De gemeentebegroting wordt opgesteld:
a) met als uitgangspunt de besluitvorming van de raad over de gemeentebegroting 2024 en de voorjaarsnota 2024 (VJN24)
b) met verwerking van de mutaties als gevolg van de meicirculaire 2024.
c) met actualisering van prijs- en loonindex, inclusief actualisatie van de dienstverleningsovereenkomst (DVO) met Enschede.
In deze paragraaf schetsen we het financiële beeld van de voorliggende gemeentebegroting 2025.
Begrotingsbeeld
In het schema hieronder is het financiële deel van de begroting in een schema vervat.
Tabel 1.1.1 (bedragen x € 1.000)
| Nr. | Onderdeel | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 |
| 1 | Resultaat Gemeentebegroting 2024 | 388 | -3.313 | -64 | 0 |
| 2 | Resultaat Voorjaarsnota 2024 | -3.779 | -1.798 | -309 | 716 |
| Begrotingssaldo na VJN2024 | -3.391 | -5.112 | -373 | 716 | |
| 3 | Ontwikkelingen na VJN2024 | 200 | 85 | -20 | -107 |
| Begrotingssaldo 2025 tot en met 2028 | -3.191 | -5.026 | -393 | 609 |
Verklaring van de bedragen in de tabel 1.1.1:
Ad 1 en 2: Uitgangspunt zijn de door de gemeenteraad vastgestelde begroting 2024 en VJN24. Het resultaat van de VJN24 is inclusief het resultaat van de meicirculaire 2024 en sluit (op enkele afrondingsverschillen na) nagenoeg aan bij het resultaat uit de raadsinformatiebrief over de meicirculaire 2024.
Ad 3: dit zijn de financiële ontwikkelingen die zich na het vaststellen van de voorjaarsnota hebben voorgedaan. Deze worden hierna verder toegelicht.
Tabel 1.1.2 (bedragen x € 1.000)
| Nr. | Verklaring Ontwikkelingen na VJN24 | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 |
| 1 | Kostenverdeling | -52 | -39 | -68 | -89 |
| 2 | Meicirculaire 2024 | 426 | 298 | 222 | 155 |
| 3 | Personeel en formatie | -174 | -174 | -174 | -174 |
| Totaal | 200 | 85 | -20 | -107 |
1) Kostenverdeling
Alle kosten die niet direct aan de programma's en taakvelden kunnen worden toegerekend worden verzameld op de kostenplaatsen. Het gaat dan vooral om kosten voor de bedrijfsvoering. De personeelskosten en de kosten van de dienstverleningsovereenkomst met Enschede zijn hiervan de grootste posten, verder gaat het bijvoorbeeld om huisvesting en materieel. Aan de hand van een vastgestelde verdeelsleutel worden deze kosten aan de programma's en taakvelden toegerekend. Hierdoor ontstaat een klein nadeel.
2) Resultaat meicirculaire 2024
In de raadsinformatie naar aanleiding van de meicirculaire 2024 (4 juli 2024) zijn de financiële effecten van de circulaire op het gemeentefonds doorgerekend. In de voorjaarsnota 2024 was deels al op deze effecten geanticipeerd.
De hogere uitkering uit het gemeentefonds is voor het overgrote deel bedoeld voor de compensatie van loon- en prijsstijgingen waar gemeenten mee te maken hebben. Voor een deel vindt ook compensatie van de nog resterende bijzondere uitkeringen binnen het Sociaal Domein plaats. Omdat we in de VJN24 al de reële kosten hebben geraamd valt dit voordeel nu vrij in het resultaat. Dit voordeel is dus aanvullend op het beeld dat in de raadsinformatiebrief over de meicirculaire 2024 is geschetst.
3) Personeel en formatie
Aanvullend op de actualisatie van de formatie en bezetting houden we in de begroting rekening met een aantal kosten waarmee we in de VJN24 nog geen rekening mee hebben gehouden, zoals verhoging van budgetten voor flankerend personeelsbeleid. Te denken valt aan scholingskosten, door uitbreiding van de formatie.
Vertrekpunt van tabel 1.2.1 is de regel 'Begrotingssaldo 2025 tot en met 2028' uit tabel 1.1.1.
Tabel 1.2.1 Structureel en incidenteel begrotingssaldo (bedragen x € 1.000)
| Saldoverloop (bedragen x € 1.000) | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 | |
| 1 | Begrotingssaldo 2025 | -3.191 | -5.026 | -393 | 609 |
| 2 | Af: Saldo incidentele baten en lasten | -4.975 | -3.893 | 170 | 18 |
| 3 | Structureel saldo financieel perspectief GB2025 | 1.783 | -1.133 | -564 | 591 |
Toelichting:
Het BBV schrijft voor dat de meerjarenraming in de begroting ook een overzicht bevat van de geraamde incidentele baten en lasten per programma. Dit overzicht is opgenomen in hoofdstuk 4.4. Het saldo van incidentele baten en lasten is van belang. Dit om aan te kunnen tonen dat zowel op de korte als de lange termijn geen structurele lasten worden gedekt met incidentele baten. Dit structurele saldo is ook voor de provincie van belang in het kader van het Interbestuurlijk toezicht (IBT) en dient positief te zijn. Het structurele saldo blijkt uit de regel 'Structureel saldo financieel perspectief' in de tabel hier boven.
Voor de jaren 2025, 2026 en 2027 wordt een tekort geraamd van respectievelijk € 3.191.000, € 5.026.000 en € 393.000, 2028 sluit met een overschot van respectievelijk € 609.000. Daarbij dient bedacht te worden dat de tekorten een incidenteel karakter hebben en daarmee ook incidenteel kunnen worden gedekt. De gevolgen van de kortingen van het rijk vanaf 2026 zijn overigens ook duidelijk zichtbaar. Het structurele saldo, dat in 2025 € 1,8 mln. positief is, valt met € 2,9 mln. terug. Het jaar 2026 wordt om die reden ook wel het ‘ravijnjaar’ genoemd.
In 2025 en 2028 is sprake van een reëel en structureel sluitend financieel perspectief. Dat betekent dat alle structurele lasten ook gedekt zijn door structurele baten. Mede door de hiervoor al genoemde kortingen van het rijk sluiten de jaarschijven 2026 en 2027 structureel met een negatief resultaat van respectievelijk € 1.133.000 en € 564.000. Voor het te voeren financieel begrotingsbeleid is het structureel evenwicht van belang. Dit criterium is ook de invalshoek voor de beoordeling van onze begroting door de toezichthouder (college van Gedeputeerde Staten).
De Losserse financiële huishouding is dermate robuust, dat de incidentele tekorten in de begroting voor de jaren 2025, 2026 en 2027 alleszins acceptabel zijn. De voorstellen uit de voorliggende begroting betekenen een kwaliteitsimpuls voor de gemeentelijke voorzieningen en een verbetering van het niveau van dienstverlening voor 2025 en volgende jaren. De incidentele dekking uit de algemene middelen is dan ook te rechtvaardigen. Dat blijkt ook uit het meerjarig verloop van de weerstandsratio, die door de negatieve saldi de komende jaren weliswaar daalt maar nog ruim boven de afgesproken bandbreedte van de weerstandsratio van 1,4 - 2,0 blijft.