 extra financiële middelen beschikbaar gesteld.

In 2017 zal de onkruidbestrijding op verharding verder geoptimaliseerd worden om de onkruidgroei op klinkerwegen en paden efficiënter tegen te gaan. Sinds 2016 worden dus geen chemische bestrijdingsmiddelen meer toegepast, maar worden de planten verschroeid met een heteluchtmachine.

Bij oudere plantvakken blijkt bestrijding van wortelonkruiden vaak niet meer goed mogelijk met alleen mechanische bestrijding (schoffelen, uittrekken, wegsteken). In die gevallen dat (grotere) groenvakken extreem overwoekerd raken door kweekgras, brandnetels en opslag van zaailingen worden deze vakken leeggehaald, geëgaliseerd en met gras ingezaaid. Hierdoor neemt de oppervlakte gazon toe ten koste van de oppervlakte (bodembedekkende) heesters. Dit zogenaamde “omvormen” wordt zoveel mogelijk beperkt totdat besluitvorming heeft plaatsgevonden over het groenbeleid- en beheerplan.

Vastgoed / MOP
Beleid: De Vastgoedlijst eigendom gemeente Losser vormt de basis voor keuzes in het aanhouden dan wel afstoten van locaties. Daarbij spelen budgettaire redenen maar ook de wens om de mogelijkheden van privatisering nader te bekijken, een rol. Daarnaast is met ingang van 1 juli 2014 de Wet Markt en Overheid van kracht. Hierin zijn gedragsregels voor overheden opgesteld om concurrentievervalsing tegen te gaan. Voor vastgoed geldt dat ten minste een kostprijs dekkende huur wordt doorberekend, tenzij men daar gemotiveerd van af wil wijken. Dit laatste zal voor het maatschappelijk vastgoed het geval zijn, terwijl voor commerciële partijen de marktconforme huurprijs blijft gelden. In de Vastgoednota gemeente Losser is dit nader uitgewerkt en vastgelegd.

Uitvoering: De uitwerking van de consequenties van een kostprijs dekkend huurtarief voor het maatschappelijk vastgoed zijn in 2016 als verborgen subsidies in beeld gebracht. De keuze om deze verborgen subsidies in stand te laten moet nog worden gemaakt en integraal met de overige subsidies opnieuw worden beoordeeld in relatie tot het maatschappelijk rendement.

Bovengenoemde Vastgoednota heeft ook gevolgen voor de mate van onderhoud van de verschillende panden en daarmee het benodigd budget voor het MOP in de toekomst. Het benodigd budget voor het MOP is daarom medio 2016 opnieuw geïnventariseerd en geïnspecteerd. Er is gebruik gemaakt van een landelijk geaccepteerde methodiek in conditiemeting (Rgd-BOEI richtlijn Rijksgebouwendienst). De resultaten en budgettaire consequenties daarvan zijn eind 2016 aan de raad voorgelegd. Er zijn keuzes gemaakt in het aanhouden dan wel afstoten en op voorhand slopen van panden. De panden die worden behouden moeten op een redelijk niveau worden onderhouden om kapitaalvernietiging tegen te gaan. Voor een redelijk niveau van onderhoud wordt met ingang van 2017 voor deze panden tenminste een conditiescore: 3 conform de Rgd-BOEI aangehouden.

Duurzaamheid
Beleid: Duurzaamheid is een breed begrip en hier wordt op vele vlakken (inkoop, diensten, projecten, openbare ruimte) invulling aan gegeven. Een concrete ambitie met doelstelling is in september 2012 door de Raad in haar Visie op Duurzaamheid en het daaruit voortkomende Duurzaam Energie Beleid vastgesteld. Hierin is de ambitie voor de gemeente Losser uitgesproken om 20% CO2-reductie en 20% duurzame energie in 2020 (ten opzichte van 1990) te realiseren. Omdat hierin geen extra financiële middelen worden ingezet, anders dan de verstrekte subsidie van de Provincie, zal de rol van de gemeente beperkt blijven tot een stimulerende en faciliterende rol.

Uitvoering: Middels een Uitvoeringsprogramma wordt met name gericht op de bebouwde omgeving, particuliere woningen. Dit betreft in de gemeente Losser ook de grootste groep voor wat betreft het energieverbruik en levert daarmee de meeste winst op.

Het Energieloket “Doe Groen. Dat Scheelt” met website en telefonisch loket heeft een vervolg gekregen middels de nieuwe subsidie van de Provincie volgens de Overijsselse Aanpak 2.1. De uitvoering hiervan gebeurt net als voorheen in samenwerking met de gemeente Enschede. Aanvankelijk was het de bedoeling om het Energieloket van de gemeente Enschede en Losser met ingang van 2016 onder te brengen bij een marktpartij. Uitgangspunt van de Provincie was namelijk dat de markt dit in 2016 zou overnemen. Middels de nieuwe subsidie van Overijsselse Aanpak 2.1 wordt hier meer tijd geboden, tot uiterlijk 2020.

Aanvullend daarop wordt met ingang van 2016 invulling gegeven aan de Landelijke VNG-ondersteuning voor energiebesparing bij particuliere woningen. In Regio Twente verband is gekozen voor extra communicatie op gebied van energiebesparing en –opwekking, middels de campagne ”Duurzaam Thuis Twente”. Deze stichting is begin 2016 van start gegaan met het opleiden van vrijwilligers uit alle Twentse gemeenten tot “wooncoaches”. Ook in Losser zijn sinds deze zomer een drietal wooncoaches actief, die in ieder geval maandelijks aanwezig zijn bij de bibliotheek.

Daarnaast is samenwerking gezocht met de NOT-gemeenten op gebied van grootschalige duurzame energieopwekking binnen het Nationaal landschap NOT. Omdat de opgave van 20% duurzame energie aanzienlijk is en niet ophoudt bij de gemeentegrenzen. Het gaat daarbij nog om een verkenning van de opgave en mogelijke invulling daarvan middels verschillende vormen van opwekking zoals geothermie (diepe aardwarmte), warmte/koude-opslag (WKO), gebruik restwarmte, windenergie, zonne-energie en biomassa. De bedoeling is om een maatschappelijk brede discussie op deze onderwerpen aan te zwengelen. De richting op dit onderwerp lijkt namelijk geen kwestie van kiezen voor één duurzame vorm van energieopwekking, maar een totaal die elkaar kunnen aanvullen en vervangen op dagen met minder wind- of zonkracht.

Financiën

In de reguliere begroting is structureel budget opgenomen voor klein en groot onderhoud van alle vakdisciplines. Voor een overzicht van de beschikbare budgetten wordt verwezen naar de betreffende tabel die is opgenomen in het hoofdstuk Programma plan – programma Natuur & Ruimte. Vervangingsinvesteringen en investeringen  in kapitaalgoederen en openbare ruimte vinden plaats via het MIP en “nieuw beleid / investeringen”. De high-lights zijn opgenomen in onderstaande tabel.

Planning 2017 (2016-2018)

Omschrijving Gerelateerd aan Inschatting kosten
Kern Losser
Gefaseerde wijkvernieuwing Irisstraat-Leliestraat te Losser.
(doorlooptijd 2016 t/m 2019)
Fasering sloop en nieuwbouw Domijn.

Kaveluitgifte De Saller.
€ 1.200.000
Gefaseerde uitvoering Gronausestraat, kern Losser, (uitvoering 2016/2017)
Wegvakdelen:
Fase I (zuid): Smalmaatstr. – Brg. v/d Sandtplein (incl. Parallelweg).
Fase II (noord): Schaafsplein – Oranjestraat.

(Fase II; Oranjestraat – Smalmaatstraat, ontwerpproces t/m SO lift mee met totale planproces in 2016. Uitvoering wordt later gepland in afstemming met prioritering MIP projecten als geheel).
Parapluplan centrum Losser.

’t Zijland.
€ 2.300.000
Start voorbereiding uitvoering Brinkstraat als onderdeel van fase I van ‘Herinrichting Teylerstraat, Brinkstraat, Raadhuisstraat’. Parapluplan centrum Losser € 300.000
Vervolg revitalisering winkelcentrum de Brink Uitvoering Gronausestraat Noord
Parapluplan centrum Losser
€ 150.000
Herinrichting parkeerterrein De Langenkamp Parapluplan centrum Losser € 180.000
Kern Overdinkel
Voltooiing centrumplein/dorpsplein Overdinkel (incl. schoolplein, Hoofdstraat en Pr. Hendrikstraat). Kulturhus Overdinkel

‘Dorpsontwikkelingsvisie 2007’
€ 2.100.000
Herinrichting Pr. Bernhardstraat Overdinkel.   € 245.000
Parkeerplaats Sportpark ’t Wilpelo (incl. toegangsweg) Overdinkel.   € 200.000
Kerkhofweg (wegvak Pr. Hendrikstraat – entree Sportpark ’t Wilpelo).   € 250.000
Kern De Lutte
Kwaliteitsimpuls centrum De Lutte; Lossersestraat. Visie kwaliteitsimpuls De Lutte, hydraulische herberekening rioolstelsel De Lutte. € 200.000
Kwaliteitsimpuls centrum De Lutte; Dorpstraat; wegvak Bentheimstraat – Luttermolenweg – Irenestraat. Visie kwaliteitsimpuls De Lutte, hydraulische herberekening en rioolvervanging.
Ruimtelijke ontwikkelingen.
€ 660.000
Kwaliteitsimpuls centrum De Lutte; overige wegvakken, w.o. kruising Dorpstraat- Plechelmusstraat- Lossersestraat. Visie kwaliteitsimpuls De Lutte, hydraulische herberekening en rioolvervanging. € 750.500 (stelpost)
Afronding uitvoering P. Geerdinkstraat, De Lutte   € 200.000
Overkoepelend
Vervanging openbare verlichting 2017 Gedeeltelijk in samenhang met uitvoeringsprojecten MIP. Resterende vervanging op basis van vervangingsplan. € 460.000

 

3.4. Financiering

Treasurybeleid

De Wet Financiering Decentrale Overheden (Wet fido) geeft de kaders aan waarbinnen decentrale overheden de treasuryactiviteiten moeten uitvoeren. Het doel hiervan is de bevordering van een gezonde financiering, het bijdragen aan het behouden van de goede kredietwaardigheid en handhaving van de positie van decentrale overheden op de kapitaalmarkt.

Op 24 maart 2015 is het Treasurystatuut 2015 vastgesteld door de raad. Hierin zijn de beleidskaders inzake treasury opgenomen. In het treasurystatuut worden onder meer de verdeling van taken en bevoegdheden vastgelegd. Ook is de verantwoordingsrelatie inzake het treasurybeleid tussen de gemeente Enschede en de gemeente Losser vastgelegd. Nieuw opgenomen zijn de regels voor het verplichte schatkistbankieren.

De doelstellingen van het treasurybeleid zijn onder andere:

  • Het tegengaan van ongewenste financiële risico’s, zoals renterisico’s, kredietrisico’s, liquiditeitenrisico’s en koersrisico’s.
  • Het minimaliseren van de rentekosten van de uitstaande leningen, binnen de randvoorwaarden van de wettelijke normen uit de Wet fido zijnde de renterisiconorm en de kasgeldlimiet.

Renterisicobeheer

Onder financiële risico’s worden zowel renterisico’s (van vaste en vlottende schuld) als kredietrisico’s, liquiditeitenrisico’s en koersrisico’s verstaan. De Wet fido geeft een aantal verplichte elementen aan die het risico beperken. Een belangrijke eis uit de Wet fido is dat de uitvoering van de treasuryfunctie uitsluitend de publieke taak dient en dat het beheer prudent (verstandig) dient te zijn.

De gemeente Losser is niet voornemens om uitzettingen te doen in de komende begrotingsjaren. Daarnaast bezit zij uitsluitend een aantal aandelenpakketten in het kader van de publieke taak. Informatie over deze bedrijven zijn opgenomen in de paragraaf verbonden partijen. Door de wetswijziging van de Wet fido in 2009 is ook het verstrekken van geldleningen aan gemeentepersoneel niet meer toegestaan. De portefeuille met personeelshypotheken wordt derhalve afgebouwd.

Daarnaast wordt zeer terughoudend omgegaan met het verstrekken van leningen. Er zijn slechts leningen verstrekt vanuit de deelnemingen in Vitens en Enexis. De risico’s vanuit deze leningen zijn nihil. Van de 4 leningen die verstrekt zijn aan Enexis bij de verkoop van de aandelen van Essent, zijn er overigens al een tweetal vervroegd afgelost. En per eind 2016 wordt een lening afgelost door Enexis die in het verleden is verstrekt aan de rechtsvoorganger, Edon.

Ook met garanties wordt terughoudend omgegaan. De uitstaande garanties op geldleningen stammen allen uit de jaren 90. Bij deze garanties zijn geen zekerheden c.q. onderpand verkregen. De risico’s die voortvloeien hieruit zijn opgenomen in het weerstandsvermogen. Daarnaast neemt Losser een achtervangpositie bij het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) voor verstrekte leningen aan corporaties. De risico’s hiervan zijn ook ingeschat op nihil aangezien er momenteel geen aanwijzingen zijn dat het WSW niet aan haar garantieverplichtingen zal voldoen en de gemeente zal aanspreken op haar achtervangpositie. Het WSW beschikt over de hoogst mogelijke rating (AAA) voor kredietwaardigheid.

Omslagrente

In mei 2016 heeft de commissie BBV een herziene notitie rente gepubliceerd. Hieruit blijkt dat de berekening van de omslagrente voorgeschreven gaat worden. Tot op heden werd de omslagrente in Losser bepaald aan de hand van de gemiddelde rente van de portefeuille met opgenomen geldleningen. De omslagrente moet nu worden gebaseerd op de gemiddelde rente van de opgenomen leningen alsook de rentelasten van de kortlopende leningen. Daarnaast moeten de rentebaten van verstrekte leningen (dus de leningen aan verbonden partijen en de personeelshypotheken) in mindering worden gebracht. Dit leidt tot een aanzienlijke verlaging van de omslagrente die in 2016 nog 4,5% bedroeg. De notitie bleek echter te laat gepubliceerd. Vele gemeenten hadden hun begroting 2017 al (vrijwel) gereed. Daarom is de invoering van de nieuwe regelgeving uitgesteld tot de begroting 2018.

Bij de Kadernota 2017 was al duidelijk dat er wijzigingen zouden volgen voor de berekening van de omslagrente. Daarom is de rente voor 2017 gesteld op 3%. Hiermee is al deels invulling gegeven aan de nieuwe regelgeving. Vanaf 2018 zal de omslagrente nog verder worden verlaagd.

