Bij de besluitvorming over de Kadernota 2018-2021 worden de beleidsmatige en financiële kaders voor de komende jaren vastgelegd. Idealiter is de Programmabegroting 2018 een financiële vertaling van de eerste jaarschijf uit de Kadernota. Om die reden worden voor beide producten uit de P&C-cyclus (zoveel als mogelijk) dezelfde uitgangspunten gehanteerd. Deze zijn geformuleerd in deze paragraaf. Daar waar de uitgangspunten in Kadernota en begroting van elkaar afwijken, wordt dit expliciet vermeld.
Peildatum
Bij het opstellen van de Kadernota is uitgegaan van de kennis en inzichten van 15 maart 2017.
Algemene uitkering /circulaires
Algemene uitkering uit het gemeentefonds wordt berekend op basis van de decembercirculaire 2016. Taakmutaties worden toegerekend aan de aangegeven taakvelden. Voor de Programmabegroting 2018 wordt uitgegaan van de meicirculaire 2017.
Er wordt, in afwijking van voorgaande jaren, gerekend met lopende prijzen. In de prijzen voor de verschillende jaarschijven is rekening gehouden met inflatie. Om die reden wordt aan de ‘kostenkant’ van het meerjarenperspectief ook rekening gehouden met de prijsontwikkeling.
Prijscompensatie materiële budgetten
Prijscompensatie = indexering
Op de interne materiële budgetten wordt prijscompensatie toegepast. Dit aan de hand van de prijs netto materiële overheidsconsumptie 2018 (imoc) uit het Centraal Economisch Plan 2017 van het CPB. Voor 2018 bedraagt de indexatie 1,6 %.
Voor 2019 en volgende jaren is de prijsontwikkeling van het bruto binnenlands product (afgekort als bbp). In de september- en decembercirculaire 2016 van het Gemeentefonds vormen deze percentages ook de basis.
Prijsontwikkeling bbp: 2019 t/m 2021
2019 | 2020 | 2021 |
1,1% | 1,3% | 1,6% |
CAO-ontwikkeling lonen
Uitgangspunt voor de loon- en prijsontwikkeling zijn de meest recente prognose. De looptijd van de huidige cao eindigt op 1 mei 2017. Er wordt uitgegaan van een ABP-premieverhoging, die leidt tot een stijging van de loonkosten met 1,4% van de loonsom (het werkgeversdeel). De VNG geeft aan dat de ruimte voor loonsverhogingen beperkt is, maar sluit het niet uit. Als aanname wordt uitgegaan van een loonsverhoging van 0,9% (het gecalculeerde prijsindexatie cijfer conform MEV'17 van het CPB). Per saldo is sprake van een ingeschatte loonkostenstijging van 2,3%.
Er wordt vanuit gegaan dat de loonkostenontwikkeling gelijke tred zal houden met het bbp. Voor de jaren na 2018 wordt de prijsontwikkeling uit bovenstaand schema dan ook aangehouden.
Subsidies
De budgetsubsidies worden geïndexeerd, op basis van de percentages die ook voor de gemeente Losser gelden.
Lokale heffingen
Inflatiecorrectie wordt toegepast op lokale heffingen. Dit geldt voor de heffingen waar geen directe kostenprijsberekening aan ten grondslag ligt (onroerende zaak-, woonforensen-, toeristenbelasting en leges). Op basis van een gewogen gemiddelde van 75% prijs (1,6 %) en 25% loon (2,3%) bedraagt de inflatiecorrectie 1,78 %.
Toerekenen van rente aan lopende investeringen
Investeringen die langer dan een kalenderjaar duren worden in het tweede jaar belast met de toerekening van de rekenrente over het geïnvesteerde bedrag.
Afschrijven en rente over investeringen
Afschrijvings- en rentelasten worden toegerekend in het jaar nadat een investering is gedaan/of het project is afgerond.
Rente
Voor de rentetoerekening naar de grondexploitaties wordt uitgegaan van de ‘Notitie rente 2017’ van de Commissie BBV. De berekeningssystematiek is verplicht voorgeschreven. Voor de berekening van de aan het Grondbedrijf toe te rekenen rente geldt daarbij een andere berekeningswijze, dan voor de aan de overige activa toe te rekenen rente. Hiermee is deze wijze van berekening ‘Vpb-proof’.
Voor de grondexploitatie geldt dat de toegestane toe te rekenen rente moet worden gebaseerd op de daadwerkelijk te betalen rente over het vreemd vermogen. Kortweg wordt het volgende rentepercentage aan de grondexploitatie toegerekend: het gemiddelde (betaalde) rentepercentage van de leningenportefeuille (kort en lang) x de verhouding vreemd vermogen en totaal vermogen.Dit percentage wordt meerjarig gebruikt.
Voor de rentetoerekening aan de taakvelden: de totale rentelasten (kort en lang), verminderd met de aan de grondexploitatie en specifieke projecten (Kulturhus) toe te rekenen rente, worden omgeslagen over de taakvelden.