6. Financieel resumé

Deze Voorjaarsnota is de opmaat voor de financiële toekomst van Losser in de komende vier jaar. Zoals aangegeven is de nota ‘beleidsarm’ om de nieuwe coalitie ruimte te bieden haar geformuleerde ambities in te brengen. Rekening houdend met de lasten die voortvloeien uit onuitstelbare en onontkoombare uitgaven, is op dit moment sprake van een sluitend financieel meerjarenperspectief. Hiervan is geen sprake meer, als ook de ‘knelpunten uit het bestaand beleid’ in de beschouwing worden betrokken. Met de wensen/nieuw beleid is dan nog niet gerekend. In onderstaande tabellen is een en ander financieel weergegeven.

Recapitulatie:

Tabel 6.1 Recapitulatie

Omschrijving  2018 2019 2020 2021 2022
 Middelenkader -455.288 -717.639 -1.181.869 -1.945.293 -2.316.562
 Onontkoombaar en onuitstelbaar 529.030 446.347 375.300 402.410 428.644
 Totaal 73.742 -271.292 -806.569 -1.542.883 -1.887.918

Tabel 6.2 Knelpunten bestaand beleid per categorie

Knelpunten bestaand beleid 2018 2019 2020 2021 2022
 - A: Niet beïnvloedbaar (> vier jaar) 171.500 1.391.117 987.277 810.307 822.287
 - B: Beïnvloedbaar op korte termijn                   (< twee jaar) 43.000 218.000 218.000 218.000 250.500
 - C: Beïnvloedbaar op (middel)lange termijn           (> twee jaar - < vier jaar) 0 90.000 90.000 90.000 133.225
 Totaal    214.500 1.699.117 1.295.277 1.118.307 1.206.012

Tabel 6.3 Nieuwe ontwikkelingen per categorie

Nieuwe ontwikkelingen 2018 2019 2020 2021 2022
 - 1: Urgent 20.000 385.000 365.000 310.000 290.000
 - 2: Belangrijk 0 107.300 55.000 71.250 87.313
 - 3: Nuttig 25.000 137.000 82.000 52.000 52.000
 totaal     45.000 629.300 502.000 433.250 429.313

 

Reëel sluitend meerjarenperspectief

Het is nodig dat Losser bij de begroting van 2019-2022 over een reëel en structureel sluitend meerjarenperspectief beschikt. Wanneer de knelpunten van het bestaand beleid voor categorie 1 en categorie 2 (voor de eerste twee jaar omdat het daarna te beïnvloeden is) en categorie 3 (voor de eerste drie jaar omdat het daarna te beïnvloeden is) worden verwerkt ontstaat het volgende beeld. 

Omschrijving 2018 2019 2020 2021 2022
Totaal tabel 6.1 73.742 -271.292 -806.569 -1.542.883 -1.887.918
 - A: Niet beïnvloedbaar (> vier jaar) 171.500 1.391.177 987.277 810.307 822.287
 - B: Beïnvloedbaar op korte termijn                        (< twee jaar) 43.000 218.000 218.000
 - C: Beïnvloedbaar op (middel)lange termijn           (> twee jaar - < vier jaar) 0 90.000 90.000 90.000 
  288.242 1.427.885 488.708 -732.576 -1.065.631

Tabel 6.4 Overzicht meerjarenperspectief inclusief knelpunten bestaand beleid die in weergegeven periode niet beïnvloedbaar zijn

Zoals uit tabel 6.4 blijkt is er op de korte termijn sprake van een niet sluitende meerjarenperspectief. Vanaf 2021 'kantelt' het beeld en is er sprake van een positief beeld. Overigens wordt hier wel de kanttekening bij gemaakt dat, hoe verder in de tijd, hoe minder betrouwbaar de cijfers zijn.

Vanzelfsprekend moeten de jaarschijven 2019 t/m 2022 in de Programmabegroting 2019 financieel 'sluiten'. Daarnaast moet ook sprake zijn van een reëel en sluitend meerjarenbeeld. Om dit te realiseren, wordt hieronder een aantal denkrichtingen aan de raad voorgelegd. Bij de behandeling van deze Voorjaarsnota vernemen we graag het standpunt van de raad ten aanzien van onderstaande opties / richtingen. Aan de hand van dit standpunt zal de Programmabegroting 2019 worden opgesteld, waarbij nog rekening wordt gehouden met mogelijke (financiële) effecten van ontwikkelingen die zich na het opstellen van deze Voorjaarsnota hebben voorgedaan. Daarbij is te denken aan het Interbestuurlijk Programma (IBP) en de zogenoemde Meicirculaire 2018. In het IBP hebben rijk, gemeenten, provincies en waterschappen afgesproken samen tien grote maatschappelijke opgaven aan te pakken. Te denken is aan het tegengaan van eenzaamheid, ondermijning en het terugdringen van het aantal mensen met problematische schulden. Hiervoor krijgen gemeenten en provincies extra geld. Met deze extra opbrengst is in de cijferopstelling rekening gehouden. Belangrijk is dat aan de lastenkant geen rekening is gehouden met extra uitgaven op dit vlak.