De berekening van de rekenrente op de grondexploitaties is wel al aangepast per 1 januari 2016. Deze rente is al gebaseerd op de gewijzigde regelgeving van de commissie BBV en bestaat uit de gemiddelde rente van de opgenomen leningen alsook de rentelasten van de kortlopende leningen. Daarnaast moet rekening worden gehouden met de verhouding eigen en vreemd vermogen. Deze wijziging zorgt ook voor een verdere verlaging van de rekenrente voor het grondbedrijf.

Renteresultaat

Het renteresultaat voor 2017 is gedaald met € 615.000 ten opzichte van het resultaat uit de programmabegroting 2016-2019. De verlaging van de omslagrente naar 3% zorgt voor lager rentevoordeel van € 680.000. Hier staat echter tegenover dat de budgetten voor kapitaallasten met eenzelfde bedrag zijn verlaagd in de begroting. Daarnaast zijn de rentelasten lager dan eerder begroot door de aanhoudend lage rentestanden. In de Kadernota 2017 was al geanticipeerd op een nadelig renteresultaat en was een verwacht nadeel van € 100.000 opgenomen.

Kasgeldlimiet

Voor het beperken van de renterisico’s is in de Wet fido ook een norm voor de kortlopende schulden opgenomen, de kasgeldlimiet. De kasgeldlimiet is het bedrag dat de gemeente als gemiddelde netto vlottende schuld (vlottende schulden -/- vlottende middelen) maximaal mag hebben.

De kasgeldlimiet bedraagt voor de komende jaren:

 Berekening kasgeldlimiet (x € 1.000) 2017 2018 2019 2020
 1 Begrotingstotaal (grondslag van berekening kasgeldlimiet) 51.488 54.449 51.179 51.155
 2 Vastgesteld percentage 8,5% 8,5% 8,5%  8,5%
  Kasgeldlimiet (1x 2) 4.376 4.628 4.350  4.348

Aangezien de korte rente momenteel aanzienlijk lager is dan de rente op langlopende leningen zal maximaal gebruik worden gemaakt van de ruimte binnen de kasgeldlimiet. Zo worden de rentelasten geminimaliseerd.

Renterisiconorm
In de Wet fido is bepaald dat de gemeente binnen de renterisiconorm moet blijven. Het uitgangspunt van de renterisiconorm is het beheersen van de renterisico’s op de langlopende schulden (schulden met een looptijd van één jaar of langer). Dit gebeurt door het aanbrengen van spreiding in de looptijden van de leningen. Hiermee wordt voorkomen dat een groot deel van de leningen tegelijk opnieuw moet worden afgesloten, met het risico van snel oplopende rentelasten.

De renterisiconorm beoogt in de kern dat de jaarlijkse aflossingen en renteherzieningen totaal niet meer dan 20% van de totale begroting van baten en lasten mogen bedragen. Uit de onderstaande tabel blijkt dat de gemeente Losser in de komende jaren de norm niet zal overschrijden:

Berekening renterisiconorm (x € 1.000) 2017 2018 2019 2020
1 Begrotingstotaal 51.488 54.449 51.179  51.155
2 Vastgesteld percentage 20% 20% 20%  20%
Renterisiconorm (1 x 2) 10.298 10.890 10.236  10.231
Aflossingen 2.707 2.639 2.639  2.306
  Ruimte onder renterisiconorm (3 - 4) 7.591 8.251 7.597  7.925

Beleidsvoornemens treasury functie

In 2017 gaat de treasuryfunctie zich bezig houden met:

  • De invoering van de gewijzigde regels voor rente van de commissie BBV. Hierbij is een correcte geprognotiseerde balans van groot belang.
  • Het organiseren van de projectfinanciering voor het Kulturhus. Op 12 juli 2016 heeft de raad definitief ingestemd met het project. Hierbij is rekening gehouden met een lage rente van 2%. De aan te trekken projectfinanciering waarborgt dat dit percentage ook gedurende de afschrijvingstermijn kan worden gehaald.

Limieten 2017
In de treasury paragraaf dienen conform artikel 16, lid 3 van de Financiële verordening jaarlijks de limieten voor het opnemen van kredieten in rekening-courant, het uitzetten van tijdelijk overtollige geldmiddelen en het aantrekken van langlopende geldleningen vastgesteld. De Raad stelt hiermee de grenzen vast waarbinnen het college in 2017 kan financieren of beleggen. 

De limieten voor 2017 zijn:

  • Limiet opnemen krediet in rekening-courant bedraagt 110% van de kasgeldlimiet (€ 4,38 miljoen voor 2017). De limiet is derhalve € 4,8 miljoen euro groot. Deze limiet geeft aan hoeveel maximaal kortlopend gefinancierd kan worden. De wet Fido biedt de mogelijkheid deze limiet tijdelijk te overschrijden (maximaal twee kwartalen achtereen). Door zodoende 'scherp aan de wind te zeilen' kunnen, gezien de huidige zeer lage rentestanden voor kortlopende leningen, lagere rentelasten worden gerealiseerd;
  • De limiet voor het uitzetten van tijdelijk overtollige middelen bedraagt voor 2017 € 385.000. Deze limiet is gelijk aan het zogenaamde drempelbedrag die geldt vanuit het verplichte schatkistbankieren. De gemeente mag tot maximaal dit bedrag overtollige middelen uitzetten, conform het gestelde in de Wet fido. De resterende overtollige middelen dienen verplicht bij de schatkist te worden ondergebracht. Het is overigens niet waarschijnlijk (en financieel niet interessant) dat er overtollige middelen bij het rijk zullen moeten worden uitgezet;
  • De limiet voor het aantrekken van langlopende leningen wordt vastgesteld op € 10 miljoen voor het jaar 2017. Hiermee kan de voor 2017de de ingeschatte financieringsbehoefte voor 2017 worden ingevuld en is het mogelijk om eventueel vroegtijdig financieringen af te sluiten voor de komende jaren, indien de renteontwikkeling hiertoe aanleiding geeft. Onderdeel hiervan is de projectfinanciering voor het Kulturhus van € 3,5 miljoen.

3.5. Bedrijfsvoering

Samenwerking Enschede - Losser

De bijdrage voor de gesloten dienstverleningsovereenkomst aan de gemeente Enschede komt in 2017 uit op € 3.961.244. Voor de mutaties ten opzichte van de bijdrage in 2016 wordt verwezen naar paragraaf 1.2 'Financieel perspectief', onder punt 5.

Personeel

IKB (Individueel Keuze Budget)
Per 1 januari 2017 wordt het IKB, de moderne variant van het cafetariaplan, ingevoerd. Het IKB is een budget in geld dat elke medewerker maandelijks kan inzetten voor door hem gekozen doelen. Met het IKB krijgen medewerkers meer keuzevrijheid over de inhoud van hun arbeidsvoorwaardenpakket. Door de modernisering van de rechtspositie wordt recht gedaan aan de eigen verantwoordelijkheid en zeggenschap van de medewerkers.

Implementatie nieuw beloningshoofdstuk CAR-UWO
In het GO is overeengekomen dat per 1 oktober 2016 de bepalingen uit het nieuwe beloningshoofdstuk van de CAR-UWO gaan gelden. Op termijn heeft dit een positief gevolg op de loonkosten door met name de wijziging van het dagvenster, waardoor minder vaak sprake is van toeslagen voor onregelmatigheid of overwerk. Voor de huidige medewerkers bestaan in geval van achteruitgang in tot nu toe ontvangen toelagen of vergoedingen in veel gevallen overgangsregels. Een positief financieel effect is derhalve pas op langere termijn te verwachten.

Generatiepact
Naar verwachting zal er eind 2016 overeenstemming in het GO worden bereikt over de invoering van een Generatiepact en gelijktijdige afschaffing van de ‘oude’ seniorenregeling. Bij voldoende deelname aan het generatiepact worden middelen vrijgespeeld voor herbezetting door jongere medewerkers. Onder de oude seniorenregeling was herbezetting niet mogelijk, doordat deze regeling slechts (en in toenemende mate) tot kosten leidde. De huidige deelnemers van de oude seniorenregeling behouden deze voorziening nog. Voor nieuwe 60-plus’ers staat slechts de nieuwe regeling, het Generatiepact, open.

Informatievoorziening

Algemeen
De wens van de Rijksoverheid is dat burgers en bedrijven vanaf 2017 alle zaken met de overheid digitaal regelen. Losser is goed op weg. Wel moeten ook in 2017 nog stappen worden gezet. Op alle fronten wordt hard gewerkt om de ambities te realiseren. Meer digitale diensten via internet, het stelsel van basisregistraties voltooien en vooral zorgen dat beveiliging en privacy goed geborgd is. Dit alles kan niet zonder een goede sturing en voldoende middelen.

Ontwikkelingen
Nieuwe ontwikkelingen en wetgeving trekken een grote wissel op IT capaciteit. Denk hierbij aan: de vorming van de Generieke Digitale Infrastructuur, de vorming van de regionale Omgevingsdienst (RUD), de Omgevingswet, wet Open Overheid en Operatie BRP (Basis Registratie Personen). Maar ook de vorming van het Twentebedrijf, de doorontwikkeling in het sociale domein en de opkomst van Open- en Big data.

Ontwikkelingen moeten worden onderzocht en er moet worden vastgesteld wat de gevolgen zijn (bijvoorbeeld Cloud, Smart City of de inzet van sociale media). Kortom, een planmatige aanpak is nodig met daarbij een goede afstemming met de omgeving (eigen medewerkers, inwoners en bedrijven).

Samenwerking krijgt ook landelijk meer aandacht. Collectivisering is het credo: meer samen doen. Binnen SSNT worden hier al duidelijk stappen gezet. Onder andere met de pilot TwenteCloud, de regionale Digikoppeling en het samen optrekken rond informatiebeveiliging.

Als gemeente beschikken wij over veel gegevens waarmee zorgvuldig moet worden omgegaan. In 2016 en 2017 worden stappen gezet om gegevensmanagement voor Losser en Enschede verder te professionaliseren.

Digitalisering werkprocessen
De Losserse gemeenteraad heeft 'groen licht' gegeven voor het project Losser Flexibel en Verbonden. Hiermee wordt onder andere een verdere digitalisering van de bedrijfsprocessen beoogd. Ook krijgt Losser rond de jaarwisseling 2016/2017 een nieuwe website. Communicatie met burgers en bedrijven via de website is dan weer up to date. Geleidelijk zal het aanbod aan digitale diensten worden uitgebreid.

Dimpact
In de gemeentelijke exploitatie wordt vanaf 2018 rekening gehouden met de aansluiting bij Dimpact. Aansluiting is aan de orde op het moment dat dit voor Losser functionele voordelen met zich mee brengt. Begin 2017 kan bestuurlijke besluitvorming hierover plaatsvinden.

Basisregistraties
In 2016 sluiten Losser en Enschede aan bij de landelijke basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT). Een volgende stap is dat interne beheerapplicaties (bijvoorbeeld groen en wegen) gekoppeld worden aan de BGT en processen hierop worden afgestemd. Medio 2017 is de basisregistratie WOZ aangesloten aan de landelijke voorziening en zijn de technische voorbereidingen voor de aansluiting op het Nieuw Handelsregister gestart. Tevens krijgen operatie BRP en de Basisregistratie Ondergrond aandacht. Binnen SSNT is de regionale Digikoppeling gerealiseerd (dit is de technische schakel naar de landelijke voorzieningen) en wordt steeds meer ingezet voor de deelnemende SSNT gemeenten. Dit betekent één knooppunt naar landelijke voorzieningen voor meerdere gemeenten.

Beveiliging en privacy
De "Baseline Informatiebeveiliging Nederlandse Gemeenten" (BIG) is voor Enschede en Losser hèt gemeentelijk basisnormenkader voor informatiebeveiliging. In 2016 en 2017 ligt het accent op het inrichten van de BIG (processen en maatregelen) en actief communiceren over bewustwording naar de organisaties. Bij elke gemeente is het voornemen een functionaris gegevensbescherming te benoemen. Losser heeft hiervoor middelen opgenomen in de voorliggende begroting. De organisatie van alle personen en groepen rond privacy en beveiliging wordt verder geprofessionaliseerd. Losser profiteert van de Enschedese expertise op dit vlak. Daarbij geldt dat de verantwoordelijkheden voor elk bestuursorgaan op de juiste plaats worden belegd. In 2018 treedt de nieuwe Europese Privacy Verordening in werking. Tot deze tijd vinden de voorbereidingen plaats.

Servicebedrijf ‘Losser’

Met ingang van 1 januari 2016 is het Servicebedrijf ‘Losser’ operationeel. Het Servicebedrijf is een uitvoerende organisatie waarin SW-medewerkers, de ambtenaren van de buitendienst en uitkeringsgerechtigden vallend onder de participatiewet samenwerken. Bij de begrotingsbehandeling 2015 is besloten om de flexibele schil (ambtelijk) met een loonwaarde van € 84.000 vanaf 2015 tot en met 2018 tijdelijk te bevriezen. Voor de periode vanaf 2019 wordt bekeken of invulling van deze capaciteit voor de dan komende jaren noodzakelijk is. De WSW-capaciteit loopt terug en op het moment dat er onvoldoende capaciteit vanuit de WBB is, dient dit budget van € 84.000 weer beschikbaar te zijn. Bij de kadernota 2018 wordt bekeken in hoeverre dit budget weer moet worden opgenomen.

Losser Flexibel en Verbonden

De gemeente is onderdeel van de netwerkmaatschappij. We hebben te maken met maatschappelijke ontwikkelingen en uitdagingen (krimp, recessie, decentralisaties, veranderende rol overheid, vorming van (sociale)netwerken) waar Losser een passende reactie op moet hebben.

Daarom werken we onder de vlag “'Losser, flexibel en verbonden”  toe naar een manier van samenwerken waarbij resultaatgericht (samen)werken in verantwoordelijkheid centraal staat.

Om deze resultaten te bereiken krijgen medewerkers de ruimte in het waar, wanneer, met wie en hoe zij (samen)werken. Belangrijk uitgangspunt is wel dat medewerkers verbonden blijven met de organisatie.

‘Losser, flexibel en verbonden’ vraagt een verandering op de volgende gebieden:

  1. Fysieke omgeving (kantoor, werkplekken en ontmoetingsplekken);
  2. ICT omgeving (digitaal en mobiel werken);
  3. Mentale omgeving (human resource aspecten).

Inmiddels heeft  de besluitvorming over de totstandkoming van het Kulturhus afgelopen juli zijn beslag gekregen.

Het definitief ontwerp van het Kulturhus is opgesteld en nu is de voorbereiding  van de aanbesteding  in gang gezet. 

Onderdeel daarvan is ook de inrichting van de tweede verdieping waar grotendeels de ambtelijke organisatie zal worden gehuisvest.  Met de komst van het Kulturhus komt voor de gemeentelijke organisatie minder m2 beschikbaar. De beschikbare ruimte is efficiënt ingericht, waarbij met flexplekken zal worden gewerkt. Ruimtes worden intensiever en mobieler gebruikt.

De inrichting van de ICT omgeving hangt nauw samen met de inrichting van de fysieke omgeving.

Op dit moment worden  de afwegingen gemaakt en zijn de keuzes in voorbereiding  welke hulpmiddelen een goede bijdrage zullen leveren aan de nieuwe manier van werken.  

De inventarisatie van werkprocessen om te komen tot een doelmatiger wijze  van  werken is in de organisatie uitgevoerd en binnenkort worden de conclusies en vervolgstappen in een eindrapportage opgeleverd. Via een digitaliseringslag worden de bedrijfsprocessen vervolgens verder geautomatiseerd.

De voorbereidingen van het digitaliseren van relevante analoge dossiers zijn nagenoeg afgerond en binnen afzienbare tijd  wordt ook een aanvang gemaakt met het feitelijk digitaliseren van alle relevante dossiers van de afdeling Vergunning Handhaving en Werk, Inkomen en Zorg.  De medewerkers zijn vervolgens in staat deze gegevens tijd- en plaatsonafhankelijk digitaal te raadplegen.

Ook is het  proces rond het 'meenemen'  van medewerkers en bestuur op het gebied van samenwerking, de verschillende rollen van de overheid en communicatie inmiddels in gang gezet in het deelproject met de titel “Expeditie  Losser”.

Communicatie

In toenemende mate worden inwoners, ondernemers en organisaties door de gemeente vroegtijdig en actief betrokken bij het opstellen van beleid en het inrichten van projecten; communicatie wordt daarin steeds belangrijker, ook voor de gemeente Losser. Deze werkwijze wordt in 2017 voortgezet. Daarvoor wordt gebruik gemaakt van diverse communicatiemethoden, naast de gebruikelijke samenwerking met dorpsraden en intermediairen. Voorbeelden in 2016 zijn de dialoog over de herinrichting van het centrum in Losser, het centrumplein voor het Kulturhus in Overdinkel, de interactieve totstandkoming van het Actieplan Toerisme en Recreatie of het armoedebeleid. Na een tussentijdse update in 2016 wordt de website www.losser.nl in 2017 geheel vernieuwd, waarbij de vraag naar informatie van de bezoekers bepalend is voor de inhoud (zogenaamde 'Toptakensite'). Een variatie aan andere communicatiemiddelen wordt eveneens ingezet, afhankelijk van het doel en onderwerp. Ook wordt de samenwerking met diverse externe mediapartners verstevigd, zodat inwoners, ondernemers, verenigingen en organisaties zo goed mogelijk worden bereikt via een waaier aan communicatiemiddelen. Zowel op papier als digitaal.

3.6. Verbonden partijen

Inleiding
Vanwege de bestuurlijke, beleidsmatige en/of financiële belangen en mogelijke risico’s is het gewenst dat in de begroting aandacht wordt besteed aan derde-rechtspersonen, waarmee de gemeente een band heeft. Voor deze begrotingsparagraaf ligt het criterium daarvoor bij de vraag of de gemeente bij deze partijen een bestuurlijk en financieel belang heeft. Het gaat dan concreet om deelnemingen (vennootschappen), gemeenschappelijke regelingen, stichtingen en verenigingen. Onder bestuurlijk belang wordt in dit verband verstaan: het hebben van een zetel in het bestuur of het hebben van stemrecht. Met financieel belang wordt bedoeld dat de gemeente middelen ter beschikking heeft gesteld die achtergesteld zijn in geval van faillissement van de verbonden partij en/of dat financiële problemen bij de verbonden partij verhaald kunnen worden op de gemeente.
 
Belang voor de Raad
Een gemeente kan grotendeels zelf bepalen hoe een bepaalde taak wordt uitgevoerd. De gemeente kan er bijvoorbeeld voor kiezen de uitvoering zelf ter hand te nemen of deze uitvoering juist te regelen via een gemeenschappelijke regeling met een aantal regiogemeenten of anderzins buiten de gemeentelijke organisatie te laten verrichten. Soms zijn er ook andere oplossingen mogelijk, zoals het verstrekken van een subsidie aan een private stichting. Verbonden partijen voeren een gemeentelijk taak uit. Het neerleggen van deze taak bij een verbonden partij levert dan financiële of bestuurlijke voordelen op. De gemeente houdt de uiteindelijke verantwoordelijkheid voor het realiseren van de beoogde doelstellingen. Kernvragen zijn of de doelstellingen van de verbonden partijen nog steeds overeenstemmen met die van de gemeente en of de doelstellingen van de gemeente via de verbonden partijen gerealiseerd worden. Het tweede belang betreft het budgettaire beslag en de financiële risico’s die de gemeente met de verbonden partijen kan lopen en de daaruit voortvloeiende budgettaire gevolgen. De gemeente moet steeds de afweging maken, welke aanpak de beste garantie biedt dat de taak wordt uitgevoerd op een manier zoals de gemeente dat voor ogen staat. De gemeente moet ook afwegen op welke manier de gemeente voldoende inhoudelijk en financieel toezicht heeft binnen de uitvoering van een taak.

Beheer verbonden partijen
Op 20 december 2011 heeft de raad ingestemd met de Nota verbonden partijen. In de Nota verbonden partijen is verder ingegaan op de rol van uw raad met betrekking tot verbonden partijen. Daardoor kan de raad invulling geven aan de toezichthoudende rol. In het Nota verbonden partijen is een standaardopzet van de paragraaf verbonden partijen in de programmabegroting en de jaarrekening vastgelegd. Dit gebeurt in de vorm van een vooraf vastgesteld format. Dit format is gevuld met de informatie van alle verbonden partijen van de gemeente Losser. Overigens wordt de Nota verbonden partijen in 2016/2017 geëvalueerd.

Besluit begroting en verantwoording (BBV) en verbonden partijen
Voor de informatie per verbonden partij wordt aangesloten bij de het BBV. De wijzigingen uit het BBV van de afgelopen jaren, waarbij de laatste ingerijpende wijziging uit 2016,  zijn in deze paragraaf verbonden partijen opgenomen. Hierbij wordt nog het volgende opgemerkt. De informatie over de omvang van het eigen vermogen, vreemd vermogen en het resultaat is nader gespecificeerd. Dit bekent dat in de begroting de informatie uit de begrotingen van de verbonden partij worden opgenomen. Bij de jaarrekening wordt vervolgens aansluiting gezocht met de informatie uit de jaarrekeningen van de verbonden partijen. Niet bij alle verbonden partijen wordt de balans voor het komende jaar geprognotiseerd. En ook is niet voor alle verbonden partijen een begroting beschikbaar aangezien de gemeente niet in alle gevallen instemming moet verlenen aan de begroting. Voor deze verbonden partijen zal de informatie uit de meest recente jaarrekening worden opgenomen.

Gemeenschappelijke regeling

 

 Regio Twente (Enschede)  
1. Partijen

De colleges van de veertien Twentse gemeenten. 
2. Bestuurlijk belang

Alle betrokken gemeenten zijn vanaf 1 januari 2016 met één lid vanuit het college vertegenwoordigd in het algemeen bestuur. Dit lid heeft ook een plaatsvervanger. De gemeente Losser wordt vertegenwoordigd door burgemeester Sijbom, terwijl wethouder Van Rees plaatsvervangend lid is. De gemeenteraad is bij de Regio Twente betrokken via de zogenaamde Twenteraad.
3. Financieel belang  In de begroting van de Regio Twente wordt het geraamde bedrag van de gemeente opgenomen en in de jaarrekening van de Regio Twente wordt het werkelijk verschuldigde bedrag van de gemeente vastgesteld. De bijdrage is afhankelijk van het aantal inwoners. De begrote bijdrage voor 2017 is € 985.445,- (tegenover ruim € 810.000 in 2016). De verhoging is te verklaren door het feit dat OZJT nu in de begroting is opgenomen.
4. Prestaties-effecten

Veel (boven)gemeentelijke taken vragen een gezamenlijke en duurzame benadering. Gemeenten maken hierover afspraken met elkaar om die vervolgens door de Regio Twente (volksgezondheid) of  in eigen huis verder vorm te geven. Ze bereiken daardoor een groter financieel en maatschappelijk rendement voor het gebied. De Regio Twente heeft in dit proces afhankelijk van de functie een uitvoerende, een ondersteunende of een faciliterende rol. Ze brengt gemeenten samen, initieert, maakt verbindingen, stimuleert nieuwe initiatieven en ondersteunt de uitvoering. Daartoe onderhoudt ze nauwe relaties met de rijksoverheid, de provincie en Brussel. De Regio levert op verzoek van de gemeenten producten en diensten. Daarmee leveren ze een bijdrage aan een vitaal Twente, een gebied waar het gezond en veilig wonen, werken en recreëren is. Wij ontvangen jaarlijks de begroting, een bestuursrapportage en de jaarrekening.
5. Voortgang Regio Twente is in de huidige constructie gestart per 1 januari 2016. Aanpassing was noodzakelijk als gevolg van het vervallen van de WGR+.Dit betekent dat een aantal taken, zoals verkeer en vervoer zijn weggevallen.
6. Risico's en kansen De uitgaven voor de Regio Twente moeten in de pas blijven lopen met de gemeentelijke financiële mogelijkheden. In die zin doet de Regio Twente al een aantal jaren stappen terug Bij de behandeling van de begroting 2014 voor de Regio Twente is een substantiële bezuiniging ingeboekt, die doorloopt een bedrag van € 1,6 miljoen in 2017.
7. Ontwikkelingen  De huidige Agenda van Twente loopt eind 2017 af. Er wordt gekeken naar de vraag of er een nieuwe Agenda van Twente moet komen, welke vorm deze dan zou moeten krijgen en op welke manier een nieuwe Agenda eventueel gefinancierd zou moeten worden.
8. Eigen vermogen begin 2017
Eigen vermogen eind 2017
€ 3.162.000


€ 3.162.000 
9. Vreemd vermogen begin 2017
Vreemd vermogen eind 2017
€ 14.212.000


€ 14.088.000 
10. Jaarresultaat 2017 € 0  

 

Twentebedrijf  
1. Partijen

Aan het Twentebedrijf nemen de veertien Twentse gemeenten en de Regio Twente deel .
2. Bestuurlijk belang

Het Twentebedrijf heeft de vorm van een bedrijfsvoeringsregeling. De gemeente Losser wordt in het bestuur vertegenwoordigd door wethouder Van Rees. Zijn plaatsvervanger in het bestuur is wethouder Hassink.
3. Financieel belang  In de begroting van het Twentebedrijf wordt het geraamde bedrag van de gemeente opgenomen en in de jaarrekening van het Twentebedrijf wordt het werkelijk verschuldigde bedrag van de gemeente vastgesteld. 
4. Prestaties-effecten In de komende jaren wordt de samenwerking op het gebied van bedrijfsvoering verder uitgewerkt. Dit aan de hand van een op te stellen 'strategische agenda'.
5. Voortgang Zie hierboven.
6. Risico's en kansen Verdere samenwerking kan voor Losser tot voordelen leiden op met name het vlak van: kwaliteit, continuïteit en minder kwetsbaarheid.
7. Ontwikkelingen
8. Eigen vermogen begin 2017
Eigen vermogen eind 2017
Geen


Geen
9. Vreemd vermogen begin 2017
Vreemd vermogen eind 2017
Geen


Geen
10. Jaarresultaat 2017 De kosten van het Twentebedrijf worden omgeslagen over de deelnemende gemeenten. In de begroting is geen bedrag opgenomen voor onvoorzien. De begroting van het Twentebedrijf wordt gefinancierd door de deelnemers die deelnemen in de deelprojecten en een inwonerbijdrage voor het casco en het programmabureau SSNT.

 

Crematoria Twente (Enschede)  
1. Partijen Het Openbaar Lichaam Crematoria Twente is een gemeenschappelijke regeling, waaraan 12 gemeenten in Twente en de Achterhoek deelnemen. Het betreft de college, colleges en burgemeesters van de gemeenten Almelo, Borne, Dinkelland, Enschede, Haaksbergen, Hengelo (O), Hof van Twente, Losser, Berkelland Oldenzaal, Tubbergen en Wierden. 
2. Bestuurlijk belang OLCT is een collegeregeling. Er is een algemeen bestuur waarin alle betrokken gemeenten met elk een lid - benoemd door het college van een deelnemende gemeente uit zijn midden. Het dagelijks bestuur bestaat uit vijf leden, die door het AB uit zijn midden worden benoemd met dien verstande dat drie van de vijf zetels worden ingenomen door leden van de deelnemende gemeenten, waarvan het inwoneraantal op 1 januari van het jaar waarin de keuze plaats vindt, minder is dan 40.000. De gemeente Losser wordt in het algemeen bestuur vertegenwoordigd door wethouder Van Rees. Wethouder Hassink is plaatsvervanger. Wethouder Van Rees is tevens lid van het dagelijks bestuur. De stemverhouding in het algemeen bestuur wordt bepaald door het inwonersaantal. Elk lid heeft één stem per 20.000 inwoners. Losser heeft hierdoor 1 stem bij een totaal van 30 beschikbare stemmen. 
3. Financieel belang Crematoria Twente / Oost Nederland B.V. keert jaarlijks dividend uit aan OLCT, die het dividend aan de deelnemende gemeenten uitkeert naar rato van het aantal crematies van ingezetenen. Voor 2017 wordt er minimaal een totaal-dividend van € 375.000,- uitgekeerd aan de deelnemende gemeenten.
4. Prestaties-effecten De meerjarenbegroting 2017-2020 wordt inhoudelijk voor een deel bepaald door de verwachte opening van een nevenvestiging in Oldenzaal, de vastgestelde toekomststrategie en de werkzaamheden die daaruit voortvloeien, zoals de bouw van een nevenvestiging in de gemeente Borne. Als gevolg hiervan is er in de jaren 2015 en 2016 geen dividend uitgekeerd. Voor het jaar 2017 wordt voor het eerst weer een dividend-uitkering verwacht.
5. Voortgang De activiteiten voor 2017 zijn onder andere:
  • Bouw/afronding van het crematorium in Oldenzaal.
  • Uitvoering van de toekomststrategie bestaand uit verbetering van de bestaande crematoria en eventueel oprichten van een nieuwe vestiging in de gemeente Borne.
  • Aanzet voor aanpassing van de locaties Enschede en Almelo.
6. Risico's en kansen De risico’s inzake de Crematoria Twente zijn voornamelijk financieel. Door de vele verwachte investeringen staat de winst voor de komende jaren onder druk. Voor de gemeente Losser betekent een lagere winst van de Crematoria Twente dat een lagere dividenduitkering wordt ontvangen. Voor de jaren 2015 en 2016 is geen winstuitkering uitgekeerd. Dat gebeurt vanaf 2017 wel weer. Verwachting is dat de winstuitkering in de komende jaren weer op niveau terugkomt. 
7. Ontwikkelingen De Crematoria Twente hebben een toekomststrategie vastgesteld. Deze strategie bestaat uit het opknappen van de locaties Almelo en Enschede en het oprichten van een nieuwe locatie in de regio Hengelo. Deze stap wordt gedaan om de huidige marktpositie te behouden en te verstevigen. Deze toekomststrategie is op dit moment volop in uitvoering.
8. Eigen vermogen begin 2017
Eigen vermogen eind 2017
 € 1,586 miljoen


€ 1,586 miljoen
9. Vreemd vermogen begin 2017
Vreemd vermogen eind 2017
€ 0


€ 0 
10. Jaarresultaat 2017 € 359.000 (dividend wordt uitgekeerd aan de gemeenten)

 

Veiligheidsregio Twente (Enschede)  
1. Partijen De veertien Twentse gemeenten. 
2. Bestuurlijk belang De Veiligheidsregio Twente is een rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam, bestaande uit een algemeen bestuur, waarin elke gemeente is vertegenwoordigd door de burgemeester en een dagelijks bestuur bestaande uit vijf leden. Besluitvorming in het algemeen bestuur vindt plaats bij gewone meerderheid. Echter bij de vaststelling van de begroting en rekening beschikt het lid over het aantal stemmen dat wordt bepaald door het aantal inwoners. De burgemeester wordt in het algemeen bestuur vervangen door de loco-burgemeester. 
3. Financieel belang De aangesloten gemeenten betalen hun verplichte bijdrage naar verhouding van de bevolkingscijfers op 1 januari van het jaar waarop ze betrekking heeft. De bijdrage van de gemeente Losser voor 2017 aan de VRT bedraagt € 1.464.312. De gemeente Losser is een voordeel gemeente. Dit betekent dat wij in de periode 2016 – 2019 een voordeel hebben van oplopend € 41.507 tot euro tot € 166.029 in 2019. De begroting van de VRT past in ons meerjarenperspectief.
4. Prestaties-effecten De raad ontvangt jaarlijks de ontwerpbegroting en de jaarrekening en het jaarverslag met de prestaties en effecten.
5. Voortgang Volgen van de voortgang door maandelijkse managementrapportages. 
6. Risico's en kansen De bijdrage van de gemeente is afhankelijk van het behaalde resultaat bij de Veiligheidsregio. Wordt de taakstelling niet gehaald, dan kan dit van invloed zijn op de gemeentelijke bijdrage.
7. Ontwikkelingen Het AB van de VRT heeft op 29 juni 2015 ingestemd met een nieuwe financieringssystematiek voor bekostiging van Veiligheidsregio Twente. In het begrotingsjaar 2017 wordt deze methodiek voor het eerst gehanteerd. Het beleidsplan 2016-2019 wordt in 2017 tussentijds geëvalueerd. De evaluatie heeft tot doel om de voortgang in het realiseren van de beleidsdoelstellingen te bewaken en daar waar nodig voor de resterende periode accenten te verleggen.
8. Eigen vermogen begin 2017
Eigen vermogen eind 2017
€ 1,556 miljoen

€ 0,603 miljoen
9. Vreemd vermogen begin 2017
Vreemd vermogen eind 2017
€ 46,7 miljoen 

€ 47,4 miljoen
10. Jaarresultaat 2017 € 0

 

Gemeentelijk Belasting Kantoor (Hengelo)  
1. Partijen De colleges van de gemeenten Almelo, Borne, Enschede, Haaksbergen, Hengelo, Losser, Oldenzaal en Twenterand. 
2. Bestuurlijk belang Wethouder Hassink maakt deel uit van het algemeen bestuur. Zijn plaatsvervanger is wethouder Wildschut. De stemverhouding in het algemeen bestuur is verdeeld naar rato van het aantal deelnemers. Iedere deelnemer met meer dan 100.000 inwoners heeft drie stemmen, met meer dan 50.000 inwoners twee stemmen en met minder dan 50.000 inwoners één stem.
3. Financieel belang De gemeentelijke bijdrage wordt bepaald aan de hand van tariefdifferentiatie. Bij tariefdifferentiatie worden tarieven per verdeelsleutel vastgesteld en de deelnemende gemeente betaalt naar rato voor het aantal "verdeelsleutels" dat is afgenomen. Verschuivingen in aantallen of wijzigingen in het tarief van een verdeelsleutel ten opzichte van voorgaand jaar kunnen er in resulteren dat de onderlinge verhoudingen tussen gemeentelijke bijdragen veranderen.  
4. Prestaties-effecten De jaarschijf 2017 uit de bezuinigings-strategie 2015-2017 is bijgesteld. De totale besparing bedraagt € 140.000. Daar tegenover staat dat door indexering de loonkosten met € 105.000 toenemen voor de GR-gemeenten, waardoor ook de netto besparing binnen de GR-gemeenten met dit bedrag afneemt. In het meerjarenperspectief 2017-2019 is er voor 2017 een efficiencytaakstelling van € 80.000 opgenomen op basis van het rendement van een nieuwe toetreder/afnemer/uitbreiding van het dienstenpakket per 01-01-2017.
5. Voortgang Vanuit de missie en visie zijn een tweetal koerslijnen benoemd: 1) het vergroten van de markt op het gebied van de belastingen binnen en buiten Twente en 2) aanpalende werkzaamheden verrichten op het gebied van vastgoed en/of financiën aan partners binnen Twente.
6. Risico's en kansen Het GBT voert drie keer per jaar een risico inventarisatie uit, waarbij alle risico's worden benoemd. De kans hoe vaak dit risico zich voordoet wordt bepaald en de financiële impact per risico wordt geschat. Het risicoprofiel wordt dan zichtbaar. Dit risicoprofiel wordt afgezet tegen de weerstandscapaciteit om te bepalen in hoeverre deze capaciteit voldoende is om de risico's op te kunnen vangen zonder dat het beleid bijgesteld moet worden en/of dat doelstellingen in gevaar komen. De weerstandscapaciteit is de financiële buffer om risico's structureel of incidenteel te kunnen opvangen. In 2014 is aan de deelnemers de vraag gesteld of het GBT een eigen weerstandscapaciteit moet hebben of dat de deelnemers samen garant moeten staan om eventuele tegenvallers te dekken. Het dagelijks bestuur van het GBT is van mening dat een gemeenschappelijke regeling als het GBT geen eigen weerstandscapaciteit van voldoende omvang hoeft te hebben om het eigen risicoprofiel op te kunnen vangen. Wanneer iedere gemeenschappelijke regeling voor zichzelf een eigen weerstandscapaciteit van voldoende omvang zou opbouwen, zou er teveel 'stilstaand' geld bij de gemeenschappelijke regelingen worden ondergebracht.
7. Ontwikkelingen Het GBT heeft de ambitie om als moderne Twentse overheidsorganisatie de taken uit te voeren voor overheden op het gebied van vastgoed, financiën en belastingen. Hiermee wordt invulling gegeven aan de visie van het GBT. Het GBT voert met diverse potentiële partners gesprekken hierover. Het GBT wil nog verder inzetten op digitalisering. Het zaakgericht werken wordt verder vorm gegeven, evenals zaakuitwisseling met de opdrachtgevers. Dit alles met het doel om de kwaliteit van de dienstverlening te verbeteren. Ook zal dit efficiencyvoordelen met zich mee brengen. Het aantal aanslagbiljetten dat digitaal via de berichtenbox van MijnOverheid wordt verstuurd neemt langzaam toe, maar minder snel dan eerder is ingeschat. De verwachting is dat, wanneer de rijksbelastingdienst dit platform breder in gaat zetten, dit ook meer voordelen oplevert voor het GBT.
Verder treedt de gemeente Twenterand per 1 januari 2017 toe als deelnemer aan de gemeenschappelijke regeling.
8. Eigen vermogen begin 2015 
Eigen vermogen eind 2015   
€ 1.030.000


€ 777.000
9. Vreemd vermogen begin 2015  
Vreemd vermogen eind 2015    
€ 3.594.000


€ 3.769.000
10. Jaarresultaat 2015 bedraagt  € 103.744 

 

Stadsbank Oost Nederland (Enschede)  
1. Partijen De colleges van de gemeenten Aalten, Almelo, Berkelland, Borne, Bronckhorst, Dinkelland, Enschede, Oost-Gelre,  Haaksbergen, Hellendoorn, Hengelo (O), Hof van Twente, Lochem, Losser, Montferland, Oldenzaal, Oude IJsselstreek, Rijssen-Holten, Tubbergen, Twenterand, Wierden, Winterswijk. 
2. Bestuurlijk belang Elke gemeente wordt in het algemeen bestuur vertegenwoordigd door een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen vertegenwoordiger. Het dagelijks bestuur bestaat uit 8 leden, waarin in ieder geval zitting hebben de AB-leden uit de gemeenten Almelo, Hengelo en Enschede. De voorzitter wordt door het AB uit zijn midden aangewezen. De gemeente Losser wordt in het Algemeen bestuur vertegenwoordigd door wethouder Hassink. Wethouder Wildschut is plaatsvervanger. Elk lid heeft in de vergadering van het algemeen één stem.
3. Financieel belang De gemeente Losser is afnemer van producten schuldhulpverlening van de gemeenschappelijke regeling voor een bedrag van circa € 140.000. De aangesloten gemeenten zijn, overeenkomstig de gemeenschappelijke regeling, gezamenlijk verantwoordelijk voor de overschotten en de tekorten van de Stadsbank Oost Nederland (SON). 
4. Prestaties-effecten De raad ontvangt jaarlijks de ontwerpbegroting, de jaarrekening en het jaarverslag met de prestaties en effecten.
5. Voortgang Volgen van de voortgang door managementrapportages per kwartaal.
6. Risico's en kansen De gemeente is verantwoordelijk voor integrale schuldhulpverlening, waarbij zowel aandacht is voor preventie, vroeg signalering en nazorg. Een belangrijke rol binnen deze integrale schuldhulpverlening is weggelegd voor de Gemeenschappelijke Regeling Stadsbank Oost Nederland. De Stadsbank voert de publieke financiële basistaken rondom schuldhulpverlening uit zoals kredietverstrekking, schuldenregelingen en intake. De gemeente kan zelf beslissen of zij meer taken wil inkopen of om basistaken die nu nog door de Stadsbank worden verricht, zelf weer te gaan uitvoeren.    
7. Ontwikkelingen De gemeente is verantwoordelijk voor integrale schuldhulpverlening, waarbij zowel aandacht is voor preventie, vroeg signalering en nazorg. Een belangrijke rol binnen deze integrale schuldhulpverlening is weggelegd voor de Gemeenschappelijke Regeling Stadsbank Oost Nederland. De Stadsbank voert de publieke financiële basistaken rondom schuldhulpverlening uit zoals kredietverstrekking, schuldenregelingen en intake. De gemeente kan zelf beslissen of zij meer taken wil inkopen of om basistaken die nu nog door de Stadsbank worden verricht, zelf weer te gaan uitvoeren.    
8. Eigen vermogen begin 2017
Eigen vermogen eind 2017
€ 1,877 miljoen (het weerstandsvermogen voldoet aan de gestelde eisen)


€ 1,880 miljoen
9. Vreemd vermogen begin 2017
Vreemd vermogen eind 2017
-


-
10. Jaarresultaat 2017 € 0

 

Vennootschappen & corporaties

Bank Nederlandse Gemeenten (Den Haag)  
1. Partijen De Staat is houder van de helft van de aandelen, de andere helft is in handen van gemeenten (dus ook de gemeente Losser bezit een deel), provincies en een hoogheemraadschap. De BNG is gevestigd in Den Haag en heeft geen nevenvestigingen. De BNG heeft als doel de uitoefening van het bedrijf van bankier ten dienste van overheden. De bank houdt zich binnen die doelstelling onder meer bezig met het aantrekken en uitzetten van gelden, het verzorgen van het betalingsverkeer en het verrichten van valutatransacties. Voor de gemeente Losser is de BNG hoofdbankier. 
2. Bestuurlijk belang Het aandeel van de gemeente Losser bedraagt 0,03%. 
3. Financieel belang De gemeente bezit 17.550 aandelen à € 2,50. De dividendopbrengst over 2015 bedroeg € 17.901.
4. Prestaties-effecten Voorwaarden voor het realiseren van de strategische doelstellingen zijn het handhaven van de excellente kredietwaardigheid, het behoud van een scherpe inkooppositie en een zo effectief en efficiënt mogelijke bedrijfsvoering.
5. Voortgang Gedurende het begrotingsjaar hebben zich geen veranderingen voorgedaan in de belangen van aandeelhouders in BNG Bank
6. Risico’s voor de financiële positie van de gemeente De omvang van nieuw verstrekte langlopende leningen ligt in 2016 naar verwachting in lijn met die van het voorgaande jaar. Mede onder invloed van aanhoudende lage lange rentetarieven en de terughoudende rentepositie van de bank zal het renteresultaat in 2016 naar verwachting lager uitkomen dan over het verslagjaar. Het resultaat financiële transacties zal ook in de nabije toekomst gevoelig blijven voor politieke, economische en monetaire ontwikkelingen. 
7. Ontwikkelingen  -
8. Eigen vermogen begin 2017
Eigen vermogen eind 2017
€ 3.582 miljoen


€ 4.163 miljoen
9. Vreemd vermogen begin 2017
Vreemd vermogen eind 2017
€ 149.891 miljoen 


€ 145.317 miljoen
10. Jaarresultaat 2017 Gezien de aanhoudende onzekerheden acht de bank het niet verantwoord een uitspraak te doen over de verwachte nettowinst 2017.

 

Enexis Holding N.V. ('s-Hertogenbosch)  
1. Partijen De aandelen van de N.V. Enexis zijn in handen van 6 provinciale en 130 gemeentelijke aandeelhouders. 
2. Bestuurlijk belang Het aandeel van de gemeente Losser bedraagt 0,02%.  
3. Financieel belang De Gemeente Losser bezit 32.331 aandelen, waar jaarlijks dividend over wordt uitgekeerd. Het dividend over 2015 was € 24.382,-
4. Prestaties-effecten In 2014 heeft Enexis een netto-omzet behaald van € 1,4 miljard, een stijging van 1,2% ten opzichte van 2013  
5. Voortgang De belangrijkste taken van Enexis zijn het (doen) distribueren en het (doen) transporteren van energie, zoals elektriciteit, gas, warmte en (warm) water en het in stand houden, beheren, exploiteren en uitbreiden van distributie- en transportnetten met annexen voor energie.
6. Risico’s voor de financiële positie van de gemeente De belangrijkste risico's voor de onderneming liggen op het gebied van veiligheid, slimme meters, de ICT-omgeving, het verandervermogen van de medewerkers en ontwikkelingen in de Energiewetgeving.
7. Ontwikkelingen Enexis ziet dat externe ontwikkelingen, zoals grotere ambities in klimaatakkoorden en versnelde technologie-gedreven markt disrupties, potentieel urgent en versneld meer impact hebben op de markten en rollen van Enexis. Zij zal hierom haar strategisch plan vervroegd herijken, ofwel tijdens de Aandeelhoudersvergadering in 2017. Enexis doet dit aan de hand van de vraag “Hoe kan de energievoorziening in Nederland zich ontwikkelen richting 2030 en wat is de rol van Enexis hierin” en met behulp van vier toekomstscenario’s. Aandeelhouders en stakeholders worden hierbij betrokken.
8. Eigen vermogen begin 2017
Eigen vermogen eind 2017
€ 3.706 miljoen


€ 3.806 miljoen
9. Vreemd vermogen begin 2017
Vreemd vermogen eind 2017
€ 3.700 miljoen


€ 3.800 miljoen
10. Jaarresultaat 2017 € 200 miljoen

 

Vitens (Zwolle)  
1. Partijen De aandelen van de Naamloze Vennootschap Vitens zijn in handen van 5 provincies en 107 gemeenten. 
2. Bestuurlijk belang Het aandeel van de gemeente Losser bedraagt 0,7%.
3. Financieel belang De gemeente Losser bezit 25.480 gewone aandelen à € 1 nominaal, waarop jaarlijks dividend wordt uitgekeerd. Voor 2015 is door Vitens € 3,81per aandeel aan dividend uitbetaald. Voor 2016 verwacht Vitens een dividend van € 2,47 per aandeel uit te keren.
4. Prestaties-effecten Het minimaliseren van de kosten van schoon drinkwater voor de afnemers.
5. Voortgang Het continu zorgdragen de komende jaren de primaire taak te blijven vervullen met de huidige kwaliteit niveau's als basis en het niet verhogen van de drinkwatertarieven, waarbij geen concessie wordt gedaan aan de hygiënefactoren.
6. Risico’s voor de financiële positie van de gemeente Het risico voor de gemeente bestaat uit het ontvangen van een lager of een dividend. Het financiële beleid van Vitens is er echter op gericht om haar aandeelhouders een redelijk rendement te geven over het ingebrachte vermogen. 
7. Ontwikkelingen Vitens heeft een continuïteitsdoelstelling rond de primaire taak: het produceren, distribueren en leveren van drinkwater van topkwaliteit. Om dit te kunnen garanderen en de missie te realiseren heeft Vitens twee strategische doelen geformuleerd.

Het eerste doel is Customer Excellence: we willen excellente dienstverlening leveren aan onze klanten. Het tweede doel betreft een duurzame inzet van onze bronnen en middelen, zodat we ook op de lange termijn kunnen zorgen voor betrouwbaar en goed drinkwater. Daarnaast is de ontwikkeling van de kernkwaliteiten van onze medewerkers een belangrijke voorwaarde om onze doelen te behalen.
8. Eigen vermogen begin 2017
Eigen vermogen eind 2017
€ 441,3 miljoen


€ 466,3 miljoen
9. Vreemd vermogen begin 2017
Vreemd vermogen eind 2017
€ 1.292,8 miljoen 


€ 1.289,6 miljoen
10. Jaarresultaat 2017 € 29,1 miljoen

 

Twente Milieu (Enschede)  
1. Partijen Gemeenten Almelo, Borne, Enschede, Hengelo, Hof van Twente, Losser en Oldenzaal.  
2. Bestuurlijk belang De gemeente heeft een zeggenschap heeft van 5,3%  in NV Twente Milieu. De directeuren en commissarissen worden benoemd, geschorst en ontslagen door de algemene vergadering van aandeelhouders.  
3. Financieel belang De gemeente Losser bezit 5,3% van de aandelen. Twente Milieu keert geen dividend uit. Bij een positief jaarresultaat en een solvabiliteit van 25% wordt het dividend verrekend in de kostprijs van het product of de geleverde dienst. 
4. Prestaties-effecten Twente Milieu werkt aan de efficiency van alle dienstverlening om zo de tarieven te kunnen minimaliseren.   
5. Voortgang De Gemeente Losser heeft de wettelijke taak het inzamelen van het huishoudelijk afval aan Twente Milieu overgedragen. Zij realiseert dit binnen de afgesproken kaders die vastgelegd zijn in de DVO (Dienstverleningsovereenkomst). Eventuele (financiële) afwijkingen hebben geen direct gevolgen voor de programmabegroting.  Deze worden verrekend met de reserve afvalstoffenheffing.  Daarnaast worden additioneel de rioolinspecties aan Twente Milieu opgedragen. Twente Milieu is nauw betrokken bij het implementeren van het nieuw vastgestelde afvalinzamelbeleid.
6. Risico’s voor de financiële positie van de gemeente Twente Milieu is een op afstand gezette overheidsorganisatie. De gemeente Losser heeft 5,3% van de aandelen. De invloed is daardoor zeer beperkt. Hoewel de kwaliteit van de leverde dienst goed te noemen is zijn (momenteel) de kosten in vergelijk met marktpartijen relatief hoog.
7. Ontwikkelingen Twente Milieu is zeer actief in het zoeken naar meerdere aandeelhouders. 
8. Eigen vermogen begin 2017
Eigen vermogen eind 2017
€ 8,037 miljoen


€ 8,044 miljoen 
9. Vreemd vermogen begin 2017
Vreemd vermogen eind 2017
€ 11,731 miljoen


€ 11,218 miljoen 
10. Jaarresultaat 2017 € 7.000 

 

Twence (Hengelo)  
1. Partijen 14 Twentse gemeenten, de gemeente Berkelland, Attero en het Vuilverwerkingsbedrijf Noord-Groningen. 
2. Bestuurlijk belang Losser heeft 4,9 % van de gewone aandelen van Twence. Vanwege de sterk inhoudelijke inbreng wordt de gemeente Losser in de Algemene vergadering van aandeelhouders vertegenwoordigd door de vakinhoudelijke wethouder. 
3. Financieel belang Losser heeft 41.804 aandelen à € 1 in bezit. Er wordt een dividenduitkering en een borgstellingsprovisie ontvangen.   
4. Prestaties-effecten Per 1 september 2011 is het aandeelhouderschap van een collectief aandeelhouderschap via de Regio Twente naar een individueel aandeelhouderschap per deelnemende gemeente gewijzigd.  Jaarlijks vinden twee aandeelhoudersvergaderingen plaats. Elke vier jaar wordt een strategisch beleidsplan vastgesteld. Laatste strategisch beleidsplan is in 2015 vastgesteld.
5. Voortgang De 14 Twentse aandeelhoudende gemeenten waaronder de Gemeente Losser hebben voor de verwerking van een aantal afvalstromen een leveringsplicht aan Twence t/m 2020. De verwerking van dit afval realiseert Twence binnen de afgesproken kaders die vastgelegd zijn in een contract. Eventuele (financiële) afwijkingen hebben geen directe gevolgen voor de programmabegroting. Deze worden verrekend met de reserve afvalstoffenheffing. 

Twence heeft haar strategische doelstellingen en strategie vastgelegd in het  Strategisch beleidsplan Twence 2016-2019. Deze is eind 2015  vastgesteld door de AVA van Twence Holding B.V. Twence is actief in het zoeken naar meerdere aandeelhouders. 
6. Risico’s voor de financiële positie van de gemeente Er is een sterke concurrentie op de markt voor afvalverwerking. ‘Afval’ wordt niet meer gezien als afval maar als grondstof. Door onder meer deze ontwikkeling in de vuil- en energiemarkt kan momenteel het zogenaamde superdividend voor de komende jaren ter financiering van de Agenda van Twente niet zeker worden gesteld. 
7. Ontwikkelingen Twence wil haar (financiële) positie verstevigen en is actief opzoek naar meerdere aandeelhouders. Mogelijk wordt er in 2017 een discussie gestart over het gemeentelijk belang (aandeelhouderschap) in Twence.
8. Eigen vermogen begin 2017
Eigen vermogen eind 2017
€ 124 miljoen 


€ 124 miljoen
9. Vreemd vermogen begin 2017
Vreemd vermogen eind 2017
€ 150 miljoen


€ 150 miljoen 
10. Jaarresultaat 2017 € 9 miljoen 

 

Wadinko (Zwolle)  
1. Partijen De aandelen van de Naamloze Vennootschap zijn in handen van de provincie Overijssel en 24 deelnemende gemeenten.   
2. Bestuurlijk belang Het aandeel van de gemeente Losser in de onderneming bedraagt 2,3%
3. Financieel belang De gemeente Losser bezit 55 aandelen van de in totaal 2.389 aandelen.  Voor de periode 2013-2017 is het beleid om € 500 per aandeel uit te keren. 
4. Prestaties-effecten Wadinko neemt langdurig deel in een nieuwe of bestaande, kansrijke ondernemingen. De deelname zal bestaan uit inbreng van kapitaal, kennis en managementondersteuning. Het gaat vooral om bedrijven die zich willen verzelfstandigen, opvolgingsvraagstukken hebben, die willen expanderen of innoveren. 
5. Voortgang
6. Risico’s voor de financiële positie van de gemeente Wadinko is een op afstand gezette organisatie. De gemeente Losser heeft 2,3% van de aandelen. De invloed en daarmee het risico dat gemeente loopt is zeer beperkt.
7. Ontwikkelingen
8. Eigen vermogen begin 2017
Eigen vermogen eind 2017
n.n.b. 


n.n.b.
9. Vreemd vermogen begin 2017
Vreemd vermogen eind 2017
n.n.b.


n.n.b. 
10. Jaarresultaat 2017 n.n.b. 

 

Publiek Belang Electriciteitsproductie ('s-Hertogenbosch)  
1. Partijen 6 provinciale en 130 gemeentelijke aandeelhouders.  
2. Bestuurlijk belang Het aandeel van de gemeente Losser bedraagt 0,02%
3. Financieel belang Losser bezit 0,02% van de waarde.
4. Prestaties-effecten
5. Voortgang Onderdeel van Essent in 2009 bij de verkoop aan RWE, was het 50% aandeel in N.V. Elektriciteits Productiemaatschappij Zuid-Nederland (EPZ), o.a. eigenaar van de kerncentrale in Borssele.  
Het bedrijf Delta N.V., tevens voor 50% eigenaar van EPZ, heeft de verkoop van dit bedrijfsonderdeel van Essent aan RWE in 2009 bij de rechter aangevochten. Als consequentie op deze gerechtelijke procedure is in 2009 het 50% belang van Essent in EPZ tijdelijk ondergebracht bij Publiek Belang Elektriciteitsproductie B.V. (“PBE”).  

In 2010 is op gezamenlijk initiatief van de aandeelhouders van PBE en de provincie Zeeland als belangrijkste aandeelhouder van Delta N.V. een bemiddelingstraject gestart om het geschil tussen partijen op te lossen.

In 2011 is dit bemiddelingstraject succesvol afgerond. Op 30 september 2011 is, 2 jaar na de verkoop van de aandelen Essent, het 50% belang in EPZ alsnog geleverd aan RWE.  
PBE blijft bestaan met een beperkt takenpakket. PBE zal de zaken afwikkelen die uit de verkoop voortkomen. Daarnaast is PBE verplichtingen aangegaan in het kader van het Convenant Borging Publiek Belang Kerncentrale Borssele uit 2009. Hiermee is een termijn van 8 jaar na verkoop gemoeid.  

Na een statutenwijziging in de Algemene Vergadering van Aandeelhouders op 14 december 2011 is de inrichting van PBE aangepast naar de status van een SPV, vergelijkbaar met o.a. Verkoop Vennootschap B.V..  
6. Risico’s voor de financiële positie van de gemeente Het risico en daarmee de aansprakelijkheid voor de aandeelhouders is beperkt tot de hoogte van het nominale aandelenkapitaal van deze vennootschap (totaalbedrag € 1.496.822) (art 2.:81 BW).
7. Ontwikkelingen Binnen PBE is nog een bedrag van € 1,6 mln.(merendeel aandelenkapitaal) achtergebleven om mogelijke zaken die uit de verkoop voortkomen af te wikkelen.  
De vennootschap zal pas in 2019 kunnen worden geliquideerd omdat zij partij is een aantal andere juridische overeenkomsten die bij de verkoop van Essent/EPZ aan RWE zijn afgesloten.
8. Eigen vermogen begin 2017
Eigen vermogen eind 2017
€ 1,6 miljoen
€ 1,6 miljoen
9. Vreemd vermogen begin 2017
Vreemd vermogen eind 2017
€ 118.000 
€ 118.000
10. Jaarresultaat 2017 € 15.000

 

Verkoop Vennootschap ('s-Hertogenbosch)  
1. Partijen 6 provinciale en 130 gemeentelijke aandeelhouders. 
2. Bestuurlijk belang Het aandeel van de gemeente Losser bedraagt 0,02%.
3. Financieel belang 0,02% van de waarde.
4. Prestaties-effecten In het kader van de verkoop in 2009 van Essent aan RWE hebben de Verkopende Aandeelhouders een aantal garanties en vrijwaringen gegeven aan RWE. Het merendeel van deze garanties en vrijwaringen is door de Verkopende Aandeelhouders overgedragen aan Verkoop Vennootschap.
 
Ter verzekering van de betaling van eventuele schadeclaims had RWE bedongen dat een deel van de verkoopopbrengst door de Verkopende Aandeelhouders gedurende een bepaalde tijd in het General Escrow Fonds wordt aangehouden. Buiten het bedrag dat in het General Escrow Fonds zal worden gehouden, waren de Verkopende Aandeelhouders niet aansprakelijk voor inbreuken op garanties en vrijwaringen.
 