Er zijn drie type maatregelen die kunnen leiden tot een gezond financieel perspectief (voorbeelden bij type maatregel zijn niet uitputtend).

  1. Het verkrijgen van meer inkomsten door: belastingstarieven of prijzen (waar mogelijk) te verhogen (huren e.d.).
  2. Het verlagen van de uitgaven door: kwaliteit van diensten te verlagen, te stoppen met uitvoering van beleid of ontwikkelingen te temporiseren. Daarnaast kan worden onderzocht of een andere wijze van uitvoering van werkzaamheden kan leiden tot lagere uitgaven (privatisering of samenwerking met andere gemeenten). 
  3. Andere dekkingsmogelijkheden te benutten. De meest voor de hand liggen is een onttrekking uit de Algemene risicoreserve.

Ad 1: Overwogen kan worden om de Losserse inkomsten (huren, belastingen) te gaan verhogen. In de uitgangspunten voor het opstellen van de Voorjaarsnota is rekening gehouden met een indexering van de lokale heffingen. Overwogen kan worden de tarieven van de Onroerende zaakbelastingen of van andere belastingen te verhogen. Een verhoging van:

  • de ozb-tarieven met 1% levert een extra opbrengst op van ongeveer € 45.000;
  • de overige belastingen met 1%: € 4.000.

Door de lage rentestand, worden minder lasten aan de inwoners doorbelast via de afvalstoffen- en rioolheffing. Dit betekent een daling en/of een minder harde stijging van deze lasten voor de inwoners. Deze overweging kan worden meegenomen bij de afweging of al dan niet tot een verhoging van de belastingen moet worden overgegaan.

Ad 2: Hiervoor is nader onderzoek nodig. In de periode tot de behandeling van de Programmabegroting kan hier 'handen en voeten' aan worden gegeven.

Ad 3: Het is een 'gouden regel' dat structurele uitgaven van een gemeente ook met structurele middelen dienen te worden gedekt. Om die reden kan alleen incidentele dekking worden ingezet, als ook sprake is van incidentele lasten. De meest voor de hand liggen incidentele dekking is een onttrekking aan de Algemene risicoreserve. Een andere mogelijkheid is de verkoop van aandelenkapitaal.

In het coalitieakkoord staat dat de wenselijke bandbreedte van de weerstandsvermogen tussen de 1,4 en de 1,8 ligt.

De gemeenteraad heeft bepaald dat bij de berekening van de weerstandcapaciteit, geen rekening wordt gehouden met de zogenoemde ‘Stille reserves’. Bij ongewijzigd beleid ontwikkelt de weerstandsratio zich als volgt:

2019

2020

2021

2022

2,8

2,8

2,7

2,7

Hiermee bevindt de ratio zich ruim boven het in het coalitieakkoord wenselijk geachte niveau. Er is dan ook ruimte om incidentele dekkingsmiddelen in te zetten. Ter illustratie: een eenmalige onttrekking van € 2.500.000 aan de Algemene risicoreserve heeft tot gevolg dat de Weerstandsratio daalt naar (ruim) twee. Hiermee bevindt de ratio zich nog boven het niveau dat in het coalitieakkoord als wenselijk wordt aangemerkt.

Door de inzet van incidentele dekkingsmiddelen kan ruimte in het meerjarenperspectief worden verkregen door:

  • Deze als dekkingsmiddel te gebruiken voor incidentele uitgaven. Als voorbeeld is te denken aan de dekking van de kosten van de Agenda voor Twente, die immers een incidenteel karakter hebben.
  • Deze te gebruiken als ‘gebonden reserve’ om rente- en afschrijvingslasten te dekken.

 

Tenslotte

De positieve financiële gevolgen van de maartcirculaire zijn meegenomen, gecorrigeerd voor loon- en prijsstijgingen (ook het Sociaal domein) en de maximering van het btw-compensatiefonds. Daarentegen is met een tweetal ontwikkelingen nog niet gerekend. Dit zijn: de onderuitputting bij het rijk (met mogelijk structureel nadelige effecten voor het gemeentefonds) en de gemeentelijke bijdragen in het Interbestuurlijk Programma. De verwachting is dat hierover in de Meicirculaire 2018 nadere info wordt gegeven.