Daarmee was de functie van Verkoop Vennootschap B.V. dus tweeërlei:
• namens de Verkopende Aandeelhouders eventuele garantieclaim procedures voeren tegen RWE;
• het geven van instructies aan de escrow agent wat betreft het beheer van het bedrag dat in het General Escrow Fonds is gestort. Het General Escrow Fonds wordt belegd conform de FIDO/RUDDO-regels, die gelden voor decentrale overheden.
 
Het vermogen in het General Escrow Fonds was bij de oprichting van het fonds in 2009, € 800 mln.  
In april 2011 is het eerste deel (€ 360 mln.) en in september 2015 (€ 326,9 mln.) is het tweede deel van het General Escrow minus gemelde claims door RWE, vrijgevallen en aan de aanhouders uitgekeerd.
 
Eind juni 2016 zijn RWE en Verkoop Vennootschap BV tot een compromis gekomen voor de afwikkeling van alle (fiscale) claims, te weten EUR 29.768.308. Het restbedrag in het General Escrow Fonds van EUR 83.090.962,93 is door JP Morgan uitbetaald aan Verkoop Vennootschap BV. Het restantbedrag afgerond € 83.090.962,93 is door JP Morgan uitbetaald aan de vennootschap. Op het moment vindt doorbetaling plaats aan de
aandeelhouders naar rato van hun belang in Verkoop Vennootschap B.V.
5. Voortgang
6. Risico’s voor de financiële positie van de gemeente Het financiële risico is na de liquidatie van het General Escrow Fonds relatief gering en beperkt tot de hoogte van het werkkapitaal en het nominale aandelenkapitaal van deze vennootschap (totaalbedrag € 20.000), art 2.:81 BW.
7. Ontwikkelingen Eind juni 2016 is het General Escrow Fonds geliquideerd.  De vennootschap zal pas in 2019 kunnen worden geliquideerd omdat zij partij is een aantal andere juridische overeenkomsten die bij de verkoop van Essent aan RWE zijn afgesloten.
8. Eigen vermogen begin 2017
Eigen vermogen eind 2017
€ 1,2 miljoen

€ 1,1 miljoen
9. Vreemd vermogen begin 2017
Vreemd vermogen eind 2017
€ 20.000

€ 20.000
10. Jaarresultaat 2017 € 50.000

 

CBL-Vennootschap ('s-Hertogenbosch)  
1. Partijen 6 provinciale en 130 gemeentelijke aandeelhouders. 
2. Bestuurlijk belang  Het aandeel van de gemeente Losser bedraagt 0,02%. 
3. Financieel belang 0,02% van de waarde. 
4. Prestaties-effecten De functie van deze vennootschap is de verkopende aandeelhouders van energiebedrijf Essent (“Verkopende Aandeelhouders”) te vertegenwoordigen als medebeheerder (naast RWE, Essent en Enexis) van het CBL Escrow Fonds en te fungeren als "doorgeefluik" voor betalingen in en uit het CBL Escrow Fonds.  
Eind juni 2016 is het CBL Escrow Fonds geliquideerd. Het restantbedrag afgerond $ 19,1 miljoen. is door JP Morgan in de verhouding 50%-50% uitbetaald aan RWE en de vennootschap.  
Op het moment vindt, onder inhouding van $ 1 miljoen. en 15% dividendbelasting, doorbetaling plaats aan de aandeelhouders naar rato van hun belang in CBL Vennootschap B.V.
5. Voortgang
6. Risico’s voor de financiële positie van de gemeente Met de liquidatie van het CBL Escrow Fonds is alleen nog sprake van een risico en daarmee aansprakelijkheid voor de Verkopende Aandeelhouders ter hoogte van het bedrag dat wordt aangehouden in de vennootschap. ($ 1 miljoen.).
Daarnaast is het risico en daarmee de aansprakelijkheid voor de Verkopende Aandeelhouders relatief gering en beperkt tot de hoogte van het nominale aandelenkapitaal van deze vennootschap (totaalbedrag € 20.000), art 2.:81 BW.
7. Ontwikkelingen Het initieel vermogen in het CBL Escrow Fonds was bij de oprichting van het fonds in 2009, $ 275 miljoen. Eind juni 2016 is het CBL Escrow Fonds geliquideerd.  

Op het moment wordt nog een bedrag van $ 1 miljoen. aangehouden voor eventuele nakomende advies- en afwikkelingskosten. Verwachting is dat dit bedrag medio 2017 nog grotendeels vrij zal kunnen vallen en uitgekeerd kan worden aan de aandeelhouders.  
De vennootschap zal pas in 2019 kunnen worden geliquideerd omdat zij partij is een aantal andere juridische overeenkomsten die bij de verkoop van Essent aan RWE zijn afgesloten.
8. Eigen vermogen begin 2017
Eigen vermogen eind 2017
$ 1,0 miljoen
$ 1,0 miljoen
9. Vreemd vermogen begin 2017
Vreemd vermogen eind 2017
$ 150.000 
$ 165.000
10. Jaarresultaat 2017 $ 15.000

 

CSV Amsterdam ('s-Hertogenbosch)  
1. Partijen 6 provinciale en 130 gemeentelijke aandeelhouders. 
2. Bestuurlijk belang Het aandeel van de gemeente Losser bedraagt 0,02%.
3. Financieel belang 0,021%
4. Prestaties-effecten Op 9 mei 2014 is de naam van Claim Staat Vennootschap B.V. gewijzigd in CSV Amsterdam B.V.. De statuten zijn gewijzigd zodat de nieuwe organisatie nu drie doelstellingen vervult:
1. namens de Verkopende Aandeelhouders van Essent een eventuele schadeclaimprocedure voeren tegen de Staat als gevolg van de WON;
2. namens de Verkopende Aandeelhouders eventuele garantieclaim procedures voeren tegen RECYCLECO B.V. (“Waterland”);
3. het geven van instructies aan de Escrow-agent wat betreft het beheer van het bedrag dat op de Escrow-rekening n.a.v. de verkoop van Attero is gestort.
5. Voortgang
6. Risico’s voor de financiële positie van de gemeente Het financiële risico is beperkt tot eventuele claims van Waterland als gevolg van garanties en vrijwaringen die door de Verkopende Aandeelhouders zijn afgegeven en tot het maximale bedrag van € 13,5 miljoen op de Escrow-rekening. Daarnaast is het risico en daarmee de aansprakelijkheid voor de aandeelhouders relatief gering en beperkt tot de hoogte van het nominale aandelenkapitaal van deze vennootschap (totaalbedrag € 20.000), art 2.:81 BW.
7. Ontwikkelingen De looptijd van deze vennootschap is afhankelijk van de periode dat claims (die door Waterland tot 5 jaar na completion (mei 2019) kunnen worden ingediend) worden afgewikkeld. Conform de koopovereenkomst zal de Escrow-rekening tot 5 jaar na completion blijven staan voor de afwikkeling van potentiële claims van Waterland
8. Eigen vermogen begin 2017
Eigen vermogen eind 2017
€ 92.000

€ 167.000
9. Vreemd vermogen begin 2017
Vreemd vermogen eind 2017
€ 150.000 

€ 225.000
10. Jaarresultaat 2017 € 75.000

 

Vordering op Enexis ('s-Hertogenbosch)  
1. Partijen  6 provinciale en 130 gemeentelijke aandeelhouders. 
2. Bestuurlijk belang Het aandeel van de gemeente Losser bedraagt 0,02%. 
3. Financieel belang 0,02% van de waarde. De lening is opgedeeld in 4 deelleningen met verschillende looptijden (met looptijden van 3. 5, 7 en 10 jaar). De eerste lening is in 2012 volledig afgelost , de tweede lening is in 2013 afgelost. In 2016 is de derde lening afgelost.
4. Prestaties-effecten Als gevolg van de invoering van de Wet Onafhankelijk Netbeheer (WON) in Nederland werd Essent per 30 juni 2009 gesplitst in een netwerkbedrijf (later Enexis) enerzijds en een productie- en leveringsbedrijf (het deel dat verkocht is aan RWE) anderzijds.  

Essent heeft eind 2007 een herstructurering doorgevoerd waarbij de economische eigendom van de gas- en elektriciteitsnetten binnen de Essent-groep zijn verkocht en overgedragen aan Enexis tegen de geschatte fair market waarde. Omdat Enexis destijds over onvoldoende contante middelen beschikte om de koopprijs hiervoor te betalen is deze omgezet in een lening van Essent. In de Wet Onafhankelijk Netbeheer was opgenomen dat er na splitsing geen financiële kruisverbanden mochten bestaan. Omdat het op dat moment niet mogelijk was om de lening extern te financieren is besloten de lening over te dragen aan de Verkopende Aandeelhouders van Essent. 

Op het moment van overdracht in 2009 bedroeg de vordering € 1,8 miljard. De vordering is vastgelegd in een lening-overeenkomst bestaande uit vier tranches
5. Voortgang -
6. Risico’s voor de financiële positie van de gemeente De aandeelhouders lopen zeer beheerst geachte risico’s op Enexis voor de niet -tijdige betaling van rente en/of aflossing en, in het ergste geval, faillissement van Enexis. Daarnaast is het risico en daarmee de aansprakelijkheid voor de aandeelhouders relatief gering en beperkt tot de hoogte van het nominale aandelenkapitaal van deze vennootschap (totaalbedrag € 20.000), art 2.:81 BW. 
7. Ontwikkelingen Op het moment resteert alleen nog de lening van de 4e tranche. De 4e tranche mag niet vervroegd worden afgelost. Afhankelijk van het resultaat van een aantal financiële ratio’s zou de 4e tranche eventueel geconverteerd kunnen worden in eigen vermogen.
8. Eigen vermogen begin 2017
Eigen vermogen eind 2017
€ 0


€ 15.000
9. Vreemd vermogen begin 2017
Vreemd vermogen eind 2017
 € 362,3 miljoen


 € 362,3 miljoen
10. Jaarresultaat 2017 € 15.000

 

Stichtingen & verenigingen

 

Stichting WiL (Losser)  
1. Partijen  Gemeente Losser 
2. Bestuurlijk belang De stichting kent een raad van bestuur en een raad van toezicht. De raad van bestuur is belast met het besturen van de stichting. De raad van toezicht stelt het aantal bestuurders vast. De bestuurder(s) worden benoemd door de raad van toezicht. De raad van toezicht wordt benoemd door het college van Losser. Leden zijn de leden van het college van Losser. 
3. Financieel belang De stichting voert in opdracht van de gemeente Losser de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) uit. Voor de uitvoering van de Wsw ontvangt de gemeente jaarlijks een subsidie van het Rijk. Daarnaast draagt de gemeente jaarlijks uit eigen middelen bij in het exploitatietekort. De gemeentelijke bijdrage in 2017 is in de meerjarenbegroting geraamd op € 835.500.
4. Prestaties-effecten  Het doel van de Wsw is het bieden van passende arbeid aan inwoners van de gemeente met een arbeidshandicap. De uitvoering van de Wsw is een verplichting voor de gemeenten. De rijkssubsidie is echter ontoereikend, waardoor tekorten voor rekening komen van de gemeente.
5. Voortgang De stichting Werken in Losser is in 2017 verantwoordelijk voor de gehele Wsw-populatie in de gemeente Losser. De afdeling WIZ voert de regie op de uitvoering. Voor de organisatie van het werk en de begeleiding van SW-medewerkers die aangewezen zijn op een beschutte werkomgeving, koopt stichting Werken in Losser vanaf 1 januari 2015 de diensten in van het Sw-bedrijf Larcom.
6. Risico’s voor de financiële positie van de gemeente Het Rijk stelt jaarlijks het landelijk macrobudget WSW vast. Dit macrobudget is gebaseerd theoretische verwachtingen t.a.v. het verloop in de WSW-populatie. De realisatie laat echter een geheel ander beeld zien waardoor het directe gevolg is dat de rijksbijdrage per WSW-er nog sterker terug zal lopen dan aanvankelijk geraamd. Vooralsnog ziet het er niet naar uit dat de staatssecretaris aanvullende maatregelen neemt.
7. Ontwikkelingen Met de inwerkingtreding van de Participatiewet vanaf 1 januari 2015 is er geen nieuwe instroom in de Wsw meer mogelijk. De huidige Wsw-ers behouden hun dienstverband en alle rechten die daarmee samenhangen. Door natuurlijk verloop zal de huidige Wsw-populatie in de gemeente Losser daarom geleidelijk afnemen.
8. Eigen vermogen begin 2017
Eigen vermogen eind 2017
n.n.b.

n.n.b.
9. Vreemd vermogen begin 2017
Vreemd vermogen eind 2017
n.n.b.

n.n.b. 
10. Jaarresultaat 2017 € 0 

 

Overige verbonden partijen

 

Regionale uitvoeringsdienst (Almelo)  
1. Partijen De veertien Twentse gemeenten en de provincie Overijssel
2. Bestuurlijk belang Het bestuur van de Regionale Uitvoeringsdienst bestaat uit vijftien leden zijnde de vertegenwoordigers van de deelnemende colleges. Het bestuurslid wordt aangewezen door het college. Voor de gemeente Losser is dit burgemeester Sijbom. Plaatsvervanger is de heer J.M. van Rees.
3. Financieel belang De gemeente Losser betaalt voor 2017 een vaste bijdrage van circa € 31.000. 
4. Prestaties-effecten Er zijn kwaliteitscriteria voor het VTH-gebied opgesteld. Door samenwerking in het kader van de RUD wordt gestreefd hier aan te voldoen.
5. Voortgang Er is sprake van samenwerking en uitwisseling en uitvraag van personeel.
6. Risico’s voor de financiële positie van de gemeente De RUD moet zorgen voor een kwaliteitsslag en efficiënter werken. Het risico van de netwerkorganisatie is afstemming. 
7. Ontwikkelingen De RUD zal door ontwikkelen naar een fysieke RUD. Over hoe deze precies vorm zal worden gegeven, zal in de loop van 2016/2017 meer duidelijkheid komen. Dan is ook duidelijk welke werkzaamheden en welke medewerkers overgaan naar deze RUD. Er zal een gemeenschappelijke regeling worden opgesteld. Afhankelijk van de precieze vormgeving van de RUD is er ook meer duidelijkheid over de eventuele kosten die dit met zich mee zal brengen.
8. Eigen vermogen begin 2017
Eigen vermogen eind 2017
n.v.t.

n.v.t. 
9. Vreemd vermogen begin 2017
Vreemd vermogen eind 2017
n.v.t.

n.v.t.
10. Jaarresultaat 2017 n.n.b.

 

Euregio (Enschede-Gronau)  
1. Partijen De EUREGIO is een samenwerkingsverband van 129 Nederlandse en Duitse gemeenten, steden en (Land-)Kreise  uit  de  deelgebieden  Vechtdal,  regio  Twente,  regio  Achterhoek,  de  Landkreise  Grafschaft Bentheim, Emsland en Osnabrück, de steden Osnabrück en Münster en de Kreise in het Münsterland. 
2. Bestuurlijk belang De Euregio heeft een Algemeen Bestuur, een Euregioraad en een dagelijks bestuur. Losser heeft twee vertegenwoordigers in het Algemeen Bestuur (de heer Haamberg en de heer Van Rees) en vanuit het Algemeen Bestuur één vertegenwoordiger in het Euregioraad (de heer Haamberg). Burgemeester Sijbom heeft zitting in het dagelijks bestuur.
3. Financieel belang De gemeente Losser betaalt vanaf 1 januari 2016  een lidmaatschapsbijdrage van € 0,29 per inwoner.
4. Prestaties-effecten De EUREGIO heeft als taak de regionale grensoverschrijdende samenwerking van haar leden te bevorderen, te ondersteunen en te coördineren. De EUREGIO is voor haar leden ten behoeve van hun belangen en uitsluitend grensoverschrijdend actief met het doel hun gezamenlijke belangen tegenover internationale, nationale en andere organisaties te behartigen.
5. Voortgang De rechtsvorm van de Euregio is per 1 januari 2016 omgezet van een Duitse privaatrechtelijke rechtsvorm naar een grensoverschrijdend openbaar lichaam. Vanaf dat moment nemen de Nederlandse gemeente ook formeel deel aan de Euregio.
6. Risico’s voor de financiële positie van de gemeente De lidmaatschapsbijdragen voor Nederlandse en Duitse deelnemers zijn per 1 januari 2016 geharmoniseerd. Dit heeft geleid tot een verlaging van de bijdrage van de Nederlandse gemeenten. Het is de vraag of met deze nieuwe lidmaatschapsbijdrage een structureel gezonde situatie kan worden bereikt, zonder dat er een beroep hoeft te worden gedaan op de reserves.
7. Ontwikkelingen De Regio Twente is tot nu toe steeds de intermediair voor de Twentse gemeenten geweest bij de invulling van hun rol in de Euregio. Het lijkt erop dat de Regio Twente, maar dan zonder formele basis, in de toekomst blijft vervullen. 
8. Eigen vermogen begin 2017
Eigen vermogen eind 2017
€ 1.081.187

€  1.119.656
9. Vreemd vermogen begin 2017
Vreemd vermogen eind 2017
-


-
10. Jaarresultaat 2017 €  38.469

 

3.7. Grondbeleid

Inleiding

In het kader van het Besluit Begroting en Verantwoording 2004 (BBV 2004) dient de gemeente in haar begroting en jaarrekening een afzonderlijke paragraaf op te nemen op het gebied van het grondbeleid. Deze informatie-eis vloeit voort uit de (rijks-)nota Op Grond Van Nieuw Beleid (2001), waarin aandacht wordt geschonken aan de wens het gemeentelijk grondbeleid transparanter te maken. Deze paragraaf schetst de kaders en uitgangspunten van het grondbeleid van de gemeente Losser. Doelstelling van deze paragraaf is het geven van inzicht in de huidige en toekomstige ontwikkelingen en financiële situatie van het grondbedrijf, bestaande uit de lopende grondexploitaties (grexen) en de grondvoorraden. De term grondexploitaties staat synoniem voor bouwgronden in exploitatie (Bie).

Met ingang van 2016 heeft de commissie BBV de regels voor grondbedrijven gewijzigd. Verderop in deze paragraaf wordt nader ingegaan op de verwachte consequenties.

Doel en uitgangspunten grondbeleid

De Nota grondbeleid is in 2014 geactualiseerd. Het kunnen leveren van maatwerk in de uitgifte en het jaarlijks taxeren van de grondprijzen zijn onderdeel van het nieuwe grondbeleid. Het blijkt dat kopers deze opstelling zeer waarderen. Begin 2015 is bij het vaststellen van de grondprijzen daar nog aan toegevoegd dat een kavel in omvang kan worden aangepast (maximaal 15%) zonder dat grondprijs opnieuw moet worden getaxeerd. Hiermee kan snel worden ingespeeld op vragen van kopers.

In 2016 is het uitgiftebeleid verder geactualiseerd met als doel de kavelverkoop verder te stimuleren. Met name de uitgiftemethodiek is aangepast.

Woningbouwprogrammering

Als kader voor de lokale woonvisie van Losser is een Twentse woonvisie opgesteld, waarin de gezamenlijke uitgangspunten van de vereniging Woon (de gezamenlijke corporaties), de Twentse gemeenten en de provincie zijn vermeld. Die uitgangspunten vormen eveneens de basis voor een nieuwe gemeentelijke Woonvisie. Inmiddels heeft een concept van de Woonvisie voor inspraak ter inzage gelegen en heeft overleg plaatsgevonden met de buurgemeenten. De Woonvisie is in 2016 door de raad vastgesteld. 

Ontwikkelingen

Met ingang van 2016 heeft de commissie BBV de regels voor grondbedrijven gewijzigd. Op basis van een globale doorrekening bedraagt met de huidige inzichten de totale verwachte verbetering voor het grondbedrijf ruim € 1.500.000. Dit is grotendeels een administratieve verbetering ten gevolge van de gewijzigde boekhoudkundige systematiek. Hieronder lichten we de individuele financiële effecten toe (peildatum 1 januari 2016).

Fondsafdracht

De systematiek voor de fondsafdrachten wijzigt zodanig dat het vanaf 2016 niet meer is toegestaan om tussentijds toevoegingen te doen aan een voorziening voor bovenwijkse voorzieningen. Sparen kan alleen achteraf plaatsvinden via resultaatsbestemming. Hiertoe dient een afzonderlijke reserve ingesteld te worden. Bestaande voorzieningen per ultimo 2015 mogen worden gehandhaafd en kunnen volgens planning worden afgewikkeld. Dit leidt tot een verbetering van circa € 610.000 van de lopende grondexploitaties. Per saldo zal het effect nihil zijn wanneer de jaarlijkse dotatie wijzigt in een dotatie ineens achteraf na afsluiting van de winstgevende grondexploitatie.

Rentetoerekening

De toegestane toe te rekenen rente aan grondexploitaties moet worden gebaseerd op de daadwerkelijk te betalen rente over het vreemd vermogen gecorrigeerd voor de verhouding vreemd vermogen/totaal vermogen. Gezien het feit dat de grondexploitaties winstgevend zijn, levert de gewijzigde rentetoerekening naar verwachting in totaal een nadeel voor de grondexploitatie op van € 210.000. Voor de algemene dienst is dit een treasury voordeel.

Disconteringsvoet

Voor verliesgevende grondexploitaties wordt deze voor alle gemeenten gelijk gesteld aan het maximale meerjarig streefpercentage van de Europese Centrale Bank voor de inflatie binnen de Eurozone en komt op 2% per jaar. Bij winstgevende grondexploitaties kan de effectieve rente gecorrigeerd voor vreemd vermogen/totaal vermogen als disconteringsvoet worden gehanteerd. Aanpassing van de discontovoet leidt tot een verbetering van de lopende grexen tot een bedrag van circa € 700.000. Dit heeft geen nadelig effect op de algemene dienst, omdat het ten gunste komt van het geraamde resultaat van de grexen. 

Activering kosten conform kostensoortenlijst Besluit ruimtelijk ordening (Bro)

Het verplicht aansluiten op de kostenverhaalsmogelijkheden zoals benoemd in het Bro leidt tot een verwachte verbetering van circa € 310.000 voor de lopende grexen. Wel neemt het risico op verslechtering van resultaten toe, omdat vooral de post ‘onvoorzien’ is geschrapt uit de kostenramingen. De mogelijkheden worden onderzocht om onvoorzien toch te handhaven. De voorwaarden hiertoe zijn aangescherpt.

Verschuiving van Niegg naar MVA

De afschaffing van de categorie Niegg (niet in exploitatie genomen gronden) betekent een verschuiving van de gronden naar de MVA (materiele vaste activa) als 'strategische gronden' op de balans. Hierdoor ontstaat er een beperking van de ruimte in de waarderingsmogelijkheden en de rente- en kostentoerekening. De grondvoorraad leidde in 2015 tot een afboeking van circa € 140.000. Wanneer de grondvoorraad op de balans verschuift naar de MVA, dan komt het eventuele verlies naar rato ten laste van de algemene dienst. 

Maximale looptijd grexen tien jaar

De maximale looptijd voor grexen wordt tien jaar, tenzij beheermaatregelen worden genomen conform BBV. Hier kan alleen goed gemotiveerd van worden afgeweken. Een eventuele verkorting van looptijden van grexen naar maximaal tien jaar heeft geen effect, aangezien de looptijden korter danwel maximaal tien jaar bedragen.

Vennootschapsbelasting (Vpb)

Vanwege de complexiteit van het onderwerp in relatie tot gemeentelijke grondbedrijven is er nog niet op alle onderdelen duidelijkheid en overeenstemming. De uitleg en toepassing van de Vpb wet zijn nog niet definitief uitgekristalliseerd. De Belastingdienst werkt met de koepelorganisaties (VNG/VvG/IPO) samen. Hiervoor hebben ze de Samenwerking Vennootschapsbelasting Lokale Overheden (SVLO) opgericht. Doel is om gemeentelijke grondbedrijven te ondersteunen bij het implementatietraject van de Vpb plicht. Vanuit fiscaal perspectief bestaan de volgende aandachtsgebieden:

  • Fiscale risico’s en fiscale strategie.
  • Inbedding fiscaal proces en verantwoordelijkheden in de organisatie.
  • Juiste en volledige vastlegging met primair het oog op de jaarlijkse aangifte en het opstellen van de fiscale openingsbalans.

Eind 2015 heeft het SVLO de Handreiking vennootschapsbelasting en gemeentelijk grondbedrijf gepubliceerd. De handreiking geeft gemeentelijke grondbedrijven het kader waarbinnen zij hun fiscale positie kunnen vaststellen. Om te bepalen in hoeverre het grondbedrijf Vpb plichtig is dienen eerst de activiteiten afgebakend te worden welke Vpb plichtig zijn. Dit zijn de bouwgronden in exploitatie oftewel de actieve grondexploitaties. Vervolgens wordt gekeken in hoeverre er sprake is van fiscale winst. Hiertoe dienen de resultaten van de Bie gecorrigeerd te worden om te bepalen of er in fiscale zin ook sprake is van winst. Als dat het geval is dient de fiscale openingsbalans per 1 januari 2016 opgesteld te worden. Op basis van een verkennende analyse is gekeken of het grondbedrijf Losser Vpb plichtig zal worden. Uit deze analyse blijkt dat dat het geval is. Met de huidige inzichten bedraagt de indicatie van de totale Vpb last op peildatum 1 januari 2016 circa € 300.000. Afhankelijk van de werkelijke realisatie dient de Vpb verspreid over de looptijd van de grondexploitaties (10 jaar) jaarlijks afgedragen te worden. Dit betreft voor alle duidelijkheid een voorlopige indicatie. Er dient met de belastingdienst overeenstemming bereikt te worden over de gehanteerde uitgangspunten. Er bestaan nog veel onzekerheden in de landelijke discussie die impact kunnen hebben op de uitkomst. Na afstemming met de belastingdienst kan de fiscale openingsbalans met peildatum 1 januari 2016 vastgesteld worden. Overigens een eventuele Vpb last zal een resultante op gemeenteniveau zijn van de Vpb over de diverse ondernemingsactiviteiten binnen de gemeente.

Actuele vermogenspositie grondexploitatie

Jaarlijks worden de uitkomsten van de grondexploitaties afgezet tegen de kostprijsopzetten en worden verschillen die zich voordoen ten opzichte van de kostprijsopzet tot het jaarresultaat gerekend. De uitgaven en inkomsten worden verwerkt in de boekwaarde zodat deze overeenkomt met het bedrag van de kapitaaluitgaven aan het einde van het boekjaar. Jaarlijks wordt de grondexploitatie herzien met als vertrekpunt de boekwaarde. Deze paragraaf is zowel opgenomen in de begroting (vooruitkijken) als in de jaarrekening (verantwoording). De vermogenspositie van de grondexploitatie bestaat uit twee componenten, te weten: 

  • het geïnvesteerde vermogen van de complexen per 31-12-2015 (boekwaarde);
  • de prognoses van de complexen (exploitatieopzetten).

Het laatste deel is een belangrijk aspect bij de beoordeling van de resultaatontwikkeling in de jaren (winstgevendheid grondexploitatie) en bij de beoordeling van de actuele vermogenspositie van de grondexploitatie. In de raadsvergadering van 11 juli 2016 zijn de herziene grondexploitaties vastgesteld. De hierbij gehanteerde uitgangspunten handhaven we voor onderhavige grondexploitaties.

In exploitatie genomen plannen (bedragen in €'s)

 Complex Boekwaarde 31-12-2015 Prognose eindresultaat  Einddatum prognose  Resultaat  31-12-2016 
 Saller  1.265.000  7.775.000 31-12-2023  5.880.000
 Lutte Zuid  -49.000  446.000 31-12-2016  446.000
 Luttermolenveld  1.218.000  6.000 31-12-2022  5.000
 Geurmeij  1.922.000  416.000  31-12-2025  291.000
 't Zijland  -1.718.000 175.000  31-12-2018  160.000
 Totaal  2.638.000 8.643.000   6.782.000

De Saller

Het complex bestaat uit een gerealiseerd deel (1e fase) en een deel dat in ontwikkeling is (2e fase). De 2e fase bestaat uit drie delen (2A, 2B en 2C). Gelijktijdig met het bestemmingsplan voor de 2e fase is de exploitatieopzet in 2010 door de raad vastgesteld. In 2015 is het bouwrijp maken van fase 2A en 2B afgerond. De aanbestedings-, synergie en rentevoordelen die hierbij zijn behaald, zijn reeds gecommuniceerd. Conform planning is in 2015 gestart met het partieel woonrijp maken van fase 2B. Het woonrijp maken van fase 2B is afgestemd op de bouw van de woningen. Per medio 2016 zijn er drie kavels verkocht en vier kavelopties genomen. Ondanks dat de particuliere kavelverkoop volgens prognose verloopt, is de vraag of we de uitgifteprognose voor 2016 halen afhankelijk van de opstelling van onze contractpartner ten aanzien van de afname in fase 2B. Na een betrekkelijk lange procedure heeft de Rechtbank begin 2015 uitspraak gedaan. De gemeente is in het gelijk gesteld en onze contractspartner is veroordeeld tot afname van verschuldigde kavels in fase 2A en betaling van de koopsom. De betaling heeft in 2015 plaatsgevonden. Hiertegen is hoger beroep ingesteld door onze contractpartner. In dit hoger beroep wordt naar verwachting eind 2016 uitspraak gedaan. Voor de levering van kavels in fase 2B is op basis van het contract nader overleg tussen partijen vereist. Er wordt al geruime tijd overleg gevoerd met onze contractpartner. Ondanks het vertrouwen in het bereiken van een minnelijke oplossing kan een moeizaam vervolgproces niet worden uitgesloten. Als achtervang zijn de kavels inmiddels conform contract aan onze contractpartner aangeboden. Naar verwachting starten we in 2017 met de uitwerking van het bestemmingsplan voor fase 2C. Waarna aansluitend het bouwrijp maken van deze fase gestart kan worden.

De Lutte Zuid

Dit complex is in 2004 in exploitatie genomen. Het bevat de realisatie van een bedrijventerrein en een woningbouwgedeelte. Alle kavels op het bedrijventerrein zijn ultimo 2007 verkocht en van dit deelplan is tevens het woonrijp maken afgerond. In boekjaar 2009 en 2010 zijn winsten gerealiseerd van € 350.000 en € 170.000. Het bouwrijp en woonrijp maken is nagenoeg gereed. De nog uit te voeren werkzaamheden zijn minimaal. Van de vier kavels is er medio 2016 één in optie. Hiermee blijft de prognose onzeker dat de grondexploitatie in 2016 afgesloten wordt. We houden er rekening mee de einddatum wederom met een jaar te verlengen. Omdat de boekwaarde negatief is, heeft vertraging geen negatief effect op het resultaat.

't  Luttermolenveld

Het bestemmingsplan Luttermolenveld is in februari 2009 in werking getreden en vanaf januari 2010 is het plan onherroepelijk. Eind 2010 heeft de gemeente conform de overeenkomst van februari 2006 circa 11.000 m² bouwrijpe grond afgenomen van de projectontwikkelaar. Waarna het complex in 2011 in exploitatie is genomen. Ter verbetering van de ontsluiting heeft de gemeente overeenstemming bereikt over de verwerving van een perceel. Verder wordt er een insteekweg aangelegd ter verbetering van de verkaveling. Vanwege voorgenoemde aanpassingen is een wijziging van het bestemmingsplan vereist. Naar verwachting wordt in 2016 gestart met de werkzaamheden. Daarnaast is er tevens sprake van een tegenvaller. Het plangebied heeft te maken met wateroverlast. Er dient daarom een IT-riool aangelegd te worden ter verbetering van de ontwatering. Deze onvoorziene kostenpost leidt mogelijk tot een zodanige verslechtering van het resultaat dat er een verlies ontstaat. Dit verlies kan naar verwachting worden gedekt uit de reserve grondbedrijf. Medio 2016 zijn er twee kavels verkocht en vier in optie. Hiermee loopt de verkoop conform prognose. Het leveren van maatwerk kavels biedt gegadigden de flexibiliteit tot op zekere hoogte te schuiven met perceelgrenzen danwel kavels samen te voegen. Dit speelt momenteel bij de in optie genomen kavels.

Geurmeij

In Overdinkel zijn plannen ontwikkeld om aan de Weverstraat en Pastoor van Laakstraat woningbouw te realiseren. Mede vanwege de lopende processen tussen woningcorporaties, Twentse gemeenten en provincie, over de vorming van een regionale woonvisie met daaropvolgend de actualisatie van de gemeentelijke woonvisie, is de planvoorbereiding bevroren totdat definitieve besluitvorming heeft plaatsgevonden. Hierop anticiperend is een gefaseerde aanleg voorzien in vier fasen. In de eerste fase zijn momenteel veertien kavels gepland. De voorbereidingen van de bouwrijp werkzaamheden van de eerste zeven kavels, gelegen aan de Pastoor van Laakstraat, zijn gestart.

Bij de voorbereidingen van het bouwrijp maken is een tegenvaller geconstateerd. Bij de oorspronkelijke kostenramingen is de reconstructie van de Pastoor van Laakstraat onterecht niet meegenomen. Dit is wel noodzakelijk voor een goede aansluiting op het plangebied en de inrichting van dit deel van de Pastoor van Laakstraat als 30 kilometer weg. Dit leidt tot een verslechtering van het resultaat. De verwachting is dat het binnen de grondexploitatie opgevangen kan worden en de reserve grondbedrijf niet aangesproken hoeft te worden. Verder is in 2015 de termijn voor het indienen van planschadeclaims verstreken. De laatste planschadeclaims zijn in 2016 gehonoreerd. Medio 2016 loopt er nog één beroepsprocedure tegen het collegebesluit tot planschadevergoeding. Al met al verwachten we een lichte overschrijding ten opzichte van de ramingen, welke gebaseerd zijn op het planschade taxatierapport.

In 2017 verwachten we conform planning de overige zeven kavels van fase één, nabij de Weverstraat, bouwrijp te maken. Mogelijk dat het gelijktijdig bouwrijp maken van de eerste zeven kavels van fase twee synergie oplevert. De knip in fasen is zodanig dat er ruimtelijk gezien per fase een afgerond geheel wordt gevormd. In het kader van de opgave voor het terugdringen van de plancapaciteit komen fase twee tot en met vier nog steeds voor realisering in aanmerking, uiteraard afhankelijk van de toekomstige behoefte.

’t Zijland

In 2008 is er een overeenkomst gesloten tussen de gemeente Losser en Domijn. Als gevolg van de markomstandigheden en gewijzigde regelgeving kon Domijn het oorspronkelijk programma niet realiseren. De gemeente en Domijn hebben daarom heronderhandeld over een aangepaste overeenkomst. Eind 2013 is deze overeenkomst ondertekend. Uitgangspunt van de gewijzigde overeenkomst vormen de financiële afspraken zoals deze in 2008 zijn vastgelegd. Over de meerkosten archeologie zijn aanvullende afspraken gemaakt. Op basis van de nieuwe overeenkomst is in 2013 krediet bij de raad aangevraagd waarbij de grondexploitatie ’t Zijland formeel geopend is. Conform planning is in 2015 begonnen met de bouwrijp werkzaamheden rondom de negentien grondgebonden woningen in de eerste fase. Deze worden in de tweede helft van 2016 door Dura Vermeer gerealiseerd. In 2016 begint Domijn in fase twee met de bouw van één van de twee appartementencomplexen. De bouwrijp werkzaamheden zijn qua planning hierop afgestemd.

Overzicht met betrekking tot niet in exploitatie genomen gronden (Niegg)

Groep Omschrijving Oppervlakte in m² Boekwaarde 31-12-2015 Getroffen voorziening Gecorrigeerde boekwaarde
Restpercelen Losser 153.286 5.003.500 3.830.000 1.173.500
  Overdinkel 49.127 662.197 350.000 313.350
  De Lutte 27.264 781.000 644.000 137.000
  Glane 5.244 24.000   24.000
  Totaal restpercelen 234.921 6.470.697 4.824.000 1.647.850
NNIEGG vm Top Craft terrein 25.836 1.799.000   1.799.000
  Overdinkel / terrein Naafs 1.000 215.803   214.650
  Totaal toekomstige expl. 26.836 2.014.803 2.013.650
Ruilgronden Losser  93.983 427.000   427.000
  Overdinkel 48.760 166.000   166.000
  Glane 14.145 17.000   17.000
  Totaal ruilgronden 156.888 610.000 610.000
Gronden in erfpacht Losser (tennishal) 4.250 91.000   91.000
  Losser (carnavalsvereniging) 3.156 7.000   7.000
  De Lutte (carnavalsvereniging) 1.990 2.000   2.000
           
  Totaal erfpacht 9.396 100.000 100.000
TOTAAL   428.041 9.195.500 4.824.000 4.371.500

Vanwege de in 2014 verscherpte BBV-regelgeving omtrent de waardering van de Niegg heeft er een herrubricering van de grondvooraad in het grondbedrijf plaatsgevonden. Deze herrubricering is overigens zonder financiële consequenties doorgevoerd bij de jaarrekening 2014. Met ingang van 2016 heeft de Commissie BBV opnieuw de regelgeving aangescherpt. Behoudens de overgangsbepalingen met een looptijd van vier jaar. De afschaffing van de categorie Niegg betekent een verschuiving van de gronden naar de MVA (materiele vaste activa) als 'strategische gronden' op de balans. Voor de ruilgronden en restpercelen dient een vergelijkbare herrubricering plaats te vinden. Wanneer een perceel een ‘economische’ ofwel ‘maatschappelijke’ functie heeft, wordt deze als MVA gekwalificeerd. Anders wordt de kwalificatie ‘onderhanden werk’. Bij de MVA ontstaat er een beperking van de ruimte in de waarderingsmogelijkheden en een wijziging in de rente- en kostentoerekening. Dit zou onder meer kunnen betekenen dat de boekwaarde van desbetreffende locaties afgeboekt dient te worden naar de marktwaarde op basis van huidige bestemming. Hiervoor kunnen overigens de al getroffen voorzieningen worden aangesproken.

De boekwaarde per vierkante meter heeft onder de MVA geen toegevoegde waarde meer, aangezien de waardeontwikkeling niet meer hoeft te worden gevolgd. De boekwaarde per vierkante meter hoeft dan niet meer te worden toegelicht. Uiterlijk 31 december 2019 dienen de Niegg gewaardeerd te zijn conform de aangescherpte BBV-regelgeving. Al met al heeft dit vooral administratieve consequenties.

Restpercelen

Losser

Het perceel gelegen aan de Veldzijde wordt mogelijk verkocht aan een omwonende. De percelen gelegen aan de Wilgenkamp zijn vanwege vervuiling in het verleden deels afgeboekt. De resterende percelen kunnen verkocht worden. De verhoging van de boekwaarde in 2015 is zo minimaal dat deze na afronding gelijk is gebleven. Als gevolg van de herrubricering maken daarnaast de percelen gelegen in Losser noord, bij de Steenfabriek (excl. opstallen) en Gronausestraat (incl. opstallen) ook onderdeel uit van de rubriek restpercelen Losser. De toename van de bijbehorende boekwaarde in 2015 is wel volledig als verlies genomen. Deze bedraagt € 54.000 en is reeds bij de jaarrekening 2015 verwerkt. De getroffen voorziening bedraagt € 3.830.000 en blijft vooralsnog gehandhaafd.

Overdinkel

In het kader van de landinrichting is de gemeente door middel van een grondruil eigenaar geworden van een aantal percelen grond. Getracht wordt de percelen te verkopen. De percelen zijn om niet in gebruik. De boekwaarde is in 2015 met € 2.000 toegenomen. De boekwaarde van deze percelen blijft hiermee lager dan de marktwaarde. Als gevolg van de herrubricering maken daarnaast de percelen gelegen aan de Invalsweg (afgesplitst), Goormatenweg en P. van Laakstraat onderdeel uit van restpercelen Overdinkel. De toename van de boekwaarde in 2015 van deze percelen is reeds bij de jaarrekening 2015 als verlies genomen. Deze bedraagt € 25.000. De getroffen voorziening bedraagt € 350.000 en blijft vooralsnog gehandhaafd.

De Lutte

Als gevolg van de herrubricering is het agrarische perceel gelegen aan de Stockakker van de NIEGG overgeboekt naar restpercelen De Lutte. De toename van de boekwaarde in 2015 van het perceel bedraagt € 7.000 en is reeds bij de jaarrekening 2015 als verlies genomen. De reeds getroffen voorziening ter hoogte van € 644.000 blijft vooralsnog gehandhaafd.

Glane

Tenslotte is het perceel gelegen aan de Meulderinksesch ook als gevolg van de herrubricering van de NIEGG overgeboekt naar restpercelen Glane. De toename van de boekwaarde in 2015 van bedraagt € 2.000 en is bij de jaarrekening 2015 als verlies genomen.

Toekomstige exploitatie

Voormalig Top Craft terrein

In 2007 is het voormalig Top Craft terrein met opstallen aan de Ravenhorsterweg te Losser aangekocht voor een bedrag van € 1.520.000 inclusief kosten. Het terrein is in beginsel bestemd voor toekomstige woningbouw onder meer in de vorm van collectief particulier opdrachtgeverschap (CPO). Ondanks dat dit terrein is gekwalificeerd als toekomstige ontwikkellocatie heeft het college voorzichtigheidshalve de verhoging van de boekwaarde ter hoogte van € 28.000 als verlies genomen bij de jaarrekening 2015. Er is vanuit de markt concrete belangstelling voor de ontwikkeling van dit terrein. Er worden onderhandelingen gevoerd met een projectontwikkelaar welke er mogelijk toe leiden dat er dit jaar een nieuwe grondexploitatie geopend wordt. Het onderhavige perceel zal dan van de Niegg worden overgeboekt naar de ‘in exploitatie genomen plannen’. De verwachting is overigens dat de grondexploitatie verliesgevend zal zijn.

Overdinkel

Met uitzondering van 1.000 m² gelegen aan de Invalsweg zijn alle onderhavige percelen als gevolg van de herrubricering overgeboekt van de Niegg naar restpercelen Overdinkel. Intentie is om het perceel te (her)ontwikkelen. De rente en beheerskosten van krap € 1.000 zijn bij de jaarrekening 2015 als verlies genomen.

Ruilgronden

Losser

Percelen ten zuiden van de Honingloweg worden momenteel verpacht. Thans is er deels sprake van bodembescherming in verband met grondwateronttrekking. Tenslotte wordt het perceel ten zuiden van de Hoofdstraat tussen de Dinkel en het industrieterrein vooralsnog in bezit gehouden als toekomstig ruilverkavelingsgebied. De boekwaarden van de ruilgronden worden niet verhoogd. Het genomen verlies over 2015 bedraagt daarom € 10.000. Overdinkel De percelen aan de Tiekenveenweg worden verpacht. De bodem is verontreinigd. Het betreft de oude stortplaats van de gemeente. Het perceel aan de Pastoor van Laakstraat wordt eveneens verpacht en wordt mogelijk betrokken bij een grondruil in het kader van de landinrichting. De toename van de boekwaarde in 2015 is als verlies genomen en bedraagt € 7.000.

Glane

De percelen rondom de Gronausestraat en de Glanergrensweg hebben strategisch een gunstige ligging. Ze worden in de toekomst mogelijk betrokken bij een grondruil. Er is bij de jaarrekening 2015 een verlies genomen van € 1.000 over de toename van de boekwaarde